35
Er werden geen laatste woorden gesproken toen Agnes hem bij Peters huis afzette.
Ze belde aan, begroette Peter, zei Justin gedag zonder hem aan te raken of aan te kijken en vertrok. Justin was opgelucht dat alleen Peter getuige was van zijn eerloze afwijzing.
Peter gaf hem een snelle rondleiding door het huis, legde uit dat zijn moeder ‘s-morgens gewoonlijk als eerste de deur uitging, gevolgd door de meisjes, dat Justin hen later allemaal zou ontmoeten, en dat hij in de tussentijd alles mocht pakken wat hij in de keuken kon vinden. Toen bracht hij de bagage van zijn vriend naar de slaapkamer die ze zouden delen en vertrok naar school.
In tegenstelling tot de rest van het huis, dat bezaaid was met boeken en schilderijen en te veel totaal niet bij elkaar passende meubelstukken, was Peters kamer brandschoon en opmerkelijk leeg. Hij zag twee eenpersoonsbedden, een grote boekenkast die zo gevuld was dat hij bijna maar net niet uitpuilde, een kaart van de melkweg die een hele muur in beslag nam, een kleurrijke grafiek die de omlooptabel van de elementen aangaf, een indrukwekkende dioptrische telescoop, en een groot stuk papier aan de deur waarop stond: Alice eten geven.
Justin vroeg zich af wie Alice was.
Hij pakte langzaam zijn spullen uit en zakte daarna behoedzaam af naar de keuken, maakte vier sneetjes toast met Marmite, at die langzaam op en ging terug naar Peters kamer. Hij ging liggen en probeerde enkele van Peters boeken te lezen, die bijna allemaal over de specialistische kanten van de kosmologie gingen, hij onderzocht de telescoop en vroeg zich af of je die kon gebruiken om de omgeving op verdachte individuen af te speuren. Toen gaf hij het op en viel in slaap. Het was laat in de middag toen hij wakker werd van gekuch en moeizaam rechtop ging zitten.
Peters jongste zusje (hij vermoedde dat ze een jaar of zes was) stond in de deuropening. Ze had heldere blauwe ogen en bolle roze wangen, maar de gelijkenis met Peter was onmiskenbaar. Ze had het uiteinde van een lange, dunne plastic riem in haar hand.
“Hallo,” zei ze, “ik ben Anna. Peter zegt dat je een poosje hier komt wonen.”
Justin knikte.
Ze leek dit even te overwegen. “Heb jij geen familie van jezelf?”
Justin zuchtte. “Jawel,” zei hij. “Maar we kunnen niet zo goed met elkaar opschieten.” Hij voelde een steek toen hij aan Charlie dacht.
“Ik kan niet altijd met mijn zus opschieten.” Anna duidde op Dorothea, die achter haar de kamer was binnengekomen, en liet haar stem tot fluisterhoogte dalen. “We kunnen heel lelijk tegen elkaar doen.”
Dorothea negeerde haar. “Hallo.”
“Hallo.” Hij keek naar de twee meisjes. “Ik heb een broer.”
“Wat voor broer?” Dorothea keek geïnteresseerd.
“Een hele kleine.”
“Nou,” zei Dorothea. “Klein kan ontzettend irritant zijn. Mis je hem niet?”
Justin miste hem ineens vreselijk. “Het is geen gewoon kind. Eigenlijk is hij heel bijzonder.”
“In wat voor opzicht?”
Hij dacht even na. “Hij lijkt dingen te wéten.”
“Vroeg wijs.” Dorothea wierp een blik op Anna. “Heel vermoeiend.”
Justin keek naar de vloer. “Ik had ook een vriendin.”
“Had?”
“Ze heeft nu een hekel aan me.”
Beide meisjes staarden hem geboeid aan. Toen leek Dorothea zich iets te herinneren. “Peter zei dat we naar je hond moesten vragen.”
“Hij is nog steeds zoek. Maar het is trouwens geen echte hond.”
Hier dacht ze over na. “Wat voor niet-echte hond is het?”
“Een hazewindhond.”
“Hmm. Had lastig kunnen zijn. Had problemen met de katten kunnen geven.”
“En met Alice,” zei Anna met een bezorgde frons.
Justin zei niets.
“Nou, we zijn blij dat je bent gekomen. Mama werkt veel te hard, dus we zijn zo’n beetje wees en kunnen wel wat gezelschap gebruiken. Wil je voor ons koken?”
Justin knikte.
“Geweldig. Dan mag je blijven, zolang je aardig bent voor Alice.”
Hij overwoog de voorwaarde zorgvuldig. Misschien was het een list. Misschien was het niet mogelijk om aardig te zijn voor Alice. “Afgesproken,” zei hij ten slotte.
Hun gezichten ontspanden zich en kregen een opgeluchte uitdrukking, alsof het onderwerp hun dwars had gezeten.
Dorothea stak haar hand uit om de relatie te bekrachtigen. Hij schudde die.
“Je brandwond ziet er beter uit,” zei ze terwijl ze zijn handpalm onderzocht, en vervolgens wendde ze zich tot haar zus. “Alice mag nu wel binnenkomen.”
Anna trok zachtjes aan de riem en een zacht, slaperig uitziend konijn, zo groot als een kleine bergleeuw, hupte langzaam de kamer in.
“Dit is Alice,” zei Dorothea. “Hij wordt jouw troeteldier.” Ze keek Justin kalm aan. “Je hebt op dit moment een konijn nodig. Alice, dit is Justin.”
Justin knielde op de vloer en maakte een klokkend geluidje. Het konijn keek hem nietszeggend aan.
“Je moet hem zó aaien,” zei Dorothea. Ze wreef stevig met haar hand van de onderkant van zijn oren tot halverwege zijn rug. “Anders raakt hij uit zijn humeur.”
Alice rekte zich in zijn volle lengte en rolde met een zuchtje van plezier op zijn zij.
Dorothea keek naar Justin. “Voor een huisdier is hij redelijk betrouwbaar, maar je moet wel oppassen. Er kunnen dingen gebeuren met konijnen.”
Justin staarde haar aan. Dingen? Wat voor dingen? Zingen-in-slagerswinkels-achtige dingen? Hij schudde zijn hoofd om het beeld kwijt te raken. “Waarom heet hij Alice als het een mannetje is?”
“Zo heet hij gewoon.” Dorothea keek op haar horloge, een enorm digitaal geval met grote cijfers. “We moeten nu weg, we moeten de katten voeren. Je kunt konijnenvoer vinden in de schuur achter de keuken. Tot gauw, Justin Case,” zei ze op ernstig formele toon. “Succes met Alice.”
Ze lieten hem alleen met zijn troeteldier.
Justin en Alice staarden elkaar aan. Het konijn wiebelde met zijn oren. Justin keek diep in de grote kalme ogen en vroeg zich af wat hij dacht. Alice staarde met minzame blik terug naar Justin.
Ze knipperden geen van beiden. Zo trof Peter hen aan toen hij een uur later uit school kwam.