23

‘Lilith?’ Onderzoekend bekeek Hazo de oude illustratie. ‘Ik begrijp het niet.’

      ‘Eva was niet de eerste vrouw die God schiep,’ legde de geestelijke uit. ‘De Bijbel staat vol tegenstrijdigheden. En de eerste bladzijden zijn geen uitzondering op de regel.’

      Hij pakte een bijbel van een boekenplank in de buurt, sloeg die open en ging naar de eerste bladzijde van het boek Genesis.

      ‘Als je Genesis 1 en 2 nauwkeurig leest, zul je merken dat er twee verhalen zijn over Gods schepping van de mens. In Genesis 1 worden man en vrouw tegelijkertijd geschapen. Hoor maar.’ Hij wees zichzelf bij met de stilus en las: ‘En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep hij hem: man en vrouw schiep hij ze.’ Hij keek op van de bladzij. ‘Precies zoals hij alle andere levende schepselen had geschapen, steeds twee, in paren, om de voortplanting te vergemakkelijken.’

      ‘Tegelijkertijd,’ zei Hazo zacht. Hoe kon dat, vroeg hij zich af.

      ‘Inderdaad. Maar de meesten kennen het verhaal uit Genesis 2 beter. Wanneer Adam eenzaam rondwandelt in de Hof van Eden, besluit God achteraf dat het beter zou zijn als de man een geestelijke gezellin zou hebben.’

      ‘En dan maakt God Eva uit Adams rib.’

      De bejaarde man glimlachte. ‘Het is niet letterlijk een rib. Een betere vertaling zou zijn: zijn zijde,’ verbeterde hij Hazo. Vervolgens ging hij verder met vertellen. ‘Eva was Adams tweede gezellin, de echtgenote die volgens de Bijbel was voorbestemd te worden gedomineerd door haar echtgenoot. Lilith, de eerste vrouw die God schiep, was heel anders. Ze was zeer wellustig, ze wilde altijd de overhand hebben, boven Adam. Ze was bepaald niet onderdanig.’

      ‘Maar dat staat toch niet in de Bijbel?’

      Weer glimlachte de geestelijke. ‘Dat klopt. Elke verwijzing naar Lilith is lang geleden al uit het boek Genesis gehaald door de patriarchale katholieke kerk, die niet veel ophad met een zo dominante vrouw. Maar als u hier even wilt wachten, kan ik u een andere afbeelding laten zien waardoor u het beter zult begrijpen. U bent net zoals ik iemand die dingen graag voor zich ziet, visueel ingesteld.’

      Hazo lachte. ‘Eigenlijk wel.’

      ‘Dat komt goed uit, want afbeeldingen bevatten vaak waarheid en geheimen. Ik kom zo terug.’

      De geestelijke verdween tussen de rijen boeken, en even later kwam hij terug met een modern ogend fotoboek dat Meesterwerken uit de musea van het Vaticaan heette. Hij sloeg het open en legde het plat op tafel.

      ‘In 1509 schilderde Michelangelo een afbeelding van Lilith op het plafond van de Sixtijnse Kapel. Het fresco De zondeval.

      In de index zocht hij naar de juiste pagina en sloeg die op. Vervolgens draaide hij het boek naar Hazo, opdat die de foto beter kon zien.

      ‘Michelangelo baseerde deze verhalende schildering op een apocriefe tekst, getiteld Ma’amar al-atsilut ha-semulit, vrij vertaald: verhandeling over de linkeremanatie, waarin wordt verteld dat nadat God Lilith uit de Hof van Eden had verbannen, ze vol wraaklust terugkwam in de vorm van een slang om haar vervangster Eva te verleiden van de verboden vrucht te eten.’

      Hazo bestudeerde de twee afbeeldingen. Er was een vrouw die gedeeltelijk slang was en die zich wond om een boom en reikte naar Adam en Eva, en daarnaast een engel die het paar uit het paradijs verdreef.

      ‘Dit is een kernmoment binnen het christendom, het gaat over de zondeval en de val van de mens. En dat wordt uiteraard allemaal toegeschreven aan de zonde van een vrouw.’

      ‘Geweldig,’ reageerde Hazo.

      ‘In het Oude Testament komt een obscure verwijzing voor naar Lilith. Wanneer Jesaja spreekt van Gods wraak op het land van Edom, en een waarschuwing geeft dat het weelderige paradijs onvruchtbaar zal worden, en door ziekte verwoest en ontvolkt.’ De geestelijke richtte zijn blik op de bijbel en las voor uit Jesaja 34: ‘En de wilde dieren der woestijnen zullen de wilde dieren der eilanden daar ontmoeten, en de duivel zal zijn metgezel toeroepen; ook zal het nachtgedierte zich aldaar nederzetten, en het zal een rustplaats voor zich vinden. Daar zal de grote uil nestelen en leggen, en haar jongen uitbikken, en onder haar schaduw vergaderen.’ Hij zweeg even. ‘Cryptisch, ja. Tenzij je de originele tekst leest waaruit het is vertaald.’ Hij las voor uit de rechterkolom, waar de Hebreeuwse tekst stond afgedrukt naast de vertaling. ‘Er staat: Keffers ontmoeten jankers; harigen huilen naar hun soortgenoten. Lilith rust, verkrijgt een rustplaats.’

      ‘Dus ze wordt wél in de Bijbel genoemd,’ merkte Hazo op.

      ‘Inderdaad. Lilith wordt genoemd in de joodse apocriefen, in de Dode Zeerollen, in de Talmoed, in de Kabbalah, in het Boek van Zohar, en in het middeleeuwse Alfabet van Ben Sira. En overal wordt ze neergezet als een demonische verleidster die mannen kwelde en ze impotent maakte. Een jaloerse feeks die uit boosaardigheid kinderen doodde. Ze wordt dan ook in vroege beeldjes en op amuletten afgebeeld als een vrouw met weelderige vormen en met dierlijke kenmerken als vleugels en klauwen. Maar het verhaal van Lilith gaat veel verder terug.’

      De geestelijke legde uit dat toen de Babyloniërs Jeruzalem in 586 v.C. verwoestten, koning Nebukadnezar II de joodse priesters naar Babylon verbande. Omdat deze priesters de tempel in Jeruzalem en de heilige teksten kwijt waren geraakt, herschiepen ze de geschreven geschiedenis van hun cultuur en afstamming, en daarbij ontleenden ze veel aan de Mesopotamische mythologie die ze van de Babyloniërs hadden geleerd. Veel van deze verhalen konden worden herleid tot het derde millennium voor Christus, naar de Akkadische teksten in spijkerschrift waarin wordt verhaald van de Lilitu, de nachtelijke demonen die ziekten verspreidden, en die naar afgelegen plekken dwaalden om de mens in het verderf te storten. Aan deze teksten gingen eeuwen van mondelinge overleveringen vooraf.

      Nadat de geestelijke diep adem had gehaald, vertelde hij verder. ‘De legende over Lilith is misschien wel het oudste verhaal dat ooit werd verteld. Hoe oud het is, zal wel nooit bekend worden. Maar de meesten zijn het erover eens dat Lilith de oorsprong is van alle vrouwelijke demonen die later voorkomen in de Mesopotamische, Griekse en Romeinse mythologie.’

      De geestelijke zette zijn bril af, en op zijn gezicht verscheen een ernstige uitdrukking. ‘Misschien weet je nu te veel, mijn zoon. Want die foto’s van je... Dat zijn oeroude afbeeldingen van het verhaal van Gods schepping van de eerste vrouw. Het verhaal van het verloren paradijs. Het klinkt misschien vreemd, en het lijkt onmogelijk, maar volgens mij ben je gestuit op een legendarische plaats.’

      ‘Ja?’ reageerde Hazo benieuwd.

      De geestelijke wees naar de laatste foto, waarop mannen waren afgebeeld die een lijk zonder hoofd voorbereidden op de begrafenis. ‘Liliths graf.’