Hoofdstuk 14

 

 

 

‘Ik had niets te maken met de plaatselijke branden. Dat is het enige wat ik te zeggen heb, Mr. MacKenzie!’

‘Noem me maar gewoon Mack,’ antwoordde Nate. ‘M-A-C-K. Schilder dat maar op de zijkant van een schuur en leg een rijtje onthoofde veldmuizen neer dat er naartoe leidt. Je zit diep in de nesten, Jacob.’

Jacob haalde zijn schouders op, zijn hoofd schuddend om zijn pony uit zijn ogen te houden, want hij droeg zijn haar nog steeds op de Amish-manier. Hij weigerde echter Nates blik te ontmoeten.

In elk geval ontkende Jacob niet dat hij wist wat Nate bedoelde. Ongetwijfeld was hij Sarahs gangen nagegaan en was hij erachter gekomen dat ze hem hielp bij het onderzoek. Had hij gehoopt dat het afbranden van de schuren waar haar schilderingen op stonden haar zou dwingen naar hem toe te gaan om hulp, maar was Nate daartussen gekomen?

Jacob schraapte zijn keel en zei: ‘Het komt door Sarahs schilderingen dat ze in de problemen zit, niet door mij.’

‘Hoe heeft dat haar problemen bezorgd dan?’

‘Degene die de branden heeft gesticht, moet boos op haar zijn omdat ze hoogmoedig is geweest, wat de bisschop er ook van zegt. Het moet iemand uit de Amish-gemeenschap zijn, maar daar maak ik geen deel meer van uit.’

‘Hoogmoedig. Hochmut, bedoel je?’ vroeg Nate, het woord gebruikend dat hij van Sarahs moeder had geleerd. Verbaasd keek Jacob op. ‘Het is triest,’ ging Nate verder, ‘maar ik geloof niet dat Sarah trots kan zijn op haar voormalige verloofde, die zich inlaat met dieven en verstoten is. En die vervolgens haar koets van de weg afrijdt, haar bedreigt en mishandelt.’

Ze zaten tegenover elkaar aan de smalle kale tafel in de enige gevangeniscel in het kantoor van de sheriff van Eden County. Nate probeerde Jacobs lichaamstaal te interpreteren. Hij zat ineengezakt op zijn stoel, zijn handen in de zakken van zijn spijkerbroek gepropt. Nerveus tikte zijn ene voet tegen de tafelpoot.

Eigenlijk had de sheriff hem willen aanklagen wegens stalking, zware geweldpleging en poging tot ontvoering, maar hij wist dat hij zonder Sarahs medewerking geen poot had om op te staan. Dat had hij al vaker meegemaakt met de Amish, zei hij tegen Nate. Gelukkig konden ze hem wel vasthouden voor te snel rijden en rijden onder invloed – toen Jacob bij zijn huis was komen aanrijden zat de sheriff al op hem te wachten met een blaastest, en was hij direct door de mand gevallen – en voor het voeren van een vals kenteken. De sheriff had hem op zijn rechten gewezen, maar Jacob was er toch op gebrand geweest met Nate te praten. Als Jacob Sarah echt iets had aangedaan, wist Nate niet of hij zich had kunnen beheersen, maar hij probeerde zich op een bepaalde manier op te stellen; streng maar rechtvaardig.

‘Ik weet dat ik me niet met die autodieven had moeten inlaten,’ zei Jacob met een frons naar de tafel kijkend. ‘Maar ze geven je ook de kans niet.’

‘Ze?’

‘De Amish, vooral de kerkleiders. En Sarah en haar familie ook niet.’

‘O, ik heb me anders laten vertellen dat ze een boeteling wel terugnemen.’

Even keek hij op, maar toen wendde hij zijn ogen snel weer af. ‘Een boeteling?’

‘Iemand die oprecht berouw heeft en zijn of haar leven wil beteren.’

‘Ze zouden achter iemand moeten blijven staan, en niet hem als een baksteen laten vallen.’

‘Hoe hebben ze je dan laten vallen?’

‘Als ze mij fatsoenlijk hadden behandeld, ook voor ik verstoten was, was ik nooit in de verleiding gekomen met die autodieven in zee te gaan. Toen Sarah onze verloving verbrak, steunde iedereen haar, niet mij.’

‘Dus eigenlijk is niets van dit alles jouw schuld, maar die van haar. Ik zie wel dat je daar erg boos over bent.’

‘Niet echt, maar het is gewoon niet eerlijk.’

‘Laten we je verklaring dan nog eens doornemen. Hoewel je niet boos bent op die oneerlijke Amish, was je op de avond van de eerste brand in de schuur van bisschop Esh toevallig in de buurt, waarop je besloot bij wat mensen langs te gaan, met name bij Sarahs familie.’

‘Hallo, dit is Amerika, hoor. Hier geldt de vrijheid om te gaan en staan waar je wilt en dat soort dingen!’

‘Dat ben ik met je eens. Misschien omdat de Amish hun jongeren de vrije keuze geven om zich al of niet bij de Amish aan te sluiten, wilde jij bij Gabe Kauffman en zijn vrienden zijn.’

‘Op die bijeenkomsten tijdens rumspringa, u weet wel, onze… hun… zogenaamde ronddoltijd, komen ook buitenstaanders. Ik dacht dat ik wat mensen van vroeger kon zien. Toen Sarah de brand in de gaten kreeg, kon ik de brandweer bellen. Daarna ben ik er met de rest heen gerend, dat is alles.’

‘Wat was je dan aan het doen, en waar, voor je die avond bij de Kauffmans opdook?’

‘Gewoon, een beetje rondrijden. Nadenken over hoe erg ik mijn oude vrienden miste, bedenken of ik bij mijn ouders langs zou gaan of niet. Ik weet dat sommige mensen niet met me willen spreken of aan één tafel zitten, maar mijn moeder wil dat wel. Om u de waarheid te zeggen, wist ik dat sommige jongeren op dat feest me niet uit de weg zouden gaan, en ik denk dat ik dat nodig had. Maar waar ik niet op zit te wachten,’ zei hij, terwijl hij rechtop ging zitten, hoewel nog steeds met neergeslagen ogen, ‘is een of andere wereldse brandweerman die Sarah op slinkse wijze zover krijgt dat ze hem helpt en de fatsoensnormen met haar overschrijdt.’

Daar ging Nate niet op in. Jacob was niet ingegaan op zijn ‘Noem me maar Mack’, dus zou híj niet reageren op die beschuldiging dat hij de fatsoensnormen overschreed. In plaats daarvan zei hij: ‘Dus je besloot haar net zo lang te achtervolgen tot je haar alleen zou treffen. Je hebt zelfs een boodschap op ten minste één schuur geverfd om mij te waarschuwen bij haar vandaan te blijven.’ Op dezelfde kalme toon voegde hij eraan toe: ‘Was de schuur van de Millers de volgende op je lijstje om in brand te steken, Jacob?’

Scherp zoog Jacob zijn adem in. ‘N-nee, maar ik zal u iets bekennen. Ja, ik heb die boodschap op de schuur geschilderd, maar ik heb geen schuren in brand gestoken.’

‘Ik heb me anders in je achtergrond verdiept; je voldoet aan het profiel van een brandstichter. Hoor eens, Jacob, het wordt voor jou en je arme ouders, vooral je moeder, ja, die heb ik ontmoet, een stuk gemakkelijker als je gewoon bekent, dan is het allemaal voorbij. Je moeder, Sarah en haar familie, laat staan de hele ‘oneerlijke’ Amish-gemeenschap zullen meer respect voor je hebben als je de waarheid vertelt en om vergeving vraagt dan als je in die leugens blijft volharden.’

Jacobs handen schoten uit zijn zakken, tot vuisten gebald, en hij sloeg ermee op tafel. ‘Ik kan me geen advocaat veroorloven, maar ik wil er wel een.’

‘Goed, hoor, dan bezorgen we je een pro-Deoadvocaat,’ zei Nate, zich dichter naar hem toe buigend. Jemig, het was lastig omgaan met iemand die je niet recht aan wilde kijken. Het kon niet anders, of hij loog. ‘En ik zal je niet verder verhoren tot hij of zij hier is. Alleen, in de ogen van jouw voormalige gemeenschap, die net zo weinig vertrouwen in advocaten heeft als in overheidsdienaren –’

‘U bent ook van de overheid. Tussen Sarah en u lijkt alles anders heel goed te gaan!’

‘Door een advocaat in de arm te nemen, zoals wij dat noemen, zul je weinig goodwill krijgen bij de Plain People, die je toch al teleurgesteld en gekwetst hebt. En in je hoofd en je hart zijn ze nog steeds jouw mensen, Jacob. Dat weet je donders goed,’ zei Nate, terwijl hij opstond en naar de deur liep, alsof het gesprek afgelopen was. Hij hief zelfs zijn vuist, alsof hij op de deur wilde kloppen om de sheriff te roepen, of de hulpsheriff, die hij uit Wooster had laten komen.

‘Denk er maar eens goed over na, Jacob,’ zei hij. ‘Bij de twee branden is de brandstichter heel intelligent en zorgvuldig te werk gegaan. Eerlijk gezegd heb ik diep ontzag voor hem. Sarah ook. Er is niemand gewond geraakt, waarschijnlijk nog geen kerkuil, dus hij hoeft niet zo lang in de gevangenis te zitten als wanneer hij zou blijven liegen of een brand gesticht had waarbij iemand meer dan alleen financiële of emotionele schade had opgelopen. Goed, dan ga ik nu die advocaat voor je regelen.’

‘Wacht! Ik… Ik beken dat ik Sarah hebt gestalkt en lastiggevallen, dat ik die waarschuwing voor jou op de schuur van de Millers heb geschilderd en op die van de Hostetlers, voor het geval je daarheen ging, maar ik ben geen brandstichter. En ondanks dat ik tegen Sarah heb gezegd dat ik wist wie het wel was, weet ik dat niet… eerlijk waar!’

Hij leek van streek, maar nu keek hij Nate eindelijk aan. Even tevoren had hij nog zo nerveus en bang geleken. Nee, dacht Nate. Hij zou er de boerderij, als hij die had gehad, onder verwedden dat dit zijn brandstichter was, maar dat wilde nog niet zeggen dat hij de zoektocht opgaf. Mike Getz moest nog steeds verhoord worden, net als Hannah Esh en zelfs de nieuwste kandidaat, Ray-Lynn Logan.

‘Wil je die advocaat nu hebben?’ vroeg hij.

‘Nee, ik ben van gedachten veranderd, ik heb geen advocaat nodig, want ik heb die schuren niet in brand gestoken.’

 

Tegen het eind van de middag hielp Sarah haar moeder de stapels dozen met pasteitjes in de grote gezinskoets zetten. Daarna hielp ze haar vader de wagen in te laden met de vogelhuisjes die hij gedoneerd had om de volgende dag op de veiling te verkopen. Ze vond de sierranden en patronen die ze op de zogenaamde appartementjes voor purperzwaluwen had gemaakt erg mooi, met al die verschillende uitgangen. Zouden die prachtige vogels net zo leven als de Amish, met alle generaties bij elkaar? Zou een van die gaten een soort grossdaadi haus zijn?

Hè, had ze haar eigen koets maar hier, en kon zij als donatie maar een verzameling schilderijen met Amish-taferelen op canvas geven, of misschien in een lijst. Of alleen maar kleine quiltpanelen op hout! Maar dat zou de tongen pas echt goed in beweging zetten over dat ze schilderde ‘voor het mooi’. Over haar hochmut. Maar was het nou zo hoogmoedig om te wensen dat ze op die vogelhuisjes vogels of bloemen had kunnen schilderen, allemaal onderdeel van Gods pracht, in plaats van cirkels en kringels? Om ernaar te verlangen dat ze alle taferelen die door haar hoofd en hart speelden op canvas of hout kon schilderen? Taferelen die de Plain People in hun eenvoudige, maar bezige dagelijks leven zouden portretteren?

Helaas had ze geen schilderijen en geen koets. In eerste instantie had Nate gezegd dat hij haar naar de Schrocks zou brengen om Sally en de koets op te halen, maar later, toen ze zich aan het verkleden was geweest, had hij iets met haar moeder geregeld. Nu zouden Daad en Gabe Sally en de koets gaan halen nadat ze alles voor de veiling van morgen hadden ingepakt.

Haar maag kneep samen. Als Nate het nu eens echt had gemeend dat hij van nu af aan zonder haar aan het onderzoek zou werken? Met een zucht liep ze naar de schuur, waar ze naar de plek staarde waar ze haar nieuwe quiltpaneel, Oceaangolven, zou schilderen. Vandaag hadden Sally en zij en de koets een hoop golven in de sloot gemaakt. Als Jacob de brandstichter was, zat hij nu en elk geval achter slot en grendel.

Ze liep naar het grossdaadi haus, waar ze samen met Martha zou gaan slapen, omdat het met twee veiliger was dan alleen. Nog even, en dan zou Daad misschien zeggen dat Gabe er ook moest gaan slapen, met zijn jachtgeweer. Of hij zou Gabe naar de schuur sturen, net als Mr. Miller met zijn zoon Noah had gedaan, die nu over hun gammele optrek waakte. Vanavond zouden er hopelijk geen briefjes met angstaanjagende bijbelteksten aan de deur geprikt zitten, geen steentjes tegen de ruit gegooid worden. Hoewel… dat zou het wel waard zijn als Hannah terugkwam, al was het maar om even te praten, zoals ze de avond na de eerste brand gedaan had.

Toen Sarah de woonkamer in ging, hoorde ze Martha in de slaapkamer Grossmamm, die zo haar middagdutje ging doen, voorlezen uit de Budget. Ze hadden met de hele familie overlegd en besloten dat ze haar ook wel uit de Home Valley News konden voorlezen, maar niet de uitgebreide artikelen over de branden, want dan raakte ze weer van streek, net als van de verhalen over het verbranden van Amish in de Martyrs Mirror.

In zijn laatste hoofdartikel had Peter Clawson gezegd dat de branden misschien wel uit haat jegens de vredelievende Amish gesticht waren, en dat het bureau van de regionale brandweercommandant de schuldige moest vinden en de daders moest bestraffen. Ze had gehoord dat de kranten de laatste tijd als warme pasteitjes over de toonbank gingen.

Mismoedig schudde ze haar hoofd, en ze streek haar vieze haar naar achteren. Vanavond moest ze het wassen, al dat vieze slootwater eruit spoelen. Een spiegel. Had ze hier maar een spiegel, al was het maar net zo’n kleintje als ze thuis hadden. Bij de Amish waren spiegels overbodig, want schoonheid zat aan de binnenkant van een mens, maar nu Nate er was, vroeg ze zich soms af hoe ze er in zijn ogen uitzag. Opnieuw zuchtte ze diep.

Ineens bekaf, liet ze zich op de bank vallen. Ze nam zelfs niet de moeite het bed uit te klappen waar Martha of zijzelf vanavond op zou slapen, terwijl de ander dan in de slaapzak op de grond zou gaan liggen. Nate vond het heerlijk buiten in een slaapzak te slapen. Daar had ze een briefje voor hem achtergelaten over Mike Getz. Toen had ze de donkerblauwe zachte flanellen voering van zijn buitenbed gestreeld…

Streng dwong ze haar gedachten terug naar de blauwe tinten verf die ze zou gebruiken voor de driehoeken van haar Oceaangolven. Morgen was de veiling, zondag was er een kerkdienst… het was de beurt van de Hostetlers om gastheer te zijn. Maar op maandag, nadat ze de pasteitjes naar Ray-Lynn had gebracht, zou ze de ladders en de steiger opzetten en beginnen met schilderen. Ze zou Nates ladder en steiger gebruiken, die niet wankel waren, maar stevig. Dan hoefde ze niet bang te zijn om eraf te vallen… in het vuur te vallen… door haar trots…

Ze duwden haar tegen de houten ladder op de grond, rukten haar muts en gebedskapje af. De menigte wilde bloed zien, het bloed van degenen die een simpele manier van leven wilden, die niet wilden buigen voor de regels van de staatskerk. Hoger laaiden de vlammen, heter, dichtbij, zo dichtbij…

‘Want goddeloosheid brandt als vuur!’ schreeuwde iemand toen ze aan de ladder werd vastgebonden. ‘Het volk zal zijn als een voedsel des vuurs uit de hel! Verbrand ze! Verbrand ze in het vuur van de hel!’

Het geschreeuw van de anderen die verbrand werden – haar vrienden, haar familie, haar mensen – benam haar de moed. Ze wilde om haar leven smeken. Wilde zich verzetten, maar dat was niet hun gewoonte. Aanvaarden. Vergeven. Vergeef hen, Vader, want ze weten niet wat ze doen. Veel beter om in de vijver of de vieze sloot te verdrinken, verzwolgen door het water als een heks, alles beter dan deze doodsangst.

Er kwamen nog meer mannen met boze gezichten op haar af, die zich over haar heen bogen; haar hoog de ladder optilden, haar handen, middel en voeten vastbonden. Kon ze maar naar de hemel vliegen, zonder dat ze het vuur in moest! Nu al schroeide de hitte haar, verbrandde die haar door het verlangen naar een buitenstaander, een Englische ausländer, een man die ze nooit kon hebben. Haar dierbare schilderijen vergingen pijnlijk tot as toen het vuur bezit nam van haar rokken, van haar huid en…

Ze hoorde iemand schreeuwen, van heel dichtbij. Was Grossmamm weer bang?

‘Sarah. Sarah! Wakker worden!’

Naast haar zat Martha geknield op de grond, haar aan haar schouders schuddend. ‘Je hebt naar gedroomd, je gilde. Grossmamm kreeg zowat een rolberoerte en vroeg of het beest weer buiten was.’

‘Het beest? O, sorry, ga maar snel weer naar haar toe.’

‘Ach, we zijn allemaal gespannen, het is al goed,’ zei Martha sussend. Na haar een kneepje in haar schouder te hebben gegeven, ging ze haastig weer terug naar de slaapkamer.

Maar het was niet goed, dacht Sarah, terwijl ze haar armen stijf om zich heen sloeg. Ze stond wankelend op en liep naar de keuken om haar haar te wassen. Ze boog zich over de gootsteen en steunde met haar handen op het aanrecht. Sinds die eerste schuur in vlammen opging, en daarbij haar schildering en het rotsvaste Amish-geloof in het toekeren van de andere wang, was niets meer goed geweest.

 

Nadat Nate de sheriff had bijgepraat over Jacobs bewering dat hij onschuldig was aan de brandstichting, ging hij naar buiten, waar hij uitgeput achter het stuur van VERA ging zitten. Het was aan het eind van de middag, het tijdstip dat Ray-Lynn Logan, zo had hij zich laten vertellen, altijd even naar huis ging om uit te rusten voor de avonddrukte. Hij wist in welk huis ze woonde, net buiten dit stadje van anderhalve man en een paardenkop. Morgen bij de veiling zou hij een oogje in het zeil houden. Ongetwijfeld zou zij er ook bij zijn, dus waarschijnlijk zou hij haar dan niet onder vier ogen kunnen spreken. Ja, hij zou net voor hij naar haar toe ging even bellen. Hij moest de aanwijzing natrekken die Gabe hem schoorvoetend gegeven had. Zelfs als ze toch niets met de brand te maken had, had ze misschien iets gezien. Maar waarom was ze daar dan niet mee gekomen?

Voordat hij de motor kon starten, klopte er echter iemand op het raam. Verschrikt vloog hij overeind, maar toen zag hij dat het Peter Clawson was. Hij zette het contact aan, zodat hij het raam naar beneden kon doen.

‘Ik wil graag een verklaring van je over Jacob Yoders arrestatie.’ Peter viel met de deur in huis. ‘Anders zou ik de sheriff wel vragen, maar jij bent nog steeds de baas in dit onderzoek.’

‘Eerlijk gezegd wil ik ook al een paar dagen met jou praten,’ antwoordde Nate. ‘Loop maar om en stap in.’

‘Nou, ik heb liever dat je naar mijn kantoor komt, want ik wil je iets laten zien.’

Nieuwsgierig stapte Nate uit. Nadat hij VERA op slot had gedaan, liep hij Peter achterna naar de overkant. ‘Druk?’ informeerde Nate, terwijl Peter de voordeur van de redactie voor hem openhield. Het verbaasde Nate dat de krant – afgezien van de distributie – het werk van één man was. Een wonder in deze digitale tijden, en blijkbaar nog rendabel ook.

‘Altijd. Om maar eens een cliché te gebruiken, wat ik niet graag doe: ik smeed het ijzer graag als het heet is, en met deze branden is het hier een heksenketel.’

‘Wat wilde je me laten zien?’

‘Voordat ik het aan de sheriff laat zien of er een stukje over schrijf voor de volgende editie… dit,’ zei Peter, wijzend naar een vel wit papier met grote zwarte blokletters dat op zijn overvolle bureau lag.

Nate zag dat hij het vel in een plastic hoes had gestoken, waardoor het glom onder de lamp aan het plafond. Hij las: ‘Een vuur gaat voor zijn aangezicht uit en steekt zijne vijanden rondom in brand.’

Het handschrift zag er hetzelfde uit als op het briefje dat op Sarahs deur had gezeten. Om daar zeker van te zijn, zou hij het inscannen en beide briefjes naar een grafoloog sturen met wie het bureau in Columbus samenwerkte. De grafoloog hield echter niet van kopietjes of faxen, omdat de druk die op de pen was uitgeoefend ook informatie op kon leveren. Maar al was het materiaal waar ze mee geschreven hadden nog zo verschillend, Nate was er bijna zeker van dat dit handschrift anders was dan dat van Jacob op de schuur van de Millers.

‘Ik heb het al opgezocht,’ zei Peter, die in zijn leren bureaustoel was gaan zitten, die protesterend kraakte onder zijn forse gestalte. ‘Het is een citaat uit de Bijbel. Psalm 97, vers 3. Uit de herziene King Jamesversie, om precies te zijn.’

Het zweet brak Nate uit. Uit voorzorg had hij het bijbelcitaat van het briefje bij het grossdaaidi haus van de Kauffmans niet bekendgemaakt. Aan de ene kant om geen paniek te zaaien en geen onnodig gespeculeer uit te lokken, aan de andere kant om het achter de hand te hebben, zodat hij zeker wist dat hij de juiste persoon arresteerde. Afgezien van de Kauffmans en de sheriff, was zijn baas de enige die ervan wist. Maar als Peter erachter kwam dat hij informatie achterhield, kon hij het doen voorkomen of Nate zijn werk niet goed deed. Hij had al een artikel geschreven waarin hij Nate maande aan zijn stutten te trekken, om maar eens een cliché te gebruiken. Peters opgeblazen manier van doen streek hem recht tegen de haren in.

‘Wat wil je precies zeggen?’ vroeg Nate. ‘Dat dit briefje op de een of andere manier verband houdt met de branden?’

‘Het is in de brievenbus van de krant gegooid die een ware kruistocht houdt om de zaak zo snel mogelijk opgelost te krijgen. Dacht jij van niet?’ vroeg Peter met zijn wijsvinger op zijn bureau trommelend. ‘Vuur… verbrandt… vijanden. Ik durf er mijn kop om te verwedden dat dit van de brandstichter afkomstig is. Hij of zij wil meer bekendheid, wil de boel nog verder opstoken, angst en paniek zaaien als ik dit in de krant zet, maar ik zie niet hoe ik daar onderuit kan komen. Wat vind jij?’

‘Zoals je al zei, alleen maar als je de boel nog verder wilt opstoken. Het is natuurlijk wel goed voor de verkoop, als dat je eerste prioriteit is.’

‘Nee, dat is het niet. Natuurlijk is de waarheid belangrijk, maar ik geef heel veel om deze gemeenschap. Ik heb hier veel geld en jaren van mijn leven geïnvesteerd, maar zoiets kan ik eigenlijk niet achterhouden. Tenzij… ik een goed interview heb over jouw verhoor van Jacob Yoder vandaag. Dat heb je toch gedaan, nietwaar? Dan zou ik geen ruimte hebben om het briefje ook op te nemen, want ik heb ook veel ruimte nodig voor tekst en foto’s van de veiling morgen.’

Langzaam ging Nate in de houten stoel naast het grote bureau zitten. Hoewel hij gespannen was, deed hij zijn best er kalm uit te zien. Hij leunde achterover en legde zijn armen op de houten leuningen van de stoel. ‘Dat klinkt bijna als een poging tot omkoping. Of zelfs een dreigement, Peter.’

‘Helemaal niet. Van mij mag je dat bewijsmateriaal hebben om te zien of je er vingerafdrukken van af kunt halen, maar ik heb er wel aangezeten voor ik doorhad wat het was, dus de mijne moet je uitsluiten. Zijn we het eens?’

‘Je mag schrijven dat zowel de sheriff als de onderzoeker van het State Fire Marshal Bureau Jacob Yoder hebben ondervraagd, maar dat hij op dit moment alleen wordt vastgehouden op verdenking van rijden onder invloed, te snel rijden en het voeren van een vals kenteken.’

‘Denk je niet dat Jacob Yoder onze man is?’

‘Jij wel? Jij hebt tenslotte je vinger aan de pols hier.’

‘Volgens mij is die kans groot. Motieven heeft hij genoeg. Nabijheid, althans bij de eerste brand, zelfde verhaal. Voor de tweede moeilijk te bewijzen. Maar ja, Mike Getz is er ook nog. En Hannah Esh.’

‘Nou, ik ben onder de indruk.’

‘De macht van de pers… en het brein erachter.’

Over trots en hochmut gesproken, dacht Nate, toen hij naar de ingelijste certificaten en befaamde artikelen aan de muur van het kantoor keek. Toen pakte hij de plastic hoes met het briefje op, stond op en liep naar de muur om een aantal van de artikelen te lezen.

‘Een Pulitzerprijs voor een goed artikel is wat me inspireert, wat mijn doel is in dit leven. Dat is wat me steeds naar dit kantoortje doet terugkomen, een kantoortje waar ik inmiddels van ben gaan houden. En ik denk dat we met een brandstichter te maken hebben die of Amish is, of als Amish over wil komen, of een of andere godsdienstwaanzinnige die de Amish haat. Heb ik nog iemand vergeten op mijn lijstje met mogelijke daders? Dat kun je me toch wel vertellen, zeg.’

Nate draaide zich naar hem om. Inmiddels was Peter was uit zijn gecapitonneerde stoel gekomen en was op de hoek van zijn bureau gaan zitten. Zou hij niet ernstig geschokt zijn als hij wist dat zijn eigen partner net voor de eerste brand uitbrak op de plaats delict gezien was?

‘Tot morgen bij de veiling,’ zei Nate. ‘Als je daar iets verdachts ziet, moet je het me vooral vertellen. Wanneer ik de brandstichter te pakken neem, krijg jij het hele verhaal voor de jongens van de grote kranten.’

Als reactie begon Peters gezicht te stralen als een kerstster.

 

Ray-Lynns telefoon ging terwijl ze net thuis even zat bij te komen. Ze hoopte dat het Jack was, dus wachtte ze expres even voor ze opnam. Helaas was hij het niet.

‘Ray-Lynn, met Nate MacKenzie. Ik weet dat je nu pauze hebt, maar ik wilde graag even langskomen om je wat te vragen. Het is belangrijk.’

Krampachtig greep ze de de telefoon beet. ‘Persoonlijk? Kan het niet per telefoon?’

‘Nee, ma’am. Ik ben hier in de buurt.’

‘Hou op met dat ge-ma’am, Nate, daar voel ik me een stuk ouder en ouderwetser van dan ik ben. Goed, kom maar langs,’ zei ze, haar best doend om zo opgewekt mogelijk te klinken.

Terwijl ze over de veiling praatten, serveerde ze hem zoete ijsthee en citroentaart. Hij leek heel geïnteresseerd in haar verzameling Gone With the Wind-spullen; porseleinen beeldjes van Scarlett O’Hara, Miz Melanie en Rhett Butler, met daarachter een aantal borden beschilderd met scènes uit de film: Tara voor en na de oorlog, Rhett die Scarlett de trap op draagt, het brandende Atlanta. Opgewekt babbelde ze erover voort, zich onderwijl afvragend of deze onderzoeker wist dat ze haar zinnen op een politieagent had gezet. De grote baas hier, zelfs.

En toen viel de klap.

‘Ik wil je graag vragen waar je op de avond van de eerste brand rond een uur of zeven ’s avonds was. Zaterdag tweeëntwinig mei, dus,’ zei hij, opkijkend van haar schilderijtje van de Tarleton-tweeling, staande op de veranda van Tara, de openingsscène van de film.

Ray-Lynns maag draaide zich om. Zou hij het op de een of andere manier te weten gekomen zijn? Die avond had ze er niemand anders gezien. Wat als Jack erachter kwam dat ze het hem niet verteld had? Wat als de Kauffmans, Sarah, er lucht van kregen wat ze van plan was?

Langzaam liet ze haar thee in het glas ronddraaien. ‘Iemand heeft me zeker gezien op het terrein van bisschop Esh,’ zei ze, trachtend zakelijk te klinken. ‘Ik was van plan hem te vragen of hij Sarah toestemming wilde geven een quiltpaneel op de voorkant van het restaurant te schilderen, maar hij was niet thuis, dus toen heb ik even die op zijn schuur staan bewonderen. Die extra publiciteit kan ik goed gebruiken, en omdat ik hier in de stad zo dicht bij het politiebureau zit, ben ik niet bang dat ik een doelwit voor de brandstichter wordt. Denk je ook niet dat hij het eerder op de leiders van de Amish heeft gemunt dan op haar prachtige kunst?’

Toen hij niets zei, maar haar alleen onderzoekend aankeek, ging ze haastig verder: ‘Ik heb bisschop Esh al gevraagd of Sarah binnen in het restaurant een muurschildering mocht maken. Dat feest ging niet door, maar ik dacht dat ik het wel kon proberen met een quiltpaneel.’

‘Sarah zei al dat je haar schilderen aanmoedigt, dat je zelfs vond dat haar stijl leek op die van Grandma Moses.’

‘Ja, ze heeft echt talent. Ik heb een vriendin die een galerie in Short North in Columbus drijft, gespecialiseerd in naïeve kunst, dat wil zeggen schilderijen van zeer getalenteerde kunstenaars zonder opleiding. Vaak met landelijke onderwerpen, vaak met een wat naïeve stijl. Aangezien jij daarvandaan komt, weet je vast wel hoe kunstzinnig die wijk is. Als jij het schetsboek ziet waar Sarah al jaren in tekent… Verdorie, even vergeten dat dat een geheim is. Maar goed, dan zou je versteld staan.’

‘Dus je hebt naar haar quiltpaneel op de schuur gekeken en toen ben je weggegaan.’

‘O… ik heb voor de zekerheid de deuren van de schuur nog even opengedaan om te kijken of daar iemand was. Alles leek donker, maar soms weet je het niet omdat ze alleen maar een lantaarn bij zich hebben. Heus, de Amish zien beter in het donker dan wij.’

‘En was er iemand?’

Uit alle macht hoopte ze dat haar stem niet trilde. Bij deze man hoefde ze niet te proberen haar charme en vrolijke praatjes in de strijd te gooien. Ze was bang dat een deel van wat ze zou gaan zeggen de aandacht van zowel Jack als Nate zou trekken – niet het soort aandacht dat ze wilde hebben. En als haar echte plannetje aan het licht kwam, kon ze alles kwijtraken waar ze zo hard voor gewerkt had.

‘Binnen was het aardedonker, maar voor zover ik kon zien, bewoog er niets, nog geen muis,’ zei ze met een geforceerde glimlach. ‘Ik hoop alsnog met de Amish-hotemetoten over Sarahs schilderen te kunnen praten, maar met al die vreselijke dingen die er nu gaande zijn, heb ik gewoon geen tijd gehad. Bovendien moest ik ook nog spullen inpakken voor de veiling morgen. Aangezien ik niets vreemds heb gezien voor de schuur afbrandde, wilde ik jou of de sheriff niet lastigvallen. Blijkbaar ben ik de brandstichter net misgelopen, en dat jaagt me de stuipen op het lijf.’

Zijn ogen priemden zich in de hare.

‘Het… Het spijt me,’ ging ze verder. Was ze geen onzin aan het brabbelen? ‘Ik wilde gewoon geen slechte publiciteit voor het restaurant. Geloof me, ik weet dat ik iets had moeten zeggen, maar ik wilde niet dat Peter, of Jack Freeman, boos op me zou worden. Bovendien was ik bang dat mijn verzoek aan bisschop Esh om als een soort agent voor Sarah te fungeren als ze haar toestemming gaven om te schilderen in verkeerde aarde zou vallen. Dat ze er zelf ook last mee zou krijgen als ze ervan wist. Maar mijn timing deugde gewoon niet, dus ik vond het beter om maar mijn mond te houden.’

‘Dat had je niet moeten doen. De volgende keer dat je iets hoort of ziet wat ons kan helpen, zeg je niet gewoon “dat komt morgen wel”, gesnapt?’

‘Goed. Goh, je hebt de film gezien!’

‘Mijn pleegmoeder is er dol op.’

‘En jij bent dol op haar, dus je hebt hem meer dan eens uitgezeten.’

‘Ik herhaal, de volgende keer dat je iets weet, geeft niet waarover, laat je het me meteen weten. Anders komt het heel raar over.’

‘Ja, ja, ik begrijp het. Bedankt voor alles wat je voor ons doet, ook dat je een oogje op Sarah houdt.’

Ze wist niet zeker of hij de hint snapte dat ze ook het een ander over hem wist wat nu niet direct van de daken geschreeuwd hoefde te worden, maar hij knikte alleen en ging weg.

Met knikkende knieën stond ze tegen de deur geleund tot hij wegreed in die grote zwarte auto. Toen ging ze de tafel afruimen. Met de borden op weg naar de keuken, zag ze dat hij haar beeldje van Scarlett had omgedraaid, zodat ze naar het bord met het brandende Atlanta keek. Wat moest ze daar in vredesnaam van denken?