1976

 

 

38

'Dus je werd opgesloten,' zei ik, toen eldritch zweeg en door een wolk van rook over het grijze water van de Schelde staarde, 'voor niets minder dan een poging tot moord op de Taoiseach, de premier van Ierland.'

'Ja,' antwoordde hij nadenkend. 'Hoewel vrijwel niemand daarvan wist. Het werd in de doofpot gestopt. En daar zit het nog altijd, zoals je inmiddels hebt gemerkt. Wel bijzonder, eigenlijk. De Anglo-Ierse betrekkingen zouden een goeie optater krijgen als bekend werd dat de Britse regering het plan heeft gehad de geheiligde Eamon de Valera om zeep te helpen.'

'Denk je dat Churchill van dit complot wist?'

'Dat weet ik niet. Iemand op een hoge positie zeker, maar op zo'n hoge positie...' Hij haalde zijn schouders op. 'Dat kan Linley je wel vertellen, als zijn pet ernaar staat.'

'Je hebt natuurlijk uitgelegd hoe je erin bent geluisd?'

'Niet tijdens het proces. Ik... heb gebruikgemaakt van het recht te mogen zwijgen.'

'Waarom in hemelsnaam?'

'Het is gecompliceerder dan je denkt. Linley handelde in opdracht, natuurlijk. Hij gebruikte me om toegang te krijgen tot de flat, niet om De Valera in de gaten te houden, maar om die te kunnen laten doden als hij weigerde Eire in de oorlog te betrekken. En dat deed hij. Terwijl Rachel en jij vorige week in Hampshire de Linleys tegen de haren instreken, ben ik naar het rijksarchief gegaan om uit te zoeken wanneer De Valera MacDonalds aanbod precies had afgewezen. Het antwoord zit in de dossiers van Downing Street: een korzelig briefje van de Taoiseach, gedateerd op de vierde juli 1940, met een stempel voor ontvangst op de vijfde, de dag van de moord op Henchy en de dag voor mijn aanhouding. Het begint met de woorden:

'We zijn niet in staat het omschreven plan te accepteren.' Geen ruimte voor twijfel dus: een ondubbelzinnig antwoord. Daarna trad meteen plan b in werking: een moordaanslag plegen op De Valera die zo vriendelijk is elke morgen zijn kantoor te betreden door de deur tegenover Merrion Street 31, die vervolgens toeschrijven aan een onzalige overeenkomst tussen de Duitsers en de IRA, en dan ontspannen afwachten tot de nieuwe Taoiseach door de macht van de publieke opinie de oorlog wordt ingedreven. Een plan dat naar alle waarschijnlijkheid was gelukt.'

'Als jij er niet was geweest.'

'Ja. Ik heb De Valera het leven gered. En kreeg alleen stank voor dank. Ik betwijfel of hij wist wie ervoor verantwoordelijk was, maar hij moet vanwege de timing toch ook zeker aan Londen hebben gedacht - meteen na het afleveren van zijn briefje. Of hij de verklaring die ik bij de geheime dienst heb afgelegd ooit gelezen heeft, weet ik niet. En in zeker opzicht doet dat er ook niet toe. Om de neutraliteit te bewaren kon niet worden toegegeven dat hetzij Britten, hetzij Duitsers geprobeerd hadden hem te vermoorden. Er mocht geen woord over het voorval naar buiten komen. Ik werd achter gesloten deuren berecht, door een rechter zonder jury. Vrijspraak was gewoonweg geen optie. Ik verdween achter de tralies. Een geluk bij een ongeluk was dat men vond dat de executie van een Brits ingezetene te veel aandacht zou trekken. En ook dat mijn medegevangenen niet wisten wat ik zou hebben gedaan. Ik werd in veilige afzondering opgesloten.'

'Maar waarom probeerde je dan op zijn minst niet de rechter duidelijk te maken dat jij de schutter niet was?'

'In de eerste plaats omdat hij me niet zou hebben geloofd. En...'

'Neemt u me niet kwalijk, heren.' Een lange, gebogen, oude man van onmiskenbaar Afrikaanse afkomst was bij ons bankje komen staan. Hij sprak beschaafd en was onberispelijk gekleed in een elegante donkere overjas, een broek met krijtstreep, leren merkschoenen en droeg een zwarte slappe vilthoed. Hij had handschoenen aan, en in de ene hand een ebbenhouten wandelstok, waarvan de zilveren kop net zo glansde als zijn dasspeld. Met de andere hand tikte hij tegen de rand van zijn hoed en glimlachte ons toe met een en al neutrale welwillendheid. 'Mag ik bij u komen zitten?'

'Er zijn genoeg andere bankjes,' zei Eldritch weinig uitnodigend.

'Maar die staan volgens mij niet zo dicht bij de plaats waar indertijd de Uitlander gemeerd lag, voor die aan zijn laatste, noodlottige reis begon.'

'Wat zegt u nou?' Eldritch keek naar hem op.

'De Uitlander , meneer Swan. Dat weten we allebei nog goed.'

'Wie bent u?'

'Herkent u me niet?'

Mijn ogen bleven op Eldritch gericht. Zijn gezichtsuitdrukking was een mengeling van ongeloof en verbazing. Toen schudde hij verwonderd het hoofd. 'Dat kan niet waar zijn.'

'Jawel, hoor.'

De oude man knikte en keek daarna naar mij. 'Dan bent u meneer Swans neef, neem ik aan. Meneer Oudermans heeft me over u verteld - en over het lastige parket waarin u zit, waarvan ik, moet ik u bekennen, de onopzettelijke aanstichter ben. Ik wandel vaak langs deze kade, alhoewel het bezoek van deze ochtend wat zinvoller leek dan gewoonlijk. Ik bedacht opeens dat van al de plaatsen in deze stad waar ik uw oom zou kunnen terugvinden, dit een van de meest voor de hand liggende was. Ik ben de tot dusver anonieme cliënt wiens naam u heeft proberen los te krijgen van meneer Oudermans: Jean-Jacques Nimbala, voormalig persoonlijke bediende van wijlen de heer Isaac Meridor.'

'Maar...'

'Jij bent tegelijk met Meridor verdronken,' zei Eldritch, en hij maakte zo mijn zin af.

'Dat is niet gebeurd, zoals u ziet.' Nimbala ging stijfjes naast me op het bankje zitten. Hij hield de wandelstok rechtop voor zich, met zijn beide handen over elkaar over de knop. 'De Uitlander zonk 's nachts. De chaos en angst waren afschuwelijk, maar duurde voor de meeste passagiers en bemanningsleden gelukkig maar kort. Het schip zonk heel snel. Meneer Meridor was het ene moment naast me en het volgende niet meer. Volkomen toevallig kwam ik in het water naast een los drijvende reddingsboot terecht. Het lukte me om aan boord te klimmen. Ik verwachtte nog altijd niet dat ik het er levend zou afbrengen, maar werd aan het einde van de volgende dag opgepikt door een Braziliaans vrachtschip. Het uit de Atlantische Oceaan opvissen van een halfdode neger was niet iets wat de kapitein belangrijk genoeg vond om te rapporteren. Mensen van mijn ras genieten soms van bepaalde voordelen, waarvan onzichtbaarheid er een is. Zodra ik weer op krachten was, werd ik in de kombuis aan het werk gezet. Het schip voer naar Lissabon, daarna naar Dakar en ten slotte, na vele weken, naar Rio de Janeiro. Ik was de rest van de oorlog bediende in de huishouding van de eigenaar van het schip. Daarna kreeg ik een wat betere positie en ben daar tot aan zijn dood gebleven, drie jaar geleden. Toen besloot ik terug te gaan naar huis - naar Congo. Maar wat ik daar aantrof, stond me niet aan. Dus ging ik terug naar Antwerpen, en daar woon ik nu.'

'Waarom heb je nooit contact met de Meridors opgenomen om te zeggen dat je nog in leven was?' vroeg Eldritch.

'Mevrouw Meridor heeft me nooit gemogen. Ik diende haar man, en haar man was dood. Ik was hem heel dankbaar dat hij me liet meedelen in de aangename positie die hij in het leven innam, maar er waren dingen die hij deed die ik... afkeurde. Dus leek het me beter om zijn familie in de waan te laten dat ik met hem gestorven was. Het bevrijdde me van een verbintenis waardoor ik me anders wellicht verplicht had gevoeld. Dat is de wat beschamende waarheid.'

'Jullie werkten allebei voor Meridor,' zei ik, en ik zag opeens de overeenkomst. 'Maar jullie keurden hem allebei af.'

'Wat bedoelt u daarmee, jongeman?' vroeg Nimbala en hij keek me verwonderd aan.

'Verhoucke is ook niet dood.'

'O, nee? Dat is... een verrassing.'

'Eldritch betaalde de mannen die waren ingehuurd om hem te vermoorden, om hem niet te vermoorden.'

'Zo, zo.' Nimbala keek langs me heen naar Eldritch. 'U bent een buitengewone man, meneer Swan. Maar niet zo fortuinlijk, helaas.'

'Nog niet.'

'U bent bijna net zo oud als ik. "Nog niet" geeft u niet zoveel tijd meer voor een verbetering.'

'Ik had gehoopt met het bewijs dat Geoffrey Cardale de Picasso's van Meridor had gestolen genoeg geld te kunnen verdienen om mijn leven op een waardige manier af te sluiten.'

'Bent u daarmee nog wat verder gekomen?'

'Laat hem de foto's zien, Stephen.'

Ik haalde de envelop uit mijn binnenzak en gaf die aan Nimbala. Hij bekeek de foto's een voor een nauwkeurig en schudde intussen tevreden het hoofd. 'Dit zijn... heel bijzondere foto's.'

'Maar ze kunnen niet worden gebruikt,' zei Eldritch. 'Behalve dan om Stephen hier te houden en zijn vriendin Rachel uit de Belgische gevangenis te krijgen.'

'Meneer Oudermans noemde de deal die u voorlopig had gesloten. Heel jammer. Ik had gehoopt...' Nimbala gaf me de envelop terug. 'Maar goed. Het kan nu eenmaal niet. Meneer Meridor zou het welzijn van zijn kleindochter altijd boven zijn eigen goede naam hebben laten prevaleren. Ik had hem niet zo lang kunnen dienen als ik dat niet al begrepen had.' Hij zuchtte. 'Alleen een dwaas verwacht dat menselijke aangelegenheden simpel zijn. U hebt in Ierland kennelijk in zaken geroerd die van een grotere omvang zijn dan alleen fraude en vervalsing, meneer Swan.'

'Ik vrees van wel, ja.'

'En we zijn beiden oud en realistisch genoeg om te weten wanneer we... ons moeten terugtrekken uit het veld.'

'Waarom heb jij je deze zaak eigenlijk aangetrokken? Ik dacht dat je tegenover de familie geen verplichtingen meer had.'

'Nee, maar ik stond toch ook weer niet zo los van ze als ik in Brazilië dacht. Toen ik hier weer terugkwam, kwamen ook de herinneringen terug aan de tijd dat ik bij de heer Meridor in dienst was. Wat je verder ook van hem kon zeggen, een koper van vervalste kunst was hij zeker niet. Ik vond dat ik iets moest doen om zijn reputatie te herstellen. Het leek evident dat u een rol had gespeeld in de zwendel, maar ook dat u er niet van had geprofiteerd. Vergeef me, maar ik hoopte een beroep te kunnen doen op uw... omkoopbaarheid. Ik zocht iemand die net zo zeker was als ik dat de Picasso's van meneer Meridor echt waren. Onder de omstandigheden was u precies de man die ik hebben moest.'

'Wat vriendelijk dat je dat zegt.'

'Waar komt het geld voor de beloning vandaan?' vroeg ik.

'Uit de schoorsteen van Zonnestralen,' antwoordde Eldritch voor hem. Nimbala glimlachte. 'Dat klopt, meneer Swan. Ik wist, en mevrouw Meridor wist dat niet, waar haar man voor ons vertrek naar New York een voorraadje diamanten had verstopt voor als er onderweg eventueel iets mis zou gaan. Het feit dat ik die ben gaan halen zie ik niet als diefstal. Ik denk dat meneer Meridor mijn gebruik van het geld als een verstandige investering zou zien. Het zou hem zelfs genoegen hebben gedaan dat ik tegenwoordig in staat ben me beter te kleden. Hij hechtte veel waarde aan een goed voorkomen.'

'Het spijt me dat ik zo bot moet zijn, meneer Nimbala,' zei ik, met het oog op het feit dat ik tegemoet moest komen aan de eisen van Tate, 'maar ik moet om de negatieven van deze foto's te kunnen krijgen vijftienduizend pond hebben, en aangezien u zelf toegeeft dat Rachel en ik in de penarie zitten door u...'

'Ik betaal die wel. Met alle plezier. Ik betaal de hele vijftigduizend. Dankzij meneer Meridor kan ik me dat gemakkelijk veroorloven. En u hebt uiteindelijk ook gedaan waar ik om vroeg.'

'Maar Meridors reputatie blijft bezoedeld,' merkte Eldritch op.

'Daar is dan niets meer aan te doen. Ik heb gedaan wat ik kon. En u ook. Het geld staat op een voorlopige rekening onder toezicht van Oudermans en kan op elk moment worden opgenomen als ik het zeg.'

'Wat dacht u van vandaag?' vroeg ik. 'In elk geval die vijftien mille. Het kan in Belgische franken, als dat makkelijker is. Hij wil een miljoen.'

'En wie is hij?'

'Verhoucke.'

Nimbala grinnikte. 'Die man blijft u maar geld kosten, meneer Swan. Vindt u het juist besteed?'

'Het is jóuw geld, J-J.'

'Technisch gezien is het van meneer Meridor. En die zou het zeker niet hebben gewild.'

'Maar jij doet het toch?'

'Ja.' Nimbala tikte vastbesloten met zijn stok op de grond. 'Natuurlijk.'

Ik belde Verhoucke vanuit de dichtstbijzijnde telefooncel en sprak met hem af om het geld en de negatieven om twee uur uit te wisselen bij de bank waar hij die had gedeponeerd. Nimbala belde daarna Oudermans met instructies om het geld op te nemen. Alleen bleek aan hun afspraak een voorwaarde verbonden, een die me in het geheel niet verbaasde. Van Briel zou het geld komen brengen.

Hij leek teleurgesteld toen hij me alleen voor de Banque Belgo-Congolaise in de Arenbergstraat zag staan, een kwartier voor mijn afspraak met Verhoucke. 'Waar is onze cliënt?' vroeg hij meteen.

Ik moest hem toen wel zeggen dat hij zowel Eldritch als Nimbala misliep. Ze hadden allebei geen zin Verhoucke na zoveel jaar weer te zien en waren dus gezamenlijk, als twee mannen op stap, gaan lunchen in een restaurant dat ze nog kenden uit de dagen van weleer. 'Verhoucke zou hem nog kunnen herkennen van vroeger, wat de zaken er alleen maar ingewikkelder op zouden maken,' legde ik uit. 'En het is zo al ingewikkeld genoeg, vind je ook niet?'

Hoewel teleurgesteld kon Van Briel niet veel anders dan hierin meegaan.

'Je hebt gelijk, natuurlijk. We krijgen om vier uur lady Linley op kantoor, met een advocaat Govaert genaamd, een man van naam en faam. Intussen zit mevrouw Banner in Zonnestralen bij de telefoon te wachten tot ik bel met nieuws over jou. En de Ierse journaliste die je gisteravond sprak, Moira Henchy, heeft mijn oor zitten vol toeteren met een verhaal over je oom en haar dode vader waardoor ik het nu extra betreur dat ik deze week niet op skivakantie ben gegaan. Ik voel me als dat jongetje met zijn vinger in de dijk. Gaan we straks verdrinken, Stephen? Of krijgen we voor die miljoen frank een goeie kurk?'

'Een behoorlijk goeie.'

'Wie is Verhoucke?'

'Iemand bij wie Ardal Quilligan deze heeft achtergelaten.' Ik gaf hem de envelop met foto's.

Hij bladerde daar even doorheen en floot toen goedkeurend. 'Mooi. Waar zijn de negatieven?'

'In een kluis in deze bank.'

'Dus we zijn hier om die van Verhoucke te kopen?'

'Precies.'

'En wat wou je er dan mee gaan doen?'

'Ze opbergen in de kluis van jullie kantoor, en dan Tate bellen en zeggen dat we hebben wat hij zoekt.'

Van Briel knikte. 'Oké. Goed. Niet een echte kurk, dan, hè?' Hij grinnikte. 'Eerder een heel nieuwe dijk.'