Hoofdstuk 15
Terwijl de Amish zaterdagochtend vroeg met vereende krachten alles opzetten voor de veiling, haastte Sarah zich naar de tafel waar haar vriendin Ella haar lavendelproducten verkocht om voor de grote drukte een aantal dingen te kopen. Nu al waren mensen in de naastliggende weilanden bezig hun auto te parkeren, en om het terrein heen stond al een woud van zwarte koetsen. Gelukkig was het prachtig weer, fris en helder. Het feit dat dit de eerste dag van Memorial Day-weekend was, gaf de modernen een extra vrije maandag, dus waarschijnlijk hadden ze meer zin in winkelen dan anders. Sarah vroeg zich af of de brandstichter ook zou komen… als het Jacob niet was.
‘Ik wil graag nog een fles shampoo en een paar geurzakjes,’ zei ze na wat met haar vriendin gebabbeld te hebben. Intussen hielp ze Ella met uitpakken en tentoonstellen van haar spullen. ‘Hm,’ zei Sarah, een smal gequilt zakje oppakkend dat heerlijk geurde. ‘Ik zie dat je hier een briefje bij hebt gedaan dat dit motten afschrikt. Als ik een mot was, kwam ik er juist op af.’
‘Waarschijnlijk ruik je het niet, maar ik heb er wat wijnruit bij gedaan,’ legde Ella uit. ‘Ik wilde geen dingen verkopen die geen nut hadden.’
‘O, juist,’ zei Sarah. Daar had je het weer, mopperde ze in stilte, maar misschien had Ella het niet bedoeld als kritiek op haar schilderingen. Nee, zo langzamerhand werd ze daar wat al te gevoelig voor, maar als de brandstichter het nu wel op haar werk gemunt had? Toen ze zich weer terug repte naar de tafel met de vogelhuisjes van haar vader, waar ze beloofd had een tijdje achter te staan, had ze het gevoel dat ze gadegeslagen werd.
Toen zag ze dat dat ook zo was.
Intussen was Nate ook aangekomen, en hij keek haar kant op. Maar hij kwam niet naar haar toe, hij zwaaide alleen maar en liep een beetje rond. Als een soort bewaker, die haar mensen natuurlijk nooit zouden inhuren, zag ze hem het schoolgebouw in- en uit gaan. Nou ja, hield ze zichzelf voor, terwijl ze zich met haar doos met kleingeld en kleine coupures achter de tafel installeerde, Nate en zij waren niet de enigen die vandaag zenuwachtig waren. Al vanaf het begin was sheriff Freeman hier geweest. Hij had de Amish-mannen geïnstrueerd die het parkeren in goede banen zouden leiden en keek steeds om zich heen of hij ook misdadigers onder de mensen kon ontdekken. Zelfs de Amish, die alles aan God overlieten, waren gespannen. Dit was een belangrijke dag, eentje die hen allemaal met vreugde kon vervullen in plaats van angst.
Daad had een teleurgestelde Gabe thuisgelaten met een geladen jachtgeweer, al had hij beloofd hem na twaalven te komen aflossen. Mr. Miller, die zakken met rabarber uit hun koets stond te laden, had gezegd dat hij zijn zoon Noah in hun schuur had achtergelaten met de instructie de vloer van de zolder te repareren en goed op de schuur te passen, ook al was het nog klaarlichte dag. Ook Mr. Hostetler, die eveneens een schildering op zijn schuur had, had iemand die ’s nachts de schuur bewaakte sinds de brandstichter in het donker had toegeslagen. Het was triest en beangstigend, dacht Sarah terwijl ze haar eerste vogelhuisje verkocht, dat haar quiltpanelen een soort bezweringstekens werden, niet om rampen af te weren, maar om ze aan te trekken.
Nate had de hele omgeving verkend. Hij stond versteld over het aanbod van goederen, van gebak en prachtige handgemaakte meubelen van eiken-, kersen- en esdoornhout, wat hij verwacht had, tot landbouwmachines, wat hij niet verwacht had. Langzaam liep hij langs de rijen met ploegen, waar hij een antieke McCormick-Deering-tractor tussen zag staan, en twee soorten machines die hij niet herkende. Van Reuben Schrock hoorde hij dat het schovenbinders en mestverspreiders waren. Tegen de oostkant van het schoolgebouw stond nieuw- en gebruikt gazongereedschap, sommige met een prijskaartje, de rest in afwachting van een bod, dat op het kaartje geschreven kon worden. Tussen de strobalen – of was het hooi? – stonden koetsen, vier karren en een slee.
Intussen waren zowel de mannen als de vrouwen bezig stalletjes of tafels in te richten met allerlei waren die de Amish samenvatten onder de term ‘mondvoorraad’, zoals ijs, zoete popcornballen en rijk belegde sandwiches, om nog maar te zwijgen over de voorbereidingen voor de lunch – o nee, Sarah had gezegd dat zij het ‘middageten’ noemden. Nog even, dan lag er vijfhonderd pond kip op de barbecue die ze aan het opstellen waren. Vanochtend had hij alleen maar een paar pasteitjes en een kop koffie in VERA gehad, en zijn maag knorde.
De handgeschilderde borden die de jongens in de grond sloegen, verkondigden dat het middageten vanaf elf uur geserveerd werd. Het zou bestaan uit kip, noedels en aardappelpuree, sperzieboontjes, dressing, jus, koolsla en broodjes met een stuk rabarber-roomtaart of volkorenpecantaart, inclusief een glas ijsthee of frisdrank. In plaats van een vaste prijs was de maaltijd verkrijgbaar voor een ‘gulle donatie’.
Onder de andere dingen die te koop werden aangeboden, bevonden zich Ben Kauffmans vogelhuisjes en op maat gemaakte tuinhuisjes, verschillende handgemaakte spullen en zelfs de lavendelproducten van Ella Lantz, die een geur om zich heen verspreidden die hem aan Sarah deed denken. Vreemd genoeg deed die geur hem nog meer het water in de mond lopen dan de aanblik van al dat eten.
Overal scharrelden schattige kindertjes rond, de meesten op blote voetjes, door hun kleding een soort miniatuurtjes van hun ouders, terwijl de lagereschooljeugd rond het volleybalnet, de schommel en de glijbaan op het schoolplein verzameld was.
Ook binnen in het schoolgebouw had Nate de boel al geïnspecteerd. Het was moeilijk te geloven dat de school, aan het eind van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, nog bestond uit één lokaal met een garderobe en een ronde kachel. Geen tv of laptop te bekennen. Voor de zoveelste keer had hij het gevoel dat hij teruggereisd was in de tijd, naar de dagen van de eerste kolonisten.
Overal in het schoollokaal hingen quilts aan waslijnen langs de muur, aan het schoolbord of over palen die op schragen rustten.
Nadat hij een rondje over het terrein had gemaakt, had hij even met de sheriff gesproken. Jack wist hem te melden dat Jacob het gros van de nacht in zijn cel had lopen ijsberen, maar dat hij flink ontbeten had. Vanochtend zouden zijn ouders langskomen, dus waarschijnlijk waren Mr. en Mrs. Yoder de enige mensen uit de omgeving die vandaag niet naar de veiling kwamen.
Veel van de aanwezige Amish knikten Nate toe, noemden zijn naam in het voorbijgaan of lachten hem toe. Vreemd dat hem dat zo goeddeed. Niet alleen dat hij geaccepteerd werd, maar op de een of andere manier voelde hij zich ook door hen opgenomen. Aangezien hij geen aandacht op zichzelf wilde vestigen, glipte hij de school uit en liep naar het gehuurde toiletblok achter de twee bijgebouwtjes van de school om nog een telefoontje te plegen. Al eerder had hij met zijn baas Mark Lincoln gesproken om hem op de hoogte te stellen van de arrestatie van Jacob Yoder. Hij had tegen Mark gezegd dat Jack Freeman een huiszoekingsbevel zou aanvragen voor Jacobs auto en kamer in West Salem, het dorpje waar de sheriff hem gearresteerd had.
Toen Mark hem had gevraagd of hij zeker wist dat Yoder de dader was, had hij naar waarheid geantwoord: ‘Op grond van het bewijsmateriaal voor zo’n zeventig procent, maar instinctief zeg ik twintig.’
Vervolgens had Mark er bij hem op aangedrongen dat hij alles op alles zou zetten om de branden op te lossen, die dankzij de persbureaus en internetkranten die Peter Clawsons koppen en foto’s oppikten elke dag meer aandacht in de media kregen. ‘Brandstichting in Amish-schuren misschien uit religieuze motieven’ lokte beslist meer buitenstaanders naar deze veiling dan ‘Plain People onder vuur van brandstichter’. Zou Peter Clawson ooit een Pulitzerprijs krijgen? Misschien.
‘M.E., met mij,’ zei Nate toen zijn moeder de telefoon opnam.
‘Nathan, wat fijn om je stem te horen. Alles is toch goed met je, hè? Heb je die brandstichter nou al te pakken? De kranten hier staan er bol van. Eet je wel goed? Ik vind je te mager.’
‘Ben je gek? Ik word tonnetjerond van alles wat ze me hier toestoppen. Jemig, je moest eens zien wat ze vandaag weer allemaal op tafel zetten.’
Bezorgd bestookte ze hem met allerlei vragen. Meestal belde hij haar op zondag. Ze was vierenzeventig, en de laatste tijd tobde ze wat met haar gezondheid. Nu hij had gezien hoe liefdevol de Kauffmans voor hun stammoeder zorgden, voelde hij zich schuldig dat hij haar niet vaker zag.
‘Wat die brandstichter betreft,’ zei hij. ‘Daar ben ik nog steeds mee bezig, maar je weet wat ze zeggen over een altijd gespannen boog. Op dit moment ben ik op een Amish-veiling, en ik heb net je verjaarscadeau gezien: een handgemaakte quilt, maar ik weet niet welke kleuren je mooi vindt.’
Hij wist wel beter dan haar te vertellen wat de quilts zouden moeten kosten. Eigenlijk was ze meer een type voor een quilt uit de fabriek. Zelf zou hij zo’n mooie quilt ook wel willen hebben – nou ja, hij had liever een schilderij van Sarah, maar daar durfde hij niet om te vragen – maar hij wilde een bijdrage leveren aan de wederopbouw van beide schuren.
‘Blauw, groen en goudkleurig vind ik prachtig,’ zei M.E. ‘Moeder’ had hij nooit tegen haar kunnen zeggen, en daar had ze begrip voor. Dus was Mrs. Bosley in de loop der jaren Mary Ellen en toen M.E. geworden. ‘Weet je,’ ging ze verder, ‘als je daar klaar bent, zou ik het leuk vinden als je me eens meenam naar dat gebied. Dat je dan een paar dagen vrij nam, bedoel ik.’
‘Ik hoop dat dat lukt. Oké, blauw, groen en goudkleurig, ik zal het onthouden.’
‘Nathan, hoe moet het nou als ik niet meer zo gemakkelijk de deur uit kan om naar jou toe te gaan? Ik weet dat je het niet leuk vindt om hier te komen, maar wat dan? Zelfs met mijn nieuwe knie ben ik niet meer zo goed ter been als toen Jim en ik jou overal achterna moesten rennen.’
‘Daar hebben we het nog wel over. Er komt wel een oplossing voor.’
‘Als je maar niet denkt dat ik ga verhuizen, ik ben dol op dit huis. Dat heb ik al eerder gezegd, en ik meen het. Mijn hele huwelijk heb ik hier gewoond, en jou, mijn lieve schat, heb ik hier opgevoed. Nee, mij moeten ze hier tussen zes planken wegdragen.’
‘Dat weet ik. Hoor eens, ik moet ophangen, maar ik spreek je binnenkort weer. Ik… ik hou van je, M.E.’ Daarop stak hij zijn telefoon in het hoesje aan zijn riem en liep terug het schoolgebouw in om te zien of er een quilt was met blauw, groen en goud.
Sarah zag dat Peter Clawson een camera met een enorme lens bij zich had. Waarschijnlijk was dat zo’n camera waarbij de fotograaf op een afstand kon blijven staan en toch foto’s van dichtbij kon maken. Toen haar vader terugkwam van de speelplaats waar de mannen kip aan het barbecuen waren voor het eetfestijn om de verkoop van de vogelhuisjes van haar over te nemen, liep ze met een omweg naar de plek waar Peter van een afstand foto’s aan het maken was van een naburig weiland.
‘Hallo Sarah, hoe lopen de vogelhuisjes?’ vroeg hij toen hij haar aan zag komen.
‘Prima. Hoe is het in krantenland?’
‘Het is niet leuk om te moeten zeggen, maar mensen vinden de branden en de Amish buitengewoon fascinerend, zowel hier in de omgeving als daarbuiten.’
‘Laatst sprak ik Mike Getz toevallig, en ik dacht dat u misschien een foto van hem wilde maken op de plek vanwaar hij de tweede brand zag. Omdat hij hem ontdekt heeft, bedoel ik.’
‘Ik heb al een foto van hem bij het hoofdartikel over de eerste brand geplaatst.’
‘Nou ja, het was maar een ideetje. Wat vreselijk, hè, dat we die branden al nummeren.’
‘Bedoel je dat het net is of we op de volgende zitten te wachten? Drie keer scheepsrecht, en zo? Weet je, Sarah,’ ging hij verder, zijn armen over zijn camera kruisend. ‘Dat is precies waarom mensen over deze branden willen lezen. Het contrast tussen de charme van Amish-land, waaronder jouw quiltschilderingen, en de verschrikking van verbrande schuren. Je moet toch toegeven dat jouw kunst een of andere zieke geest net dat zetje geeft in zijn keuze van welke schuur hij in brand steekt. Daar durf ik mijn kop onder te verwedden. Maar ja, nu jullie er ook eentje krijgen, zul je het wel niet met me eens zijn dat je de goden verzoekt.’
‘U weet dat de Amish niet in gokken of het aanbidden van meerdere goden geloven, Mr. Clawson,’ zei ze, waarna ze weer terugliep om te helpen met het klaarzetten van de tafels. Wat hij echter had gezegd, maakte haar doodsbang.
Sarah zag dat Ray-Lynn ook meehielp, ze was bezig met stoelen openklappen. Al ruim voor elven stond er een rij eters om de barbecue en de tafels. Uiteindelijk werd het Sarahs taak puree en noedels op te scheppen, terwijl Ray-Lynn met doorzichtige plastic handschoenen aan, op elk bord een broodje legde wanneer de mensen langskwamen.
Mike Getz en Cindee Kramer liepen ook langs, net als vele andere dorpelingen die ze kende, maar er waren ook een heleboel mensen die ze niet kende. Zowel de Amish als de Englische leken beide vrouwen te beschouwen als een soort serveermachine, want keer op keer bleven ze doorpraten of die er niet bij waren.
‘Kan jij erbij, bij die branden hier?’ vroeg een vrouw aan een andere. ‘Was er niet een tv-film met Patty Duke die over brand bij de Amish ging? Ach, je weet wel, die actrice die dat doofstomme meisje Helen Keller speelde.’
‘Blijkbaar denken ze dat wij ook doofstom zijn, als je ze zo hoort,’ mompelde Ray-Lynn toen de vrouwen doorliepen naar de tafel met toetjes.
‘Welkom bij de Amish, waar buitenstaanders voor je neus commentaar op je gewoonten leveren, alsof je alleen maar Duits verstaat,’ fluisterde Sarah. ‘Aardappels of noedels?’ vroeg ze de volgende klant, waarop ze puree opschepte.
‘Het gaat net als in het restaurant,’ zei Ray-Lynn. ‘Kind, je moest eens weten wat ik soms opvang. We leven in een wereld waar iedereen alles op tafel gooit, al wil dat niet zeggen dat mensen geen duistere geheimen meer hebben. Goed, gelooft Nate dat Jacob achter de branden zit?’
‘Weet ik niet, ik heb hem nog niet gesproken sinds hij hem ondervraagd heeft. Puree of noedels?’
‘Zou je dit drukke tafereel ooit willen schilderen?’ vroeg Ray-Lynn.
Deze keer wilde Sarah dat Ray-Lynn haar mond eens hield en alleen maar opschepte. Ze kon niet én haar gedachten bij haar werk houden én naar Ray-Lynn luisteren én de menigte afspeuren naar Nate én zich zorgen maken of er toevallig iemand in de rij stond die schuren in brand stak.
Stiekem hoopte ze dat iemand haar zou komen aflossen, en ze keek niet meer op of om. ‘Puree of noedels?’ dreunde ze weer op.
‘Noedels graag, Sarah.’
Onwillekeurig schokte haar hand. Haar hart begon sneller te slaan. Bijna had ze een lepel vol noedels boven op Nates koolsla geschept in plaats van ernaast.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Sarah, terwijl Ray-Lynn een broodje op zijn bord legde.
‘Als het even kan, wil ik een quilt voor mijn pleegmoeder kopen,’ zei hij. ‘Bedankt. Jij ook, Ray-Lynn.’
En weg was hij weer. Uiteindelijk kwam hij, jawel, naast bisschop Esh te zitten, maar Sarah werd er nog veel zenuwachtiger van dat hij haar recht in de ogen kon kijken, wat hij ook deed. Telkens wanneer ze een glimp van hem opving tussen de bewegende hoofden in de rij, leek hij haar aan te staren.
‘Hij geeft om je,’ zei Ray-Lynn vanuit haar mondhoek.
‘Kan niet, hij geeft om het oplossen van brandstichtingen. En over geven om gesproken, hoe gaat het met jouw het-laat-me-koud-aanpak bij jeweetwel?’
‘Wel aardig, maar die is ook getrouwd met zijn werk.’
In een roes ging het maar door; borden, mensen, eten en zorgen… en teleurstelling toen Nate opstond van de tafel waar ze hem kon zien en in de menigte verdween.
Nate kon niet geloven dat het bieden op de quilt die hij op het oog had, zo lang door zou gaan. Er was nu al vijfhonderdtwintig dollar geboden, en nog steeds boden er vier mensen mee. Nou ja, in elk geval was het voor een heel goed doel. Reuben Schrock zelf trad op als veilingmeester, iets waar hij erg goed in was. Zijn stem ratelde met hetzelfde tempo als een spaak in een wiel. Het was ironisch dat een deel van het geld dat hier vandaag bijeengebracht werd naar de wederopbouw van de schuur van de Schrocks zou gaan, na aftrek van de kosten voor de schuur van de Eshes.
Een van de bieders die de prijs van de quilt opdreef, was Ray-Lynn, die blijkbaar klaar was met eten uitdelen. Dat betekende dat Sarah misschien ook vrij was. De verleiding was groot om naar haar toe te gaan, maar daar moest hij mee wachten tot later. Waarom zou hij met haar gezien willen worden als er nog honderden mensen in de buurt waren?
‘Vijfhonderdvijftig!’ riep hij.
Het was een prachtige quilt, met een crèmekleurige ondergrond en geschakelde cirkels in blauw, groen en goud. Toen hij voor het voetlicht werd gehaald, had hij gehoord dat dit patroon Trouwring heette.
Die naam zou M.E. leuk vinden. Ze had echt van haar man gehouden en miste hem nog steeds. Om zo’n liefde in je leven gehad te hebben… en dan nog een pleegzoon in je leven toe te laten. Zelf dacht hij maar zelden aan kinderen krijgen, maar dat wilde hij wel, toch? Hij was gewoon nog niet de juiste vrouw tegen gekomen, vooral niet sinds hij zich in zijn werk begraven had…
‘Zeshonderd, van de dame daar in de hoek, Mrs. Logan van het restaurant. Wie biedt zeshonderdvijftig? Iemand, zeshonderdvijftig voor deze Trouwring-quilt, eenmaal, andermaal…’
Even keek Nate naar Ray-Lynn. Deed ze dit expres omdat hij haar erop betrapt had dat ze informatie had achtergehouden? Haar blik kruiste de zijne, en ze fronste, alsof ze hem wilde waarschuwen niet meer te bieden.
‘Zeshonderdvijftig voor een prachtige quilt en een goed doel!’ riep Nate.
Daarmee leek er een eind aan het bieden te zijn gekomen. Het publiek roezemoesde. Een paar keer hoorde hij zijn naam noemen, evenals een sissend gefluisterd ‘brandstichtingen’.
Toen hij naar voren liep om een check uit te schrijven en zijn quilt op te halen, kreeg hij ineens een wilde ingeving. Misschien kon hij Sarah zover krijgen dat ze ditzelfde ontwerp voor hem schilderde, zodat hij M.E. zowel het schilderij als de quilt voor haar vijfenzeventigste verjaardag kon geven. Vrouwen vonden het toch fijn als de snuisterijen in hun huis bij elkaar pasten? Trouwens, als hij Sarah veilig buiten het onderzoek wilde houden – nog meer bij hem betrokken raken zou haar alleen maar kwetsen – moest hij een smoes verzinnen om haar even alleen te kunnen spreken. Of was dat een gevaarlijk idee?
Nadat Nate zijn in plastic verpakte quilt achter in VERA had gelegd, bleef hij even staan kijken naar een spel dat eckbal heette. Op elke hoek van een speelveld ter grootte van een half honkbalveld stond een kind dat de mensen in het veld probeerde te raken met een zachte bal. Blijkbaar moest iedereen die geraakt was, het veld uit. Degene die overbleef, was de winnaar.
Dat moest hij ook doen, hield hij zichzelf voor. Balletjes blijven gooien naar mogelijke daders tot alleen de brandstichter nog over was, en dat moest hij doen voor hij opnieuw toesloeg. In elk geval had hij nu een aardig idee wie de kandidaten waren, tenzij het een volkomen onverwacht iemand was. Als hij niet kon ontdekken wie het had gedaan, moest hij via een eliminatieproces degenen uitsluiten die het niet waren, maar in de tussentijd kon hij niet iedereen opsluiten. Sarah had hem geholpen de mensen hier te leren kennen, hem in die ene week dat hij hier nu was, wegwijs gemaakt in de cultuur. Inmiddels voelde hij zich zeker genoeg om zonder haar verder te kunnen. Althans, dat probeerde hij zichzelf wijs te maken.
Hij liep weer terug naar de eettafels. Nu er niet meer besteld kon worden, waren Sarah, haar oudere zuster Lizzie en Ray-Lynn begonnen de tafels af te nemen, samen met andere vrouwen. Hij hoopte maar dat de ‘gulle donaties’ voor het heerlijke eten een heleboel geld op zouden brengen. Zelf had hij twintig dollar voor zijn maaltijd betaald. Het had hem verwonderd dat de Amish ervan uitgingen dat mensen zo meer zouden betalen dan als er een vaste prijs berekend zou worden.
‘Ik wil graag meehelpen met opruimen,’ zei hij tegen Levi Miller, die de leiding over de mannen leek te hebben.
Daarop gaf Levi hem een staalborstel. ‘Schuur maar mee en zet hem dan maar in het water. Ik had beloofd mijn zoon Noah af te lossen zodat hij ook even kon komen, maar ik geloof dat ik hem teleurgesteld heb. Hij is van streek omdat Jacob Yoder een vriend van hem was, maar nu heeft hij gehoord dat die geprobeerd heeft Sarah Kauffman iets aan te doen en dat hij gearresteerd is voor de brandstichtingen.’
Nou, de Amish-tamtam werkte prima, dacht Nate. ‘We hebben hem ondervraagd over de branden, maar op dit moment wordt hij vastgehouden vanwege minder ernstige delicten,’ legde hij uit.
‘Dat zal ik tegen Noah zeggen. Goed, dan ga ik hem nu een heerlijke, zij het koude maaltijd brengen. Hopelijk is hij een beetje opgeschoten met het repareren van de zoldervloer.’
‘Aangezien ik degene ben die erdoor gezakt is, wil ik graag meebetalen aan de reparatie.’
‘Dat hoeft niet, ik ben al blij dat u niet gewond geraakt bent en ons niet voor de rechter sleept, zoals sommige modernen doen.’
Een moderne, dacht Nate. Het was of hij een klap in zijn gezicht had gekregen. Ook al voelde hij dat er een soort kameraadschap bestond tussen hem en deze mensen, hij was toch een moderne, een buitenstaander, of ausländer, zoals zij plachten te zeggen. En ineens stemde dat hem heel triest.
Terwijl hij meehielp aangekoekt vlees en saus van de barbecue te schrobben, hield hij een oogje op de hoop zilvergrijze, gloeiende kolen die eruit waren gekomen. Daarna goot hij een paar emmers water over de barbecues heen, die meteen in de koetsen geladen moesten worden voor de terugreis. Sommige barbecue-eigenaars moesten thuis nog klusjes doen, met name de melkveehouders, want die moesten nog melken. Mike Getz kwam ook meehelpen, nota bene met één hand. Nate was daar erg van onder de indruk, tot hij zag waarom Mike het deed. Een eindje verderop was Peter Clawson begonnen foto’s te nemen van hun pogingen de barbecues te doven. Net als de Amish-mannen wendde Nate zich van de camera af en hield hij zich met zijn werk bezig, maar Mike draaide zich zo dat zijn gezicht op de foto kwam.
De volgende barbecue was erg aangebrand en heet; toen Nate er water overheen goot, siste hij en kwam er rook af, die in grijze slierten opdwarrelde in de heldere namiddaglucht. Het leek of de rookpluim niet ophield, maar krullend opsteeg naar de wolken.
Nee, dat was niet deze rook.
Zijn maag trok zich samen. Hij greep Levi’s arm, die net met een doos eten voorbijliep, ongetwijfeld voor zijn zoon.
‘Mr. Miller, ziet u die rook?’ vroeg hij, ernaar wijzend. ‘Kan het zijn dat iemand afval aan het verbranden is? Wat zou dat kunnen zijn?’
De blik van afgrijzen die op Millers gezicht verscheen, sprak boekdelen.
‘Dat is bij mij!’ riep hij toen ook anderen erbij kwamen staan en wezen. ‘Laat de sheriff de vrijwilligers optrommelen! Ga op zoek naar mijn vrouw en zeg het tegen haar!’ Ruw duwde hij Nate de doos met eten in handen, waarna hij naar de koetsen rende.
‘Wauw, waar rook is, is vuur,’ hoorde Nate Mike Getz zeggen.
Maar geen brandstichting, alstublieft, God, geen brandstichting bij klaarlichte dag, smeekte Nate terwijl hij naar VERA rende en anderen op zoek naar de sheriff gingen. Niet nu we Jacob achter de tralies hebben en de rest van de verdachten, met uitzondering van Hannah, hier rondliepen.
‘Mr. Miller!’ schreeuwde hij. ‘Uw koets is te langzaam, kom maar met mij mee!’