Hoofdstuk 24
Voor Roelofsen hebben ze geen huiszoekingsbevel gekregen. ‘Ik kan niet alleen maar op intuïtie afgaan,’ zei de officier. ‘Jullie willen hem misschien een beetje de stuipen op het lijf jagen, maar aan dat soort spelletjes doe ik niet mee.’ Daniël Middelkoop is inmiddels geen serieuze verdachte meer. Eerst een voormalige vriendin ombrengen en daarna – alsof hij de smaak te pakken heeft gekregen en de aandacht op zich wil vestigen – ook nog een poging tot moord op een tweede vrouw, nota bene een goede vriendin van de eerste? Nee, dat gelooft niemand, Ron en Harry evenmin. Omdat ze het bij gebrek aan sporen moeten hebben van informatie en nog eens informatie, moet er opnieuw gepraat worden met mensen die daar mogelijk over beschikken, hoewel ze dat zelf niet eens beseffen. De hoop van het team blijft gericht op die ene minimale, maar veelbetekenende aanwijzing, die ene hint of dat ene tot nu toe niet opgemerkte detail. Vier rechercheurs zijn er weer op uitgestuurd. Harry en Ron gaan naar Otto Groenewoud, met wie nog niet is gepraat vanwege zijn verblijf in de Verenigde Staten. Gisteren was hij evenmin bereikbaar.
‘Sorry dat ik eerder niet thuis was,’ zegt Otto. ‘Ik was naar de boot om hem een beetje schoon te maken, te schuren, te schilderen, alles te controleren en zo. Binnenkort ga ik er weer meer mee varen. Ik heb toch geen geld om een vakantie te boeken.’ Hij glimlacht, maar zijn ogen geven een ander signaal. ‘En vrije tijd genoeg, zolang ik geen baan heb en niet voor mijn dochter hoef te zorgen.’
‘Dus het lukt niet zo snel om weer werk te vinden?’ vraagt Ron.
‘Iedereen denkt altijd maar: ict, ict, banen zat, maar dat kan behoorlijk tegenvallen. Ik moet werk zien te krijgen dat bij me past, bij mijn ervaring, mijn kwalificaties en mijn capaciteiten. Ik ben geen jochie van achttien meer dat zomaar eens een gokje waagt.’
‘Natuurlijk.’ Ron heeft de indruk dat Otto helemaal niet op zoek is naar werk, en dat hij zeker niet aan het solliciteren is. Hij zou hem willen vertellen dat werken belangrijk is, dat je daardoor je problemen in ieder geval gedurende een aantal uren per dag opzij kunt schuiven, opzij móét schuiven. Maar wie is hij om Otto te vertellen hoe hij zijn leven moet inrichten?
Harry schraapt zijn keel. Ze hebben afgesproken dat Ron vooral het woord zal voeren. Ze zitten nu al een tijdje stommetje te spelen met elkaar. Otto en hij met hun eigen gedachten, en Harry die zich waarschijnlijk zit af te vragen of het nog wat gaat worden met dit onderhoud.
Net als Ron weer wil beginnen, zegt Otto dat hij af en toe wat klusjes doet. Hij wijst naar een monitor die los in de hoek van de kamer staat. ‘Die moet ik vandaag even naar Marleen brengen en aansluiten. Zou ze zelf moeten kunnen, maar vrouwen zijn in die dingen meestal niet zo handig.’
‘Ik net zomin,’ bekent Ron.
Daar gaat Otto niet op in. ‘Kan ik misschien meteen vanavond bij hun blijven eten, want alleen voor mezelf koken, dat vind ik drie keer niks. Eén keer het boodschappen doen, de tweede keer het koken zelf en de derde en laatste keer om het in mijn eentje op te eten.’
‘Maar je bent weer in Amerika geweest?’ vraagt Harry.
Otto knikt.
‘En?’
‘Ik heb mijn dochtertje nauwelijks gezien. Mijn ex houdt haar vast, ze bewaakt haar bijna, alsof ze me niet vertrouwt. Ruim tien jaar getrouwd, en dan zoiets.’ Otto draait een sigaret en steekt hem aan. ‘Als ik alles van tevoren geweten had, dan had ik nooit toegestaan dat ze eerste voogd werd… Maar ja, niemand kende die Amerikaanse vriend van haar. Zelfs haar beste vriendinnen niet.’ Otto tipt zijn as af in een enorm grote asbak.
‘Dus je dochter is nog in Amerika?’
‘Ja, helaas wel.’
Het blijft een tijdje stil. Ron kijkt om zich heen. Er lijken inderdaad meer foto’s aan de muren te hangen dan vorige keer. De kamer is schoon, opgeruimd, netjes. Toch wekt hij de indruk dat er niet echt in geleefd wordt. Het is een dode kamer, ondanks het zonlicht dat door de ramen naar binnen komt.
‘Maar je was in Nederland toen Nancy werd aangevallen… Nancy van het cateringbedrijf.’
‘Ja, dat was donderdag. In het weekend ben ik pas naar de States gevlogen. Marleen heeft me naar Schiphol gebracht. Hartstikke aardig. Ook roken?’ Otto houdt Ron en Harry zijn pakje shag voor.
‘Nee, dank je. Maar de avond van die aanval was je dus hier. Gewoon thuis?’ vraagt Harry.
Otto kijkt even schuw van hen weg. ‘Ja, ik heb tenslotte niks anders te doen. Geen geld voor de kroeg, in mijn eentje naar de bioscoop is ook waardeloos.’
‘Ja,’ zegt Harry. ‘Heel begrijpelijk.’
Ze zwijgen alle drie. Otto schuift op zijn stoel heen en weer.
Ron verbreekt uiteindelijk de stilte. ‘Wel opvallend… twee vrouwen uit dat vriendengroepje van jullie.’
‘Ja, heel raar. Ik begrijp er ook niks van. Afgelopen weekend heb ik trouwens nog gefietst met Edwin, Thijs en Mark. Lekker buiten. Ergens onderweg koffiedrinken, aan het eind een biertje, een paar biertjes…’
‘Dat vriendengroepje… wat is daar toch mee aan de hand, waarom komen daarin dit soort dingen voor?’
Otto inhaleert diep en blaast de rook weer uit: ‘Ik zou het niet weten. Misschien een of andere gek, een vrouwenhater of zo. Dat soort mensen schijnt rond te lopen.’
‘Heb je weleens iets gemerkt, is je weleens iets opgevallen, waarvan je denkt dat het vreemd is,’ zegt Ron, ‘iets wat hiermee te maken kan hebben?’
Otto schudt zijn hoofd.
‘Een persoon, een conflict, misschien alleen maar een opmerking van iemand waarvan je achteraf zegt: wat gek, waarom zei hij dat, zit er misschien wat achter?’
‘Ik zou het echt niet weten.’
Harry en Ron zitten tegenover elkaar op het bureau.
‘Het is een rare knakker,’ zegt Harry.
‘Wie? Middelkoop? Of Roelofsen? Trouwens terecht dat je zijn naam niet noemde. Hij woont hier tenslotte in de buurt.’
‘Nee, ik bedoel die Otto Groenewoud. Zoals hij zich af en toe gedraagt… vreemd, schrikachtig.’
‘Die man heeft het moeilijk.’
‘Klopt, makker. Maar toch vertrouw ik hem niet. Hij is nerveus, bloednerveus. Dat geknipper met zijn ogen, zoals hij kijkt of meestal juist niet kijkt.’
‘Hij is met zijn kop in Amerika, zijn vrouw… ik bedoel zijn ex-vrouw, zijn dochtertje. Ik begrijp het wel. Jij hebt ook kinderen. Dan kan je toch wel een beetje met hem meevoelen?’
Harry knikt.
Al pratend belanden ze weer bij hun enige echte, maar zeer voorlopige verdachte: Roelofsen.
‘Misschien moeten we hem nog een keer hiernaartoe halen,’ stelt Ron voor. ‘Hem weer een tijdje laten zweten.’
‘Roelofsen zweet volgens mij niet. Het is een ijskouwe, alsof hij regelrecht van de Noordpool komt. Voorlopig gaat hij ervan uit dat we hem niks kunnen maken.’
‘Laten wachten… praten… gesprek afbreken omdat we zogenaamd worden weggeroepen… hier laten zitten… opnieuw praten.’
‘Als hij er een advocaat bij haalt, zijn we nergens,’ zegt Harry.
‘Maar je weet het, hè. Dat zal hij niet meteen doen. Het klinkt toch altijd verdacht als iemand om een advocaat vraagt.’
‘Ben je nog bij die andere vrouw geweest, de vierde bedoel ik… Hoe heet ze ook alweer?’ Harry begint in het dossier te kijken.
Ron weet het, maar noemt haar naam niet. Bij hun laatste gesprek deed ze opvallend anders dan bij eerdere ontmoetingen, zeker anders dan die keer toen ze hem vertelde over haar zwangerschap. Dat leek een intieme bekentenis, alsof ze hem in haar geluk wilde laten delen.
‘Ah, hier heb ik het… Marleen. Heb je iets van haar gehoord?’
‘Nee, niks. Ze is bang dat zij de volgende in het rijtje wordt. Stel dat het toch Middelkoop is en dat hij het op de vriendinnen van Leonie heeft voorzien. Dat hij het idee heeft dat het hun schuld is dat zij hem heeft gedumpt. Hij wil wraak.’ Ron gelooft zijn eigen woorden niet.
‘Als we nu in een film of een tv-serie zaten, dan zouden we haar als lokaas gebruiken om de dader te vangen.’