47
Irak
Korporaal Jeremy Levin schatte dat er ongeveer een kwartier voorbij was gegaan sinds Crawfords mannen een Amerikaanse vlag aan de dwarsstang achter het hoofd van de patiënt hadden gehangen. Ze hadden ook een digitale camera op een statief gezet om de ondervraging door de kolonel vast te leggen.
Dit was geen gewone patiënt.
Terwijl kolonel Crawford vragen afvuurde – zoals waar het konvooi naartoe ging, en of het klopte dat Al-Zahrani van plan was een kernwapen in een koffer te laten ontploffen tijdens de herdenking van 11 september in New York – noteerde de zwijgzame Koerdische tolk met een viltstift de vragen op een blocnote, in zowel het Engels als in het Arabisch.
De patiënt werkte ontzettend slecht mee. Levin was ervan overtuigd dat de man daar weinig aan kon doen. Aan Al-Zahrani’s afwezige en lege blik wanneer de Koerd de blocnote voor zijn gezicht hield kon hij zien dat zijn toestand snel achteruitging. Vijf minuten geleden was Al-Zahrani gaan hoesten. Die hoest was steeds erger geworden. Het kostte hem moeite lucht binnen te krijgen, en zijn longen piepten behoorlijk. Omdat Al-Zahrani ook koorts had en een loopneus, vermoedde Levin dat de gevangene griep had. In een civiele omgeving zou bedrust uitkomst brengen, en dan zou een patiënt meteen weinig anderen kunnen besmetten. Maar hier was griep een ziekte vergelijkbaar met een bermbom. Daarom had Levin het monster afkomstig van Al-Zahrani’s loopneus al getest. Die test had echter negatief uitgepakt: een blauwe streep die negenennegentig procent zekerheid gaf dat Al-Zahrani niet was besmet met het influenzavirus a of b.
Geen griep? Hoezo niet? Of misschien was het geen gewone griep, dacht Levin met een angstig voorgevoel. Door die angst gedreven had hij een andere test tevoorschijn gehaald, een heel nieuwe manier om in het veld zowel h5n1 – vogelgriep – vast te stellen als h1n1 – varkensgriep. Met een steriel wattenstaafje in de ene hand en een nieuwe reageerbuis in de andere sloop hij zo onopvallend mogelijk naar het bed en nam een beetje snot af.
Vernietigend keek Crawford hem aan. ‘Heb je de eerste keer zijn neus niet goed gepeuterd, korporaal?’
‘Ik moet nog een onderzoekje doen.’ Levin draaide met het wattenstaafje in Al-Zahrani’s neusgat, trok het eruit en stak het in de vloeistof onder in de reageerbuis. ‘Zo. Klaar.’ Gauw trok hij zich weer terug, en Crawford ging na een geringschattend kuchje verder met de ondervraging.
Nadat Levin had plaatsgenomen aan de tafel die haastig als laboratorium was ingericht, draaide hij het wattenstaafje een paar keer in de vloeistof rond en trok het er toen uit. Vervolgens doopte hij het strookje papier dat bij de test hoorde in de vloeistof. Het zou tien minuten duren voordat er resultaat te zien was, dus schreef hij de tijd op die zijn horloge aangaf.
Terwijl hij zenuwachtig met zijn voet wipte, probeerde hij zich te concentreren op Crawfords vragen, gewoon als afleiding omdat hij steeds nerveuzer werd. Het leek wel of Crawford andermans zorgen zomaar van tafel veegde, ook die van Jason Yaeger. Na het ruzieachtige gesprek waarvan Levin getuige was geweest, had Crawford nog steeds niet om versterkingen gevraagd, en dat had Levin juist zo verstandig van Yaeger gevonden. Als Crawford zo koppig was om niet naar Yaeger te luisteren, zou hij zeker niet willen luisteren naar Levin als hij vroeg om Al-Zahrani per helikopter naar een ziekenhuis te vervoeren waar hij de verzorging kon krijgen die hij nodig had. Want Levin had het gevoel dat het wel eens ernstiger met de patiënt gesteld kon zijn dan iedereen dacht.
Tersluiks wierp hij een blik op het strookje, maar zag nog niets. Hij keek op zijn horloge; nog vijf minuten. Vervolgens liet hij zijn blik naar Crawford dwalen.
Normaal gesproken hield Crawford altijd het hoofd koel. Een echte leider die het best presteerde onder druk, een kerel met een indrukwekkende staat van dienst die de afgelopen twintig jaar aanwezig was geweest bij elke brandhaard in het Midden-Oosten. Omdat Crawford in de geest van de moslimterroristen kon kruipen, was hij in Irak onmisbaar gebleken. Maar deze dag leek hij totaal niet op de kolonel die Levin kende. Crawford leek wel schizofreen. Zelfs terwijl de gevangene overduidelijk ernstig ziek was en niet kon nadenken, bleef Crawford maar doorgaan met de ondervraging.
Nogmaals bekeek Levin de patiënt met klinische blik. Het liefst zou hij zich niet houden aan de artseneed die hij had moeten afleggen, dat hij aan de patiënt geen schade zou doen. Heel ethisch verantwoord, maar hij zou graag deze ongewenste patiënt zien stikken in zijn eigen sputum en hem daar een handje bij helpen.
Maar bovenal wilde Levin koste wat kost vermijden dat Al-Zahrani als een soort Trojaans paard het hele peloton zou besmetten. In het veld was het makkelijk een infectie op te lopen. Zelfs na alle technische hoogstandjes op het gebied van verzorging en behandeling van verschillende soorten trauma werd de moderne oorlogvoering geplaagd door de vele slachtoffers van infecties, meer dan van friendly fire en beschietingen van de vijand bij elkaar. Hoewel de manschappen dicht op elkaar leefden om kameraadschap te bevorderen, was dit contact ook een goede voedingsbodem voor besmettelijke ziekten. Vooral omdat de manschappen niet de luxe hadden van een dagelijkse douche of schone toiletten.
Omdat er voortdurend troepenbewegingen waren tussen het Midden-Oosten en de militaire thuisbases was het ministerie van Defensie erop gespitst zelfs de kleinste uitbraken in de kiem te smoren. En er werd aan preventie gedaan. Manschappen die naar het Midden-Oosten werden gestuurd, moesten zich verplicht laten vaccineren. Dat kwam neer op zes vaccinaties binnen een periode van anderhalf jaar, en die waren bedoeld tegen onder andere griep en miltvuur. Vervolgens kreeg iedereen jaarlijks een vaccinatie om de weerstand op peil te houden. En toch waren er ziektegevallen, vooral wanneer een hoogst besmettelijk griepvirus de ronde deed, want griepvirussen veranderen voortdurend in hun spelletje van overspringen van mens op dier en van dier op mens. De varkensgriep van kortgeleden was een typisch voorbeeld van hoe snel een virus kan muteren en vaccins onbruikbaar kan maken.
Weer een blik op het strookje. Nog twee minuten.
Levin deed zijn best niet te denken aan Al-Zahrani die de manschappen met een nieuw griepvirus besmette. Of erger: de terrorist had al een heleboel Irakezen kunnen besmetten toen hij in het geheim van stad naar stad trok.
In Irak waren veel onbewoonde streken, natuurlijke buffers die het moeilijk maakten om ziekten te verspreiden. Maar één besmette persoon kon voor een epidemie in een van de dichtbevolkte steden zorgen. En als een besmette persoon dan naar een andere stad trok, waar de bevolking nog onbekend was met de ziekteverwekker... De ene dominosteen kon de ander doen omvallen. Het herinnerde Levin aan oorlogen uit het verleden die niet waren beslecht door militaire overmacht en betere wapens, maar door bacteriën en virussen, zoals de Mongoolse invasie van Europa, Hernando de Soto’s verovering van Amerika en Napoleons poging de wereldheerschappij te bereiken.
Crawford vond Levin maar een tobber, een ouwe zeur. Dat was te verwachten. Militaire types waren vooral gericht op munitie en artillerie, ze moesten er steeds aan worden herinnerd dat de grootste bedreiging niet een stel bewapende terroristen was dat het martelaarschap nastreefde. Vooral Crawford was zo’n minimalist die dacht dat een marinier alles kon overleven als hij maar zijn bowiemes bij zich had. Het had veel overredingskracht gevergd om hem ervan te overtuigen dat preventieve maatregelen geen watjes van de mannen zouden maken.
Crawford had op pijnlijke wijze geleerd dat besmettelijke ziekten beter niet genegeerd kunnen worden. Tijdens een patrouille de vorige zomer was Crawfords peloton door de zuidelijke woestijn van Irak getrokken met een bepakking van tussen de vijfentwintig en vijftig kilo, en dat in een hitte van wel meer dan vijftig graden. Door logistieke problemen met de contractant die de Water Buffalo-tanks leverde was er gebrek aan water, waardoor de manschappen zich gedwongen zagen het plaatselijke water te drinken, en dat water zat vol schadelijke micro-organismen. Dat veroorzaakte vele gevallen van dysenterie; bijna het hele peloton had platgelegen. Uiteraard had Crawford zelf nergens last van gehad, want hij beschikte over een eigen voorraad flessenwater.
‘Maak je niet druk,’ mompelde Levin voor zich uit. Hij wreef zijn klamme handen af aan zijn broekspijpen.
Plotseling verloor Crawford zijn geduld met de niet erg meewerkende patiënt. De kolonel brieste en tierde, schopte een krat omver en stormde de tent uit.
‘Hartstikke gek,’ mompelde Levin. ‘Een wandelende hogedrukpan.’ Hij maakte oogcontact met de Koerd, die zijn schouders ophaalde, de viltstift en de blocnote neerlegde en ook naar buiten ging. Levin keek op zijn horloge: nog een halve minuut, dan was de periode van wachten afgelopen.
Hij keek naar het strookje, in de verwachting dat het roze zou zijn gekleurd, hetgeen aantoonde dat Al-Zahrani was besmet met de vogel- of varkensgriep. Maar het strookje vertoonde een blauwe streep, en dat maakte hem nog bezorgder dan hij al was.
Negatief?