Hoofdstuk 16

 

 

 

Marleen heeft net ontbeten. Met haar rechterhand veegt ze op het smalle keukentafeltje wat broodkruimels bij elkaar, die ze vervolgens op een hoopje laat liggen. Brood voor de vogeltjes en de eendjes. Ze ziet zichzelf weer in het park. Haar moeder lette niet op en ze banjerde zo de vijver in. Misschien wel naar de eendjes toe, om ze te aaien, want eendjes moest je aaien, zoals alle beesten. Een vaak herhaald familieverhaal: Leentje die met kroos op haar hoofdje aan de kant gehesen werd. Aanstaand weekend naar Edwins ouders, die veertig jaar getrouwd zijn. Ze heeft er niet veel zin in. Nooit heeft ze kunnen begrijpen dat zulke stugge, saaie mensen een leuke en knappe zoon als Edwin hebben kunnen voortbrengen. En dan is er ook nog die oudere zus van hem, Hilde, die een paar jaar geleden vanuit het niets Jehova’s getuige is geworden, samen met haar man en twee kinderen.

Edwin is al in de auto gestapt omdat hij ergens in Overijssel moet zijn. ‘Baby you can drive my car. Yes I’m gonna be a star,’ zingen The Beatles door haar hoofd. ‘Baby you can drive my car, and maybe I’ll love you.’ Al geschreven ver voor zij geboren werd. Met The Sitting Duckshebben ze het een tijdje gespeeld. Het was zo’n nummer waarbij je lekker kon uithalen, zeker in hun eigen arrangement, dat net een tempootje sneller ging dan het origineel. Vanwege Edwin is ze uit de band gestapt. Al die avonden en halve nachten dat ze weg was, met vier jongens – hitsige jongens zonder hit, heeft Edwin ze een keer genoemd – en de re-petities op doordeweekse avonden of zaterdagmiddag, het was allemaal meer dan hun jonge, heftige verliefdheid kon verdragen. Edwin ging soms mee naar een optreden, maar op een of andere manier klopte dat niet. Zelfs voor haar werd hij dan een vreemde, een willekeurige man in het publiek, met wie ze terugreed in zijn auto, terwijl ze op dat moment in het busje van de band hoorde te zitten tussen de versterkers, bier drinkend uit een flesje, rokend. Toen nog wel.

Opnieuw kijkt ze op de kalender, alsof ze het de vorige keer mogelijk niet goed heeft gezien, maar het blijft vandaag de tiende. Een dag of tien geleden had ze al ongesteld moeten worden. Behalve tijdens vakanties in een warm land is ze altijd heel regelmatig. Het is bekend: een spiraaltje biedt geen honderd procent zekerheid. Dikke kans dat Edwins sperma zich niet heeft laten tegenhouden. Eén zaadcel, fanatiek op zoek naar een eicel, dat is voldoende.

Ze gaat onder de douche en voelt aan haar buik en haar borsten, maar die geven geen enkel signaal af. Onderweg naar kantoor kan ze straks bij een apotheek langs om een zwangerschapstest te kopen. In de spiegel kijkt ze naar het profiel van haar lichaam. Blijft het straks haar eigen lichaam of is het tegelijkertijd dat van een ander, misschien zelfs meer van die ander?

Voor ze op de fiets stapt, werpt ze een blik op het huis van Otto. De gordijnen zijn dicht. Het huis ziet er onbewoond uit. Misschien heeft hij alle kieren van de ramen en de deuren dichtgetapet en daarna de gaskraan opengezet. Of hij bungelt aan een touw in het trapgat. Het trapgat schijnt populair te zijn, heeft ze onlangs ergens gelezen. Hoe doen mensen het die op een verdieping wonen en geen trapgat hebben? Als de verdieping hoog genoeg is, de flats in de Eilandenbuurt bijvoorbeeld, kunnen ze van het dak of het balkon springen. Gisteravond heeft ze het met Nancy over Otto gehad, vooral omdat de mail van Sandra haar aan het denken heeft gezet, maar deze mogelijkheid kwam niet voorbij. Waarschijnlijk omdat ze er niet aan wilden denken.

Ze loopt naar Otto’s voordeur en doet de klep van de brievenbus een stukje omhoog. Nee, geen gaslucht. Ook geen enkel geluid.

Haar wijsvinger gaat al naar de bel, maar ze houdt zich in. Natuurlijk is er niets aan de hand. Misschien is Otto naar zijn werk, om de laatste dagen van zijn contract uit te dienen. Als hij thuis is, ligt hij waarschijnlijk in bed. Sorry dat ik je uit bed heb gebeld, Otto, maar ik ben misschien zwanger. Leuk, hè?

 

Even overweegt ze om meteen na binnenkomst op kantoor de test te doen, maar ze gaat toch achter haar computer zitten. Simon vraagt haar in een mailtje om uit te zoeken hoeveel uren hij al heeft gestoken in een bepaalde zaak. In verband met twee pro-Deozaken stelt ze facturen op voor de Raad voor Rechtsbijstand. Voor een derde, complexe zaak moet ze een aanvraag voor extra uren indienen. Ze typt een brief naar de strafgriffie van de rechtbank, waarin Elise zich bekendmaakt als raadsvrouw van ene Joost Haverkorst en verzoekt om de relevante stukken toegestuurd te krijgen. In haar Word-bestandje met gekke namen noteert Marleen ‘Haverkorst’. Nooit eerder tegengekomen. Zelf staat ze op de op een na laatste plaats, met voor haar ‘Ziekenoppasser’ en achter haar alleen ‘Zoutvat’. Nancy is er ook in opgenomen met ‘Draaibaar’, dezelfde achternaam als die van een televisiecorrespondente in Suriname.

In het keukentje haalt ze een grote mok cappuccino. Omdat zij vandaag de beurt heeft om boodschappen voor de lunch te doen, kijkt ze alvast hoeveel vleeswaar, kaas, boter, melk, karnemelk en fruit er is. Ze drinkt een groot glas water. In haar kamer verschuilt ze zich achter dossiers, maakt zich onzichtbaar onder een stapel pleitredes, is afwezig bij een serie brieven aan de rechtbank en verbergt zich met een reeks telefoontjes. Zoals altijd doet ze haar werk snel, gestructureerd, handig. De zwangerschap is een paar uur lang ver weg.

 

Op het toilet gezeten, leest ze de gebruiksaanwijzing.

‘Haal de huls van de test.’

Dat doet ze alvast.

‘Houd het urine opnamestaafje tenminste 5 seconden in de urinestraal. Houd vervolgens het urine opnamestaafje naar beneden. Plaats de huls terug op de test. Leg de test met de vensters naar boven op een vlakke ondergrond. Na 5 minuten kun je de uitslag aflezen. Je bent zwanger als een roze/paarse streep zichtbaar is in het uitslagenvenster (T). Ook als de streep zeer licht is, ben je zwanger.’

Ze doet haar broek en haar slip naar beneden, gaat weer op de wc-bril zitten, houdt het opnamestaafje tussen haar dijen en wacht op haar plas. Ze moet nodig, maar er komt niets. Krampachtig denkt ze aan een waterval, een wild stromende bergbeek, de zee, een harde straal water uit een superdouche.

Eindelijk. Ze telt vijf seconden, en schuift daarna de huls terug. Er blijft een raampje open om de uitslag af te kunnen lezen. Vijf minuten wachten, maar waar? Het liefste hier. Ze legt de test op de grond en trekt haar slip en broek weer omhoog. Wat duurt het lang voordat vijf minuten voorbij zijn. Ze kijkt op haar horloge. Nog geen drie minuten.

‘Hallo!’

Marleen schrikt zich rot.

‘Hallo!’ klinkt opnieuw de stem van Lara aan de andere kant van de deur. ‘Ben jij daar, Marleen? Is er iets? Ik sta al een flink tijdje te wachten.’

Marleen grist de test van de vloer, houdt hem zo horizontaal mogelijk en doet de wc-deur open. ‘Sorry dat het zo lang duurde. Ik heb een beetje last van verstopping.’

‘Maakt niet uit,’ zegt Lara. ‘Heb ik ook weleens. Meer vezels eten, dat schijnt goed te zijn.’

Marleen heeft de indruk dat haar collega geïnteresseerd naar de test kijkt die ze zo onopvallend mogelijk probeert mee te nemen.

 

Ze moet het iemand laten weten en stuurt een sms’je naar Nancy en Sandra. Binnen vijf minuten belt Nancy haar. ‘Geweldig! Is het gepland? Jullie hebben er nooit wat over verteld.’

‘Nee, je weet toch dat ik een spiraaltje heb, maar ik denk dat Edwins zaad te krachtig is.’

Nancy giechelt een beetje. ‘En wat vindt hij ervan?’

‘Hij weet het nog niet. Ik wil hem er niet over bellen of sms’en. Vanavond vertel ik het wel.’

‘Echt fantastisch nieuws,’ zegt Nancy. ‘Leuk om zoiets te horen na al die ellende van de laatste tijd.’

‘Tegen niemand zeggen, hè. Ik wil het voorlopig nog geheimhouden. Ik denk dat we ons plannetje om naar Boston te gaan wel moeten uitstellen. Dit gaat ook heel veel geld kosten.’

 

‘En het is zeker?’ vraagt Edwin.

‘Ja, negenennegentig komma negenennegentig procent, misschien wel honderd. Zo’n test liegt niet.’ Ze heeft hem net de paarse streep laten zien. Van roze naar paars, dat is vast niet van een beetje naar heel erg zwanger. Die opmerking houdt ze voor zich. Het gezicht van Edwin maakt duidelijk dat het geen tijd is voor grapjes.

Zonder iets te zeggen loopt hij naar de keuken, waarschijnlijk om een biertje te halen.

Met een bewolkte donderkop komt hij terug. ‘En er is ook geen bier.’

‘Gister het laatste flesje aan Otto gegeven.’

Edwin pakt een fles rode wijn uit de kast, maakt hem open en schenkt twee glazen in.

‘Misschien mag ik voorlopig niet meer drinken,’ zegt ze met een klein stemmetje.

Edwin reageert er niet op, maar vraagt hoe het in godsnaam mogelijk is dat ze zwanger is geworden.

Ze legt het uit. ‘Ik weet nog dat het ergens stond, in een of ander formulier dat ik kreeg toen het spiraaltje geplaatst werd. Minder dan één procent van de vrouwen die een spiraaltje gebruiken, wordt toch zwanger.’

Edwin drinkt in een paar teugen zijn glas wijn leeg. ‘Jij geen wijn?’

‘Nee, dank je.’

‘Wil je het dan houden?’

‘Misschien wel.’ Als het erop aankomt, weet ze het zeker, maar daar durft ze Edwin voorlopig niet mee te confronteren.

Hij pakt haar glas en drinkt eruit alsof er bier in zit. ‘Het komt nu wel slecht uit.’

‘Ja, sorry, ik begrijp dat het je overvalt. Maar wanneer komt het dan wel goed uit?’

‘Als we het plannen, als we er klaar voor zijn. Als we een groter huis kunnen kopen, met een behoorlijke kinderkamer.’

‘We kunnen boven van het rommelkamertje een kinderkamer maken,’ stelt Marleen voor.

‘O, en heb je het behang en het wiegje soms al uitgezocht?’

Ze voelt de tranen opkomen en doet haar uiterste best om ze tegen te houden. Het is belangrijk om nu rustig te blijven, rationeel, verstandig. ‘Daar gaat het niet om, Edwin, dat weet je best. Je moet niet van die stomme dingen zeggen.’

Hij haalt zijn schouders op.

‘Voorlopig kunnen we improviseren. Er is altijd wel een mouw aan te passen. Als we het echt willen…’ Ze stokt. Waarschijnlijk wíl Edwin het niet echt. Tegelijk vraagt ze zich af hoe ze er zelf tegenover staat. Het beeld van hun toekomst met een kind is nog zo mistig, dat het onmogelijk is om een sluitend antwoord op die vraag te geven. Er is alleen dat vage gevoel dat er iets in haar groeit, dat ze nu al zou willen beschermen tegen de boze buitenwereld.

Ze zwijgen beiden. Edwin staat op en loopt heen en weer door de kamer. Na een paar minuten komt hij vlak voor haar staan. ‘Heb je erover gedacht om het weg te laten halen?’

‘Abortus, bedoel je?’ Het lijkt haar goed om dat woord te gebruiken. Duidelijker kan niet. ‘Natuurlijk heb ik daaraan gedacht.’

‘En?’ vraagt hij.

‘Ik denk dat ik het wil houden.’

‘Heb ik daar nog iets over te zeggen?’ Edwin wrijft door zijn haar, waardoor een komische pluk overeind blijft staan. ‘Ik heb tenslotte net zo goed een aandeel geleverd, en ik heb met de consequenties te maken.’

‘Je praat erover alsof ons een ramp is overkomen omdat ik zwanger ben.’

Edwin gaat zitten, maar staat bijna meteen weer op. ‘Dat zeg ik niet. Ik denk alleen dat we een verstandige beslissing moeten nemen, een beslissing waar we later geen spijt van zullen krijgen.’

‘En voor jou is de verstandige beslissing dat ik me laat aborteren.’

‘Dat heb ik niet beweerd. Je moet me geen woorden in de mond leggen, Mar.’

‘Voor jou is het dus nog een vraag,’ zegt Marleen. ‘Wel of niet een kind, wel of niet een abortus.’

‘Ja, we moeten alle argumenten pro en contra afwegen.’

Alsof het om de aankoop van een nieuwe auto gaat, bedenkt Marleen, of een nieuwe geluidsinstallatie, maar dat houdt ze voor zich.

‘Je moet er dan wel rekening mee houden dat we altijd nog een kind kunnen krijgen,’ vervolgt Edwin, ‘ook als je dit laat weghalen. Als je al zwanger wordt met zo’n spiraaltje, dan lukt het zeker als je niks gebruikt.’