45

Buiten, omgeven door het fletsgroene licht van een winterse onweersbui, trok Justin zijn hoofd tussen zijn schouders tegen de ijzige wind. Vanuit het donker keek Ivan, die rustig een sigaretje stond te roken, geamuseerd toe.

Dus Agnes had hem niet verteld dat hij de ster was van haar expositietje? Foei toch. Wat een grove nalatigheid. Nou, voor niets gaat de zon op, Justin, mijn jongen. Trek er lering uit voor de volgende keer.

Justin deed zijn hoofd omhoog om door de dikke spiegelende ruiten naar binnen te kijken. Overal waar hij keek, staarde zijn eigen afbeelding hem dubbel zo groot aan en dreef de spot met hem.

Dat bén ik niet, wilde hij schreeuwen. Die persoon ben ik niet. De behoefte om zich te ontdoen van de persoon op de foto’s, om die afschuwelijke, meelijwekkende gestalte in de mooie grijze jas te vernietigen, kreeg hem zo te pakken dat hij alleen nog maar woede voelde. En dus trok hij, toen het grote ijzige druppels begon te regenen die de vuile straat in een glibberige modderpoel veranderden, het kostbare kledingstuk uit en smeet het zo hard als hij kon van zich af. Het kwam plat en zwaar onder een gestage stroom van verkeer en natte sneeuw terecht.

“Kom, we gaan,” zei hij tegen Boy, en met zijn hoofd omlaag, de kraag van zijn overhemd op tegen de regen en het cadeau voor zijn broer tegen zich aan geklemd, begon hij te lopen. Als hij nog een paar seconden had gewacht, had hij Ivan misschien met een hevige vloek achter zijn jas aan het verkeer in zien duiken. Dan had hij misschien de slippende en gierende autobanden gehoord en gezien hoe de onbesuisde, onnadenkende wereld zich voor het laatst boven de man had gesloten, gezien hoe de doorweekte jas en zijn ontwerper in niets meer te onderscheiden waren van een overreden dier.

Maar Justins hoofd hing omlaag en het was donker. Meer kon hij niet doen om zich overeind te houden tegen de priemende, ijskoude regen. Daardoor botste hij tegen een vrouw van middelbare leeftijd die hem over straat tegemoetkwam.

Haar hoofd en nek voelden stijf en pijnlijk aan en ze liep vlug met neergeslagen ogen, verlangend naar huis en haar bed. De regen prikte in haar gezicht en liep in haar ogen, waar een klein deel zich ophoopte en zich vermengde met het vocht van het bindvlies.

Precies op het moment dat Justins lichaam schuin tegen het hare botste, knipperde ze met haar ogen, en door de kracht vloog een druppel van het slijmvlies rond haar ogen een paar centimeter verder in Justins licht geopende mond. Een dergelijk voorval komt duizenden keren per dag voor – in treinen, liften, overal waar vreemdelingen dicht op elkaar zitten en kuchen of niezen of handen schudden.

In zijn totaliteit nam het treffen niet meer dan twee seconden in beslag.

Justin, doorweekt en ijskoud, vond zijn evenwicht terug, mompelde een verontschuldiging en liep door. Bij Peter thuis wreef hij zijn hond droog met een handdoek, gooide een deken op de vloer, legde het cadeau voor zijn broer op de verwarming te drogen, deed al zijn kleren uit, liet het bad vol warm water lopen en bleef erin liggen tot zijn botten ontdooid waren, zijn vingertoppen tot harmonicaatjes van witte ribbels samentrokken en het water begon af te koelen. Toen droogde hij zich af, kroop onder een stapel gewatteerde dekens in bed en verwarmde de koude lakens met zijn hete lichaam.

Peter, Dorothea en Anna kwamen kort daarop thuis en Justin hoorde hen bij de deur van de slaapkamer fluisteren. Ze wachtten op een teken van hem om naar binnen te mogen, maar dat kwam niet en uiteindelijk hield het gefluister op.

Toen Justin weer wakker werd, hoorde hij Peters kalme, regelmatige ademhaling aan de andere kant van de kamer en wees de verlichte wijzer op zijn horloge twee uur ‘s-nachts aan. Vervolgens lag hij wakker, verontrust door beelden van losse ledematen, lijven doorzeefd met scherven, benen zonder voeten, en handen zonder vingers.

De herinnering aan Agnes’ foto’s maakte hem misselijk.

De volgende morgen kwam hij met een suf hoofd neerslachtig beneden en zag dat Dorothea en Anna al op waren en de katten voerden terwijl ze het over Agnes hadden. Op zijn hoede vroeg hij aan Dorothea wat ze van de expositie vond.

“Op een bepaalde manier heel knap gedaan,” antwoordde ze bedaard. “En de foto’s van jou zijn prachtig, zelfs wanneer je er heel slecht uitziet. De meeste mensen zal het niks kunnen schelen dat het allemaal ook heel vreselijk is. Ze vinden het gewoon anders en nieuw en ontzettend origineel.” Dorothea’s ogen vertoonden geen spoor van medelijden. “Ik ben niet enthousiast over de manier waarop ze met vrienden omgaat, als je dat wou vragen. Ze heeft je echt heel slecht behandeld.”

En dat was dat. Het volgende moment zette ze een kop thee voor hem neer en beschreef een documentaire over sneeuwluipaarden die Anna en zij op tv hadden gezien.

Dorothea’s oordeel over Agnes was een openbaring. Ze klonk zo onherroepelijk en nuchter dat Justin die afschuwelijke schaamte binnen in hem voelde oplossen. Agnes’ macht begon barsten te vertonen, en wel zodanig dat een elfjarige hem kon trotseren.

Peter kwam de keuken in. “Hebben jullie de krant gezien?”

Later die dag dacht Justin terug aan het gesprek en vroeg zich af of de dingen waaraan je doodging niet alleen de ongelukken en explosies van buitenaf waren, maar ook de bommen die diep vanbinnen verscholen lagen, de bommen die jaar na jaar zachtjes in je darmen, je lever of je hart tikten, die je zelf had ingeslikt of geabsorbeerd, en had laten groeien.