39
De transactie met Verhoucke was een anticlimax. Zo makkelijk ging het. Hij kwam op tijd, zag er met zijn morsige regenjas en hoed onverzorgd en onbeduidend uit, inspecteerde de door Van Briel aangeboden stapeltjes aanzienlijke Belgische frankbiljetten met onderkoeld enthousiasme en ging daarna met een bankbediende naar de kluisjes om de negatieven te halen.
'Zou hij daarbeneden een hele doos vol geheimen hebben, denk je?' vroeg Van Briel zich af, toen we zaten te wachten.
'Zou kunnen.'
'Hij is een oud Congo-ganger. Die herken je meteen. Er zit een zekere doodsheid in hun ogen.'
'O, ja?'
'Hoe voelt het nu te weten waar het allemaal om draait?'
'Denk je dat ik dat weet?'
'O, ja. Je bent veranderd, sinds gisteren. Toen was je meer als ik. Nu... ben je meer als hij.'
De hij was Verhoucke, die terugkwam van zijn kluis met de envelop met negatieven in zijn hand. Ik controleerde die. Van Briel controleerde die ook. Er mocht niets fout gaan. Van Briel gaf hem het geld en we verlieten Verhoucke toen die het op zijn rekening ging zetten. 'Doe de groeten aan je oom, als je hem ziet,' zei hij bij ons afscheid, wat op mij overkwam als de meest uitbundige uiting van dankbaarheid die hij kon opbrengen.
'Als ik op hem ben gaan lijken, is dat maar tijdelijk, Bart,' zei ik, toen we de straat op stapten. 'Als dit allemaal voorbij is, word ik weer helemaal de oude.'
'Dan moeten we maar gauw zorgen dat het voorbij is, wat?'
'Reken maar.'
We liepen het kleine stukje naar het kantoor van Oudermans. Oudermans wachtte me persoonlijk op, met een beleefdheid die wat was aangetast. Zijn professionele opvattingen strookten niet met deze oplossing van de problemen van zijn cliënt, die sterk afweek van wat in de leerboeken als een ideaal geval zou worden omschreven. Maar als het werkte... werkte het. Met de negatieven in de safe belde ik het nummer dat Tate me gegeven had. De man die opnam was niet Tate, maar klonk wel Engels. Hij was kortaf. 'Hebt u het bewijs, meneer Swan?'
'Ja.'
'Dat moet wel sluitend zijn.'
'Dat is het ook.'
'Dat weet u zeker?'
'Heel zeker.'
'Mooi. Bent u in Antwerpen?'
'Ja.'
'Heel goed. Dan wacht meneer Tate om vier uur op u in de restauratie van het Centraal Station.'
Oudermans leek bijna opgelucht dat ik de bijeenkomst met lady Linley en haar advocaten niet kon bijwonen. 'Bel Govaert,' zei hij tegen Van Briel.
'En vraag of hij deze bespreking wil uitstellen.'
'Naar wanneer?'
'Maakt niet uit. Als meneer Swan het vanmiddag met meneer Tate eens kan worden, hoeven we elkaar misschien helemaal niet meer te zien.'
Voor ik bij Oudermans vertrok, belde ik eerst nog een ander nummer. Het duurde even voor Eldritch aan de telefoon kwam in het restaurant van Hotel Metropole. Hij klonk ingetogen, bijna mild.
'Ik heb de negatieven,' liet ik hem weten. 'En ik zie Tate om vier uur.'
'Je bent goed bezig.'
'Tot nu toe wel.'
'En wat komt, dat komt.'
'Precies.'
'We zien elkaar in Den Engel, op de Grand Place, de Grote Markt, om een uur of zes. Dan kan je me bijpraten over het slechte nieuws.'
Op dat moment dacht ik dat Eldritch met die opmerking zijn aangeboren pessimisme de boventoon liet voeren. Maar een uur later, in de rokerige, drukke, spelonkachtige restauratie van het Centraal Station, realiseerde ik me dat het beste dat ik zou kunnen bereiken ook meteen het slechtste was voor hem, in elk geval in één opzicht, dat hij heel terecht als cruciaal beschouwde. Het geld van Nimbala zou hem voor een mooi aantal jaren uit de zorgen houden, maar het weggeven van het bewijs dat Desmond Quilligan de Picasso's had vervalst, had tot gevolg dat sir Miles Linley onbezorgd verder kon met de rest van zijn leven. Er was compensatie. Maar er was geen gerechtigheid.
Toen de wijzers van de klok boven de toog precies vier uur aanwezen, nam Tate in de bedompte ruimte om hen heen opeens stilletjes vorm aan.
'Wat hebt u voor me, meneer Swan?' vroeg hij, en hij gleed op de stoel tegenover me aan het tafeltje.
'Deze hier.' Ik schoof de envelop met foto's naar hem toe. Hij bestudeerde die zorgvuldig en zonder enige emotie. Toen deed hij ze weer in de envelop. 'Heel aardig. Heel... sluitend.'
'Dat dacht ik ook.'
'Mag ik ze houden?'
'Ja, hoor.'
'Maar ik moet natuurlijk de negatieven hebben.'
Ik legde het kaartje van Oudermans voor hem neer. 'Die zijn in veilige, wettige bewaring.'
'Dat is een hele geruststelling.'
'Nietwaar?'
Tate trok aan zijn sigaret en keek me intussen met een onbewogen gezicht aan. Toen zei hij: 'Ik ga het volgende voor u doen, meneer Swan. Morgenochtend vroeg loopt er een man het politiebureau van Oostende binnen die verklaart dat hij de moord op Ardal Quilligan heeft zien plegen. Zijn beschrijving van de dader - een man van middelbare leeftijd met een lichaam als een bakstenen buitentoilet - sluit miss Banner en u dan definitief uit. Ik sta niet garant voor de snelheid en doelmatigheid van het om maar ik ben ervan overtuigd dat ze miss Banner voor het einde van de dag laten gaan en u beiden laat weten dat u niets meer in de weg zal worden gelegd.' Hij glimlachte flauwtjes. 'Hoe klinkt dat?'
'Acceptabel.'
'Dat dacht ik al. Intussen gaan we na of de negatieven liggen waar u zegt' - hij pakte het kaartje op - 'en maken een afspraak om ze op te halen.'
'Lijkt me redelijk.'
'Hoe kreeg u uw oom zover dat hij ze u gaf?'
'Dat hoefde niet. Ze lagen bij iemand anders.'
'Juist, ja.' Tate dacht daar even over door. 'Dit zijn toch de enige zes foto's, hè?'
'Ja.'
'Een paar achterhouden zou stom zijn, weet u. Buitengewoon stom.'
'Dit zijn ze allemaal. Sir Miles Linley kan nu weer lekker slapen.'
'En wij allemaal dan dus ook.' Tate stak de foto's en het kaartje in zijn zak, stond op en liep naar de uitgang.
Den Engel, zag ik, was het café waar ik de vorige dag ook had gezeten. Er was daar na 1840 niet veel veranderd, dus na 1940 ook niet. Eldritch zat aan een tafeltje achterin, rookte een van zijn Sobranies en dronk een Belgisch biertje. Hij zat in gedachten verzonken en zag er moe uit, wat niet zo verwonderlijk was, omdat er genoeg was om over na te denken en moe van te zijn.
Ik vertelde hem de bijzonderheden over mijn deal met Tate, waarop hij reageerde met een instemmend knikje en een gemompeld 'daarmee is de zaak dan rond'. Toen leek hij zich opeens iets te herinneren. 'O, dit is voor jou,' zei hij, en hij stak zijn hand in zijn binnenzak. Het was een cheque van Nimbala van 5000 pond: mijn aandeel in de beloning. Mijn instinctieve reactie was die terug te geven, maar Eldritch pakte mijn pols en dwong me eerst naar hem te luisteren.
'Weiger nooit geld, tenzij er voorwaarden aan zijn verbonden, Stephen. Een stukje wijsheid dat met de jaren komt. Rachel zal niet erg gelukkig zijn als ze hoort hoe je haar hebt vrij gekregen, ook al had je geen keus. Ze moet dan wat... toekomstperspectief krijgen. En jij moet haar meenemen naar waar ze dat kan vinden. Ver hiervandaan. Vijfduizend pond hiervandaan.'
'Dat is een goed idee.' En dat was het. Op dat ogenblik, na alles wat we hadden doorstaan, was dat erg aanlokkelijk.
'Maak er meer van dan een idee.'
'Misschien wil ze wel niet.'
'Dat geloof ik niet.' Hij liet mijn pols los. En ik liet de cheque niet los.
'Wat ga jij doen, Eldritch?'
'Ik wil zelf ook weg.'
'Met iemand die ik ken? Marie-Louise misschien?'
'We zien wel.' Hij keek langs me heen, vermeed de vraag. 'Het zou erg bevredigend zijn geweest om Linley te laten lijden voor wat hij me heeft aangedaan. Maar ik heb lange tijd geleden al besloten dat ik als ik ooit uit de gevangenis zou komen niet de jaren die me nog restten aan wraak zou besteden. We hebben het geprobeerd en verloren. Maar verslagen zijn we voor mijn gevoel nou ook weer niet.'
'Nee?'
'Ik hoop eigenlijk dat je iets voor me wil doen.'
'Wat?'
'J-J zei dat ik een paar dagen bij hem kon logeren. Zodat ik niet meer naar Zonnestralen terug hoef. En Rachels moeder hoef te zien. Ik kan alle verklaringen die ik haar zou moeten geven en excuses die ik moet maken, en die ze ook verdient, eerlijk gezegd niet meer aan. Zou jij haar uit mijn naam willen opzoeken?'
Nadat ik zijn kans op wraakneming had weg gemarchandeerd kon ik hem dat moeilijk weigeren. Ik knikte. 'Goed.'
'Dank je.'
'Zijn we aan het afscheid nemen, Eldritch?'
'Als alles volgens plan verloopt, ja.' Hij drukte zijn sigaret uit. 'We hebben allebei wat we uiteindelijk wilden, Stephen. Is dat niet genoeg?'
'Zo voelt het niet.'
'Dan moet je je verwachtingen aanpassen.'
'Waarom heb je het niet voor jezelf opgenomen tijdens je proces?'
'Ah, die laatste onbeantwoorde vraag, hè?' Eldritch grinnikte droogjes.
'Ik dacht wel dat je het er niet bij zou laten.'
'Nou?'
'Drink je bier op en kom mee naar buiten. Ik heb wat frisse lucht nodig.'
De Grote Markt was inmiddels in duisternis ondergedompeld en de kasseien glommen vochtig in het lamplicht. Eldritch stak weer een sigaret op, wandelde over het plein naar de Brabofontein en keek omhoog naar het standbeeld van een jongeling die een bovenmaatse afgehakte hand vasthield, klaar om die de lucht in te gooien.
'Ken je de Brabolegende?' vroeg hij.
'Ik heb voor de toeristische kanten van Antwerpen helaas nog geen tijd gehad, hoe raar dat ook mag klinken,' antwoordde ik.
'Goed, die luidt als volgt. Vroeger kon je alleen over de Schelde varen bij de gratie van de reus Antigoon, die de rechterhand afrukte van de kapiteins die probeerden zijn tolheffing te ontlopen, en in de rivier gooide. Toen verscheen er een dappere jonge Romeinse soldaat, Silvius Brabo, naar verluidt een neef van Julius Caesar. Hij daagt Antigoon uit tot een gevecht, overwint hem, hakt toen zijn hand af en gooit die in de rivier. Koekje van eigen deeg. Of de verminker verminkt. De naam van de stad is een samentrekking van de woorden hand en werpen.'
'Vertel je me dit met een reden?'
'Het is een legende, Stephen. Een mythe. Dat gaat het om. In het echte leven kun je een reus niet verslaan. Er is maar één manier om die te overmeesteren.'
'En die is?'
'Met een grotere reus.'
'En als die niet te vinden is?'
'Moet je de tol betalen.'
'En wat bedoel je daarmee?'
'Dat je moet weten wanneer je je moet verzetten en wanneer je moet toegeven. En hóé je je verzetten moet. En hóé je moet opgeven.'
'En dat is de verklaring van wat er tijdens je rechtszaak is gebeurd?'
Hij knikte. 'Onder meer. Toen. Nu. En in de toekomst.'