Hoofdstuk 22

 

 

 

‘Dit slechte weer stuurt al je plannen om vannacht weer te posten in de war,’ zei Sarah op de tweede avond van hun wake tegen Nate.

Ze stonden achter de hordeur van de boerderij naar de regen te kijken, die zo dicht neerviel dat ze de schuur niet eens konden zien. De wind huilde om het huis waardoor de takken van de bomen heen en weer zwiepten. Gelukkig stond hij de andere kant op, anders waren ze nog kletsnat geworden met alleen die hordeur tussen hen en de kracht van de storm in. Maar wat Sarah meer zorgen baarde, was een geheel andere natuurkracht, eentje die achter haar stond, dicht bij haar, maar niet tegen haar aan. Eigenlijk wilde ze het liefst achterover tegen hem aan leunen, maar ze bleef stokstijf staan waar ze stond.

‘Slecht weer is Gods wil, nietwaar?’ vroeg hij. ‘Misschien denkt hij dat ik meer dan drie uur slaap nodig heb, al kan ik me niet voorstellen dat ik hier doorheen slaap.’

‘Het is maar goed dat ik vandaag niet verder ben gegaan met schilderen, anders was het er meteen weer afgespoeld of gaan bladderen,’ zei ze, in de hoop dat hij zou beseffen dat het een grapje was.

Wat ze niet had gezegd, was dat ze heel erg in dubio had gestaan of ze wel aan haar quiltpaneel zou gaan werken. Hoe verder ze ermee kwam, hoe meer ze het gevoel had dat ze de schuur van haar familie in gevaar bracht. Toch wilden ze zo de brandstichter hierheen lokken.

Op een avond als deze zouden ze hem echter nooit zien, laat staan te pakken kunnen nemen.

‘Hoe bereiden jouw mensen zich voor op noodweer als ze niet weten dat het eraan komt?’ vroeg hij. ‘Geen internet, geen tv…’

‘Soms via via, maar meestal van een radio op batterijen waarop we naar het weerbericht luisteren. Daad heeft er boven een, dus ik denk dat hij daar zit. De anderen zijn allemaal in de woonkamer.’

Ze wist dat Nate via zijn satelliettelefoon met zijn supervisor Stan Comstock had gesproken. Van hem had hij gehoord dat de storm een heel groot gebied bestreek.

Toen een bliksemflits hen verblindde, schrokken ze allebei op. Ergens heel dichtbij knalde een vreselijke donderslag.

Hij legde zijn handen zwaar op haar schouders.

‘Het laatste waar we op zitten wachten, is dat de bliksem vannacht in de schuur inslaat,’ zei hij. ‘Het is maar goed dat er bij de vijver een paar hoge bomen staan, want die leiden de bliksem misschien af. Volgens Stan is er ten zuiden van hier een tornadowaarschuwing afgegeven, maar je weet nooit waar zo’n tornado precies gaat toeslaan.’

‘En daarom…’ klonk Daads stem achter hen. ‘…vertrouwen wij op de Heer, die geeft en neemt. Sinds dat laatste dreigbriefje vind ik ook dat we de brandstichter het Beest moeten noemen. Gaan jullie nu weg bij die deur, want ik ga na die klap even bij de schuur kijken. Ga je mee, Nate?’

‘Ja, goed. Met deze storm zal niemand vanavond een schuur in brand steken.’

Hoewel ze de paarden de laatste tijd in het land hadden gezet voor het geval de brandstichter zou toeslaan, hadden ze de vier grote trekpaarden en de drie koetspaarden nu noodgedwongen binnengezet. De dieren zouden niet alleen onrustig worden als ze buiten bleven, maar ze konden ook door de bliksem of rondvliegende brokstukken geraakt worden.

Daad,’ zei Sarah. ‘U weet dat Sally altijd gek wordt van bliksem. Ik ga ook mee.’

‘Je bent veranderd, meisje,’ zei Daad. ‘Nog geen twee weken geleden had je gevráágd of je mee mocht.’

Du moment dat ze Daads stem hadden gehoord, had Nate zijn handen van haar schouders gehaald. Haar vader keek eerst naar haar, toen naar Nate. Toen draaide hij zich om en ging naar de woonkamer, om met haar moeder te praten, nam Sarah aan. Toen hij weer terugkwam, had hij drie jassen en twee grote zaklantaarns bij zich, waarvan hij er eentje aan Nate gaf.

Nate had moeite de jas over de rugzak die hij droeg te trekken. Aangezien Amish-kleren geen zakken hadden, droeg hij zijn satelliettelefoon en gsm’s daarin met zich mee. Een paraplu hadden ze niet, en die had ook geen nut omdat die onmiddellijk zou omklappen of uit hun handen zou waaien.

Op de veranda wachtten ze tot de regen even minder zou worden. Uiteindelijk, toen Mamm de keuken in kwam om te zien of ze al weg waren, ging Daad hen voor naar buiten.

De wind sloeg hen in het gezicht, rukte aan hun kleren en wierp bladeren en steentjes tegen hun huid. Hun ogen zover samenknijpend dat ze bijna niets zagen, strompelden ze door de plassen. Nate trok haar naast zich, en samen bogen ze zich vlak achter haar vader tegen de wind in.

‘Vijfenzestig, zeventig kilometer per uur,’ dacht Sarah Nate te horen zeggen, maar door het gegier van de wind kon ze het niet goed verstaan. Aan de kant van de schuur waar ze uit de wind stonden, onder haar deels geschilderde quiltpaneel, duwden Daad en Nate samen de deur zo ver open dat ze naar binnen konden glippen. Snel deden ze hem weer dicht.

Binnen was het een oase van rust, al gierde de wind om de schuur. Bij elke donderslag stelde Sarah zich voor dat het gebouw zijn keel schraapte of dat zijn maag knorde, als van een reus in wiens buik ze zaten. In de tocht en wind leek de hele schuur naar adem te happen. Zonder het licht van de lantaarns zag de schuur er zo anders uit dan anders. De duisternis leek de stralen van hun zaklampen op te slokken. Hoe vreemd het ook was, ze had bijna het gevoel of ze hier nog nooit eerder geweest was.

Hoe zou de brandstichter zich gevoeld hebben toen hij besloot een schuur ten gronde te richten?

Nate en Daad lieten hun lichtbundels over de vloer spelen, zodat ze konden zien waar ze liepen op weg naar de snuivende, stampende paarden die achter in hun boxen stonden. Er kraakte iets, ergens anders bonkte iets ergens tegenaan, net als die dag in de schuur van de Millers voordat de brand uitbrak, toen het ook had geregend, maar niet zo hard.

Daad ging naar de trekpaarden, klopte hen op de hals en praatte zachtjes in het Duits tegen zijn grote, blonde baby’s. Sally schudde met haar hoofd, en in het licht van de zaklantaarn die Nate vasthield, was het wit van haar ogen te zien.

‘Redt ze het zo in het donker als jij bij haar blijft?’ vroeg Nate, terwijl Sarah de merrie aaide en haar sussend toesprak. ‘Ik wil graag even naar de zolder en een rondje door de schuur maken. Even kijken en ruiken of de bliksem iets geraakt heeft. Er zijn dingen die heel lang kunnen smeulen voor ze daadwerkelijk in brand vliegen.’

Hun blikken haakten zich in elkaar. Wanneer hij zo naar haar keek, kon ze de hitte tussen hen bijna voelen.

‘Ja, hoor, we rooien het wel, hè meisje?’ zei Sarah, maar ze keek vlug weg.

Al snel hoorde ze haar vader ook door de schuur lopen, waarbij hij de lichtbundel van zijn lantaarn in alle hoeken liet schijnen. Ze ademde diep in, in de hoop dat ze geen rook zou ruiken. Nee. Ze haalde zich dingen in het hoofd, liet de geluiden van buiten haar net zo gek maken als Sally.

Het leek een eeuwigheid te duren voordat Nate en Daad weer naar haar terugkwamen. Toen ze hun lantaarns naar beneden richtten, zagen ze er door de schaduw die op hun gezichten viel erg griezelig uit.

‘Tot het een beetje minder wordt, blijf ik hier. Nate, wil jij terug naar de boerderij of het grossdaadi haus?’ vroeg Daad.

‘Ik geloof niet dat iemand de schuur vanbuiten ook maar kan zien. We weten al dat het Beest heel slim is, dus hij of zij moet weten dat het gekkenwerk zou zijn om vannacht brand te stichten. Wil je dat ik Sarah naar huis breng en daarna terugkom? Dan kan zij de rest vertellen wat we aan het doen zijn.’

‘Wat dacht je ervan als je dan wat koffie en koekjes of misschien pasteitjes mee terug nam?’ vroeg Daad, waarop hij zich weer naar de paarden wendde.

Eigenlijk wilde Sarah ook blijven om voor haar paard te zorgen, maar omdat haar vader eerder die opmerking had gemaakt dat ze geen toestemming had gevraagd, hield ze zich stil. Trouwens, ze was hier nog schichtiger dan die arme Sally.

Samen met Nate wachtte ze even tot het iets minder hard regende. Toen renden ze hand in hand naar de veranda van de boerderij. Toen ze bijna uitgleden in een modderpoel, wist zij hem beter te ondersteunen dan hij haar. Het liefst wilde ze huilen, lachen. Dat alle gevaar week, zodat ze hier gewoon op een rustige avond in juni met Nate kon zijn. Was hij maar haar vrijer, was hij maar Amish… maar ja, dan zou hij Nate niet zijn.

Mamm,’ riep Sarah toen ze haar moeders silhouet achter de hordeur ontwaarde. ‘Daad en Nate blijven nog een tijdje in de schuur, maar kunt u een thermos koffie maken en wat te eten voor ze inpakken?’

Zonder iets te zeggen draaide Mamm zich om. ‘Je moet iets droogs aantrekken,’ zei Sarah tegen Nate, terwijl ze op de veranda stonden. Haar eigen kleren kleefden als een tweede huid tegen haar aan. Toen ze haar jack had uitgetrokken en uitgeschud had, bleef Nate naar haar kijken.

‘Hallo, ik heb maar één outfit… één kans om Amish te zijn,’ zei hij. ‘Zeg maar tegen iedereen dat ze zich geen zorgen over je vader en mij hoeven maken.’

Vervolgens trok hij haar weg bij de deur. Tussen de deur en het raam staand trok hij haar stijf tegen zich aan. Met hun knieën en voorhoofd dicht tegen elkaar omhelsden ze elkaar krampachtig. Elkaar kussen deden ze niet, ze hielden elkaar alleen maar overeind in de loeiende storm, maar het deed haar hoofd tollen, alsof hij haar helemaal van de wereld had gekust.

Er viel haar een heel rare gedachte in. Hoewel Nate hier de buitenstaander was, had ze ineens het gevoel dat zij dat ook was. Op dat moment voelde ze zich dichter bij hem staan dan bij haar familie of haar vrienden of haar eigen gemeenschap.

Toen ze Mamms haastige voetstappen in de keuken hoorden, lieten ze elkaar abrupt los.

‘Hier, ik heb er twee zakken omheen gedaan,’ zei Mamm.

‘Ga maar slapen,’ zei Nate tegen hen beiden.

‘Alsof dat lukt met dit kabaal,’ zei Sarah.

Nog even bleef hij op de veranda staan dralen. Toen rende hij de natte, verzwelgende nacht in.

Mamm hield de deur voor haar open. Druipend van de regen ging Sarah naar binnen. ‘We moeten sterk zijn,’ zei Mamm, haar arm om Sarahs natte schouders slaand. ‘Maar ook niet te overmoedig. Op het rechte pad blijven, dat is altijd het beste.’

‘Dat kan wel zo zijn,’ zei Sarah, ‘maar in zo’n zware storm valt dat niet mee, een storm waar ik niet om gevraagd heb, een storm waar ik niet doorheen kan kijken.’ Wist haar moeder dat ze het over Nate had? Dat had Mamm toch bedoeld, nietwaar?

Mamm zag eruit of ze nog meer op haar hart had. Rond haar ogen waren fijne zorgrimpeltjes zichtbaar. ‘Nate is een goede Englische man, en ik mag hem graag,’ zei ze. ‘Maar je kunt hem niet krijgen, Sarah.’

‘Als het zou betekenen dat hij weg zou gaan, zou ik zelf die schuur in brand steken en bekennen dat ik die andere branden had gesticht,’ flapte ze eruit. Meteen daarop vluchtte ze de keuken uit.

 

‘Ik merk dat Sarah en jij erg op elkaar gesteld raken,’ zei Ben Kauffman tegen Nate, terwijl ze naast elkaar op een paar hooibalen in de schuur zaten. De donder en bliksem leken van verder weg te komen, maar nu was er dit… een gesprek dat Nate helemaal niet wilde voeren.

‘Ja, ze heeft me enorm goed geholpen. Vanwege haar schilderingen op de schuren heeft het vinden van de brandstichter voor haar ook iets persoonlijks.’

‘Maar zo is het tussen jullie ook aan het worden… persoonlijk.’

Het was niet zo dat Ben zijn stem verhief. Sterker nog, hij was amper te verstaan boven de regen, die nog steeds op het dak kletterde. Nate wist dat de Amish-man hem niet zo direct zou aanspreken als hij in de moderne wereld gewend was. Op de een of andere manier maakte dat het moeilijker dan als ze er ruzie over konden maken of zelfs met elkaar op de vuist konden gaan. Hij wist zelf niet eens hoe hij zijn gevoelens voor Sarah onder ogen moest zien.

‘Ze is een heel bijzondere vrouw,’ zei hij. ‘Intelligent en heel getalenteerd.’

‘En op dit moment wordt ze verleid door dingen die ze niet kan hebben, een wereldse carrière in de kunst en een buitenstaander, hoe aardig die ook is.’

‘Haar door God gegeven talent om te tekenen en schilderen… waarom mag ze daar niets mee doen? Sommige Amish bouwen schuren, sommigen quilten, sommigen telen en verkopen lavendel, sommigen bakken pasteitjes, sommigen bouwen vogelhuisjes en tuinhuisjes en boeren ook nog.’

‘Eigenlijk hoopte ik dat je zou begrijpen dat de reden dat de Plain People het na al die jaren nog steeds redden komt door hun eensgezindheid in wat ze willen, hun tradities en hun geloof.’

‘Ja, dat snap ik, maar individuele verschillen binnen de groep moeten toch ook gekoesterd en aangemoedigd worden, nietwaar?’

Bedachtzaam nam Ben een slok koffie. Toen boog hij zich naar Nate toe en legde zijn hand op diens schouder. ‘Zodra je de brandstichter gevonden hebt, willen we dat je met goede herinneringen aan de Home Valley en de familie Kauffman vertrekt. Maar we willen niet dat je onze Sarah meeneemt.’

‘Als ze hier weggaat, is dat haar beslissing, niet de mijne, dat beloof ik u in elk geval. U hebt het goedgevonden dat ik tegen de gemeenschap loog dat ik weg zou zijn, en wel om een goede reden, maar ik kan niet liegen tegen iemand die zo’n goede gastheer voor me geweest is als u, Mr. Kauffman. Ik geef heel veel om Sarah, en ik kan alleen maar beloven dat ik haar zo goed mogelijk zal steunen bij de beslissingen die ze neemt, wat die ook mogen zijn.’

‘Laten we dan afspreken dat het háár beslissingen zullen zijn.’

‘Prima. Maar als het niet mijn beslissingen mogen zijn, dan ook niet die van haar ouders. Alleen die van haarzelf.’

Als antwoord knikte Ben, en de mannen schudden elkaar de hand. Daarna bleef het stil tussen hen, en dat kwam niet door het gehuil van de wind of het gekletter van de regen.

 

‘Je had niet tot sluitingstijd in het restaurant hoeven blijven,’ zei Ray-Lynn tegen Jack toen hij met haar mee naar de auto liep. Die van hem zag ze niet staan, dus die stond waarschijnlijk nog bij het bureau. ‘Het is niet de eerste keer dat ik in een zwaar onweer naar huis rijd. Bovendien lijkt hij over zijn hoogtepunt heen, op dit moment miezert het nog een beetje. Wat ruikt het lekker fris en schoon, vind je niet?’

‘Als je een gratis lijfwacht aangeboden krijgt, moet je die gewoon accepteren, Ray-Lynn. Goed, het is hier geen vrijhaven voor criminelen, behalve die brandstichter dan, maar je kunt niet voorzichtig genoeg zijn als je ’s avonds naar je auto loopt. Helaas rukken de gevaren van de stad steeds meer op naar het platteland. Hier, laat me die paraplu over ons allebei heen houden. Heb je zin om een eindje te lopen?’

‘Ja, hoor. Net als in die oude film, Singing in the Rain. En dan gaan we dansen door de plassen.’

‘Als je wilt, kunnen we wel een keer gaan dansen.’

Ze schoof haar arm door de zijne, die hij stevig tegen zich aan drukte. ‘Hoor eens, je doet hier geweldig werk, Jack, maar ik kan niet geloven dat Nate alles nu aan jou heeft overgelaten. Hij heeft nog niet eens gebeld uit Columbus, hè? Zou hij niet hier moeten zijn om een oogje in het zeil te houden?’

Even leek het haar of hij iets wilde zeggen, maar hij bedacht zich.

‘Hij is op tijd terug voor het bouwen van de schuur zaterdag,’ zei hij.

‘Nou, ik hoop dat hij inmiddels bewijsmateriaal heeft, of in elk geval een goed aanknopingspunt. Denk je dat dat zo is?’

‘Maak jij je daar nou maar geen zorgen over. Maar als je een quiltpaneel van Sarah op de voorkant van het restaurant had of zelfs een muurschildering binnen, zou ik dat waarschijnlijk niet zeggen. We weten nog steeds niet of de brandstichter de schuren van de Amish-kerkleiders uitkiest vanwege haar kunst.’

‘Nou, ik vraag me af of Nate ten minste van de storm gehoord heeft. Ik zag een paar van Peters dierbare kranten als papieren zakdoekjes door de straat waaien. Als hij lang genoeg van zijn werk zou opkijken om het te zien, kreeg hij vast een rolberoerte. Nu moet hij naast de branden en de bouw van de schuur ook nog een artikel over het weer schrijven.’

‘Zoals ik al zei, als hij ook maar iets tegen je durft te zeggen, al is het maar dat zijn koffie koud is, dan moet je me dat vertellen. Hé, zag je dat licht in de doe-het-zelfzaak? Morgen zullen ze geweldig goede zaken doen met het verkopen van kettingzagen en zo om afgewaaide takken in stukken te zagen. Ik vraag me af of Mr. Baughman zich aan het voorbereiden is op de invasie,’ zei hij. ‘Zo te zien zijn ze nog steeds open. Voor de verandering brandt er niet alleen licht in het kantoor van Peter.’

‘Maar als daar het licht aan is, is het meestal een stuk feller,’ zei Ray-Lynn.

‘Goed gezien, dat licht is inderdaad nogal zwak. Als Mr. Baughman heeft besloten een lamp aan te laten tegen inbrekers, had hij dat tegen me moeten zeggen. Oké, ik breng je naar de auto, daarna ga ik even kijken.’

‘Man, we zijn er bijna. Ga jij maar even, dan wacht ik hier wel.’

Terwijl Jack de straat overstak, bleef ze voor de Amish Antique Shop staan, waar sommige dingen helemaal niet Amish waren en andere beslist niet antiek. Aan de rand van de stad kon ze de lichtjes van McDonald’s en Wendy zien, waarvan ze ooit had gedacht dat die haar restaurant de kop zouden kosten. De laatste tijd had ze geen enkele concurrentie van ze ondervonden. Behalve voor de plaatselijke bevolking hadden niet-Amish eetgelegenheden weinig aantrekkingskracht.

Zij begon echter wel de aantrekkingskracht van Jack te voelen. Nee, niet begon. Om de een of andere reden had die man haar van het begin af aan al geraakt, en het zat hem niet alleen maar in die supermannelijke marine-uitstraling of het kekke politie-uniform. Misschien was het zijn diepe eenzaamheid, een zachte kant die hij uit alle macht probeerde te verbergen.

Langzaam liep ze iets dichter naar de doe-het-zelfzaak toe. Nu er de laatste tijd zo veel bezoekers en vreemdelingen in de stad waren, snapte ze wel dat Mr. Baughman ’s nachts een lampje liet branden. Jack had gelijk dat misdaad oprukte naar het platteland, al was die bende autodieven waar Jacob Yoder bij betrokken was geraakt zo’n beetje het ergste wat mensen in de Home Valley was overkomen. Voordat die gehaaide brandstichter schuren in brand was begonnen te steken, althans.

Ze sloeg Jack gade, die voorzichtig door de etalageruit de winkel in keek en toen weer achteruit sprong. Wat was er? Er was toch geen inbraak gaande? Schielijk drukte ze zich tegen de pui van de Hair Port Barber Shop. Daarna gleed ze verder, langs de Hole in the Wall, de pizza- en broodjeswinkel.

Als Jack zich in gevaar begaf, zou hem dan niets overkomen?

Voorzichtig liep ze door, tot ze de doe-het-zelfzaak in kon kijken, die tussen de apotheek en de buurtsuper zat. Nu ze de winkel in keek waar Jack naar binnen was gegaan, was het net of ze naar een wazig tv-beeld keek.

Een kreet ontsnapte haar. Jack was daarbinnen, en hij had zijn pistool getrokken!

 

In de veronderstelling dat het Stan Comstock was die verslag uit kwam brengen, pakte Nate zijn satelliettelefoon toen die afging. Op de nummermelding stond het nummer van de sheriff. Terwijl Nate sprak, bleef hij Sarahs paard klopjes geven.

‘Met Nate.’

‘Hoor eens, ik ben op het bureau, ik heb net Mike Getz en Cindee Kramer wegens inbraak gearresteerd, al had zij een sleutel… en wegens poging tot diefstal. Net toen ze Mikes pick-up aan het volladen waren met spullen uit de winkel, heb ik ze betrapt. Volgens mij rommelde zij met de boekhouding zodat het niet op zou vallen. Waarschijnlijk dachten ze dat de storm de mensen wel van de straat zou houden en niemand hen zou zien.’

‘Goed gedaan! Dus in plaats van Jacob hebben we nu een andere verdachte achter slot en grendel, uit de buurt van de weilanden en de schuren.’

‘Precies, maar moet je horen wat ze aan het inladen waren. Wat gereedschap en kampeergerei, waaronder zo’n houtbriket, zoals die waarmee de schuur van de Schrocks is aangestoken volgens jou. Maar hou je vast, ze hadden ook een tweepits gasstel en twee flessen vloeibaar propaan om het aan te steken… of iets anders in de hens te zetten.’

‘Bingo! Tot nu toe heeft de brandstichter voor elke brand een andere methode gebruikt, en met propaan lukt het zeker. Wees er voorzichtig mee, want zelfs van een drupje krijg je al vriesblaren.’

‘Vriesblaren? En met dat spul maak je vuur? Enfin, wil je morgenochtend even met een van hen of beiden babbelen?’

‘Ik verstop me wel weer in Sarahs koets wanneer ze morgen pasteitjes naar Ray-Lynn gaat brengen. Laten we hopen dat Getz onze man is. En ik hoop dat ik hem alleen kan ondervragen, zodat niemand weet dat ik terug ben.’

‘Wil je dat ik hem eerst onder handen neem? Ik heb die vent al vanaf het begin niet vertrouwd. Altijd maar toevallig in de buurt zijn om de held uit te hangen, bah.’

‘Als je het goedvindt, doe ik het liever zelf, want we willen hem in verband brengen met de branden. Met die briketten en propaan… je weet uit ervaring wel dat zulke dingen vaak geen toeval zijn. Nadat ik hem ondervraagd heb, moet jij me maar even hiernaartoe terugbrengen. Zet me maar ergens in de buurt van de Kauffmans af, dan loop ik de rest wel. Tegenwoordig zie ik er heel Amish uit, maar voor het verhoor neem ik mijn eigen kleren wel mee. Die twee zitten toch niet samen in de cel, wel?’

‘Zodat ze samen een verklaring kunnen bedenken? Dacht het niet. Nee, ik heb Getz in het magazijn laten zetten.’

‘Bedankt voor je hulp. Misschien is dit net wat we nodig hadden. Tot morgen, hopelijk halen ze er geen advocaat bij.’

‘Tot nog toe niet. Het wordt een lange nacht zonder hulpsheriff, maar ik kan er nu, met al die rommel op de weg door de storm, niet eentje uit Wooster laten komen. Tot kijk.’

Een campinggasstel en propaan, dacht Nate terwijl hij Stan Comstocks nummer intoetste. Daarna zou hij Mark Lincoln in Columbus bellen. Ja, het propaan dat in Getz’ auto was aangetroffen zou de schuur van de Hostetlers of deze finaal in de as kunnen leggen.