1976
41
Ik was er niet op voorbereid dat Esther Banner zo veel op Rachel zou lijken. Esthers haar was korter en doorschoten met grijs, en natuurlijk waren er meer lijnen rond haar ogen en kin, maar de overeenkomst in houding en gedrag, nog los van haar uiterlijk, deed me versteld staan. Ze was zelfs hetzelfde gekleed, in kleren die haar leeftijd logenstraften. Ze was kribbig, in de war en behoorlijk nijdig over het feit dat niemand, zelfs niet de advocaat van haar dochter, haar heldere antwoorden had kunnen geven op haar duidelijke vragen over hoe en waarom Rachel verdacht kon worden van moord. En nu moest ze maar zien wat ze met de nieuwe vriend aan moest, die uit het niets was komen opdagen, maar wiens oom voor haar natuurlijk een oude bekende was. Ik was me ervan bewust dat ik heel wat had uit te leggen, en zij ook.
Marie-Louise scharrelde op de achtergrond rond en wierp me waarschuwende, samenzwerende blikken toe, tot mevrouw Banner haar verzocht ons alleen te laten. Mevrouw Meridor was nergens te bekennen, maar een opwaartse blik van Marie-Louise toen die het vertrek verliet gaf aan dat de oude dame naar bed was gegaan, wat ik haar niet kwalijk kon nemen. Mevrouw Banner had verrassend weinig vragen toen ik over de gebeurtenissen vertelde waar Rachel en ik in betrokken waren geraakt, maar haar blik verliet me voor geen seconde. Evenmin als de frons - van scepticisme, concentratie, bezorgdheid: wat het was wist ik niet - haar gezicht ooit verliet. Ik stelde niet te weten waarom sir Miles Linley speciale bescherming genoot of waarom Eldritch zesendertig jaar in een Ierse gevangenis had gezeten. En over Jean-Jacques Nimbala zei ik ook niets. Dat waren onthullingen voor een andere keer. Die van nu waren voor haar meer dan genoeg om te kunnen verwerken.
Ze kwamen er uiteindelijk op neer dat Rachel en ik allebei niet zouden worden aangeklaagd voor de moord op Ardal Quilligan, maar dat onze vrijheid wel duur moest worden betaald, in dit geval door Rachel en haar familie, omdat ze het doorslaggevende bewijs dat Desmond Quilligan de Picasso's had vervalst nu nooit in handen zouden krijgen. En dat ik verantwoordelijk was voor het feit dat hun dat onthouden werd.
'Ik kon niet anders, mevrouw Banner,' eindigde ik op verdedigende toon.
'Er zijn krachten waar mensen als u en ik ons niet mee kunnen meten.'
'Hou je van mijn dochter, Stephen?' Ze keek me nog altijd doordringend aan. Hier draaide het wat haar betreft duidelijk om. Niet wat ik had gedaan, maar waaróm.
'Ja,' antwoordde ik, opgelucht dat ik in dit geval nu eens regelrecht de waarheid kon spreken. 'Ik hou van haar.'
'Ik ben blij dat te horen, want ze zal je liefde de komende dagen, weken en maanden hard nodig hebben. Ik had de zaak allang opgegeven, maar Rachel heeft die nooit kunnen loslaten. Wat zouden we nu met dat geld moeten doen, trouwens? Je kunt het verleden niet terugkopen. Je moet niet mij je excuses aanbieden voor de deal die je hebt gesloten. Maar haar.'
'Dat zal ik zeker doen, zodra ik de kans krijg.'
'En wanneer is dat?'
'Morgen, hoop ik.'
'Misschien hebben we tegen die tijd dan ook van Joey gehoord.'
'Dat duurt vast niet lang meer.'
'Nou, met Joey weet je dat maar nooit.'
Ze stond op en liep naar het dressoir waar een paar in zilver ingelijste foto's stonden. Ze pakte er een om aan me te laten zien. Het was een foto van haar als jonge vrouw, in dezelfde stoel waar ze net uit kwam. Met dezelfde boekenkast achter zich. Ze was zwaar opgemaakt, met parels in haar oren en fraai opgestoken haar, en ging gekleed in een fijn afgewerkte jurk met kanten bloemen.
'Die is genomen op mijn eenentwintigste verjaardag, in 1939. Ik kan nu haast niet geloven dat ik zo iemand was. Er is sindsdien zoveel gebeurd, zoveel waarvan ik zou willen dat het niet was gebeurd, en heel wat waarvoor ik eeuwig dankbaar ben. Joey en Rachel, bijvoorbeeld. Voor hen wil ik het beste, dat heb ik altijd gewild. Dat is denk ik de reden waarom ik de zaak tegen de erven Brownlow aanhangig heb gemaakt. Met het oog op hen. Dat was fout. Dat weet ik nu. Het was te veel verbonden met dit huis, en mijn vader, en... alle dingen waarmee mijn kinderen niet belast mogen worden. Als mijn moeder overlijdt, verkoop ik alles en dan is dat afgesloten. Ik hoor hier niet meer thuis, en zij horen hier ook niet.'
'Zegt u nou... dat u eigenlijk blij bent dat ik afstand heb gedaan van de negatieven?'
'Wat ik zeg is dat Joey en Rachel dit allemaal achter zich moeten laten. Misschien is alles wat er gebeurd is wel een geluk bij een ongeluk. Hoewel ik dat pas geloof als de politie Rachel laat gaan en ze niet langer wordt verdacht.'
'Nou, dat kan elk moment gebeuren.'
Ze bracht de foto terug naar het dressoir, zette die daar weer neer, en draaide zich toen naar me om. 'Weet je zeker dat Rachel net zoveel van jou houdt als jij van haar, Stephen?'
'Volgens mij wel, ja.'
'Als ze weer even bij de tijd is, zal mama ongetwijfeld zeggen dat ik wel gek moet zijn om te accepteren dat mijn dochter iets met de neef van Eldritch Swan heeft.'
'Eldritch is niet de immorele schurk die u denkt. En ik ben niet meer verantwoordelijk voor zijn gedrag dan u bent voor dat van uw vader.'
Deze opmerking kwam uit mijn mond voor ik me realiseerde dat ik haar zo tegen me in het harnas kon jagen. Eerst reageerde ze niet, maar hield zich met de foto's bezig, en pakte er eentje op - naar ik aanneem van Isaac Meridor - om die beter te kunnen bekijken. 'Daar heb je gelijk in, natuurlijk. Papa droeg me op handen, maar ik weet dat het geld dat hij besteedde om de Picasso's en de rest van zijn kunst aan te schaffen niet eerlijk verkregen was. Hij was een lieve vader, maar een genadeloze man. Daarom vind ik het ook niet zo erg dat mijn erfenis me op deze manier afhandig werd gemaakt. En ik hoop dat er een dag komt dat Rachel dat ook vindt.'
'Ik ook.'
'Waar is je oom nu, Stephen?'
'Dat weet ik niet precies.' En technisch gesproken was dat ook zo, omdat ik het adres van Nimbala niet kende. 'Ergens hier in Antwerpen.'
'Je lijkt erg op hem, weet je. Zoals hij was toen ik hem kende, bedoel ik. Wel verwarrend, hoor.' Ze keek me nadenkend aan. 'Maar als Rachel net zo gek is op jou, als jij op haar... kan ik me daar wel in vinden, denk ik.'
Niet lang daarna werden we onderbroken door Marie-Louise die kwam zeggen dat mevrouw Meridor om haar dochter vroeg. Dat was voor mij het signaal om te vertrekken. Toen Esther naar boven ging, liep Marie-Louise met me mee naar de deur. 'Heb je Eldritch gezien?' fluisterde ze, waarmee ze mijn vermoeden versterkte dat mevrouw Meridor haar vraag alweer vergeten zou zijn tegen de tijd dat haar dochter haar kamer bereikte, om de simpele reden dat ze die nooit had gesteld.
'Ja, ik heb hem gezien.'
'Waar is hij nu?'
'Logeert bij een vriend.'
'Welke vriend?'
'Dat legt hij je later wel uit. Wat ik je wel kan zeggen is dat de politie Rachel binnenkort zal laten gaan. Alles komt goed.'
'Alles?' Ze pakte mijn hand.
'Ja, dat beloof ik je.' Waarna ik in een omhelzing werd gesmoord. Iets beloven uit Eldritch' naam was onvoorzichtig natuurlijk, maar mijn ontmoeting met Esther Banner had me optimistisch gestemd. Rachel kwam toch vrij? En alles kwam toch goed? Ik wilde dat net zo graag geloven als Marie-Louise. En zag ook geen reden waarom niet.
Ten huize van Van Briel wachtte me echter een verrassing. Isolda Linley liet het niet bij onze afgezegde vergadering zitten en accepteerde ook niet dat ik haar nog langer ontweek. Toen ik de trap opliep naar de huiskamer, hoorde ik haar stem en zag vervolgens Van Briel, die me boven opwachtte met een grimas op zijn gezicht die alles uitdrukte wat hij niet hardop kon zeggen.
Ze droeg een elegant gesneden zwarte jurk waarmee ze zowel in stijl als in plaats uit de toon viel in de modernistische inrichting van Van Briels huis. Maar het ontbreken van de haar eigen entourage had haar vastberadenheid of haar zelfvertrouwen niet in het minst aangetast. 'Mijn advocaat heeft me dit bezoekje afgeraden, meneer Swan,' zei ze, en ze staarde me koel aan. De manier waarop de naam Swan uit haar mond rolde leek te willen benadrukken dat het niet dezelfde naam was waarmee ik me de vorige keer dat we elkaar spraken had voorgesteld. 'En uw advocaat' - ze trok met een wenkbrauw in de richting van Van Briel - 'is blijkbaar nogal van slag vanwege mijn aanwezigheid hier. Nou, dat spijt me dan. Maar ik hoop dat u het met me eens bent dat u en ik over de dood van mijn broer moeten praten.'
'Ik heb lady Linley uitgelegd dat dat geen goed idee is, Stephen,' zei Van Briel.
'Het is goed, Bart. Ik praat graag met haar.'
'Misschien moesten we...'
'Nee, nee. Echt.' Ik lachte hem toe, maar hoe overtuigend hij mijn onbekommerdheid vond, wist ik niet. 'Laat het verder maar aan ons over.'
Hij leek moeilijk te kunnen kiezen tussen zijn professionele verplichting tegenover mij en de vurige wens ergens anders te zijn. Het was Isolda die zijn tweestrijd uiteindelijk voor hem beslechtte. 'Wij willen u allebei niet in een vervelende positie brengen, meneer Van Briel. En u bent niet verantwoordelijk voor wat wij hier tegen elkaar zeggen, waar u niet bij bent.'
Van Briel blies zijn wangen op, gaf me nog even de kans van mening te veranderen, en toen ik dat niet deed, capituleerde hij. 'Oké. Dan ga ik... wel een stukje wandelen.' Hij tikte me in het voorbijgaan op mijn schouder en mompelde: 'Sterkte.'
Tot de voordeur achter hem dichtsloeg, zeiden we niets. De stilte was zo compleet, dat ik zijn kort afgemeten voetstappen op het voetpad buiten horen kon. 'En?' zei Isolda, toen die waren weggeëbd.
'En wat? U weet nu toch wel wat er is gebeurd. En waarom.'
'Miss Banner en u ontkennen allebei Ardal te hebben vermoord. Maar iemand moet het toch hebben gedaan. En het mes dat werd gebruikt, is van miss Banner.'
'Het is van haar huisgenoot, om precies te zijn. En dat werd afgelopen vrijdag uit hun appartement gestolen.'
'Dat zegt u.'
'Wat wilt u nu eigenlijk van me, lady Linley? Als u echt gelooft dat ik de hand heb gehad in de moord op uw broer, zou u nu niet zo op uw gemak alleen met mij hier in de keuken zitten met een heleboel scherpe messen in het blok. Maar u maakt zich zo te zien geen zorgen. Maar dan ook helemaal niet. Hoe komt dat?'
'Ik wil graag van ú horen wat er is gebeurd, meneer Swan. Meer niet.'
Opeens begreep ik het. Ze was hier niet om me van iets te beschuldigen of de les te lezen. Ze geloofde ook niet dat Rachel Ardal had vermoord. Ze wist alleen niet wat ze dan wel moest geloven. 'Weet sir Miles dat u hier bent?'
'Laten we mijn man hierbuiten houden.'
'Dat kan niet, ben ik bang. Hij is degene die verantwoordelijk is voor Ardals dood.'
Ze keek me boos aan. 'Dat is een afschuwelijke bewering.'
'Ja, hè? Maar die is wel waar. Ik weet niet of hij expliciet met de moord zelf akkoord ging. Waarschijnlijk niet. Die beslissing is waarschijnlijk genomen door de man Tate met wie ik te maken kreeg. Maar verantwoordelijk? Ja. Ik denk dat we met zekerheid kunnen zeggen dat sir Miles dat is. Ardal heeft u de dag dat hij stierf gebeld, niet, om u te laten weten dat hij ons het bewijs dat uw broer Desmond de Picasso's heeft vervalst ging brengen? U hebt uw man over dat telefoontje verteld. Hij heeft dat weer tegen Tate gezegd. En Tate deed wat hij nodig vond om te voorkomen dat het bewijs bij ons terechtkwam.'
Haar verontwaardiging was overgegaan in ontzetting. 'Hoe weet u dat Ardal me had gebeld?'
'Omdat Tate me dat heeft verteld. En hoe kon die dat weten als sir Miles hem dat niet had gezegd?'
'Wie is die... Tate... over wie u het steeds heeft?'
'Vraag sir Miles maar. Die kan uitleggen hoe die dingen werken, als hij dat wil.'
Haar zelfbeheersing begon te wankelen. Ze ging aan haar trouwring zitten friemelen en keek langs me heen, richtte haar blik, naar het leek, op iemand of iets anders. Ze ademde sneller nu, maar ook minder diep. Ik wist niet wat ze van me dacht te zullen horen, maar ik was niet in de stemming om me in te houden.
Toen vertelde ik haar alles: over de foto's die Ardal had genomen in Cherrygarth in oktober 1940, hoe Desmond die in een van de schilderijen had verstopt die zij bij opbod had verkocht, over de moeite die Ardal had gedaan om het schilderij te pakken te krijgen en het geheim ervan te bewaren; waar hij was geweest - en waar hij terechtkwam - op de dag van zijn dood, en hoe ik gedwongen was met Tate te onderhandelen en hem de foto's te geven in ruil voor de vrijheid van Rachel. Ik vertelde het haar. En zij luisterde. Naar elk woord.
Toen ik klaar was schonk ik voor mezelf een stevige borrel in. Zij zei niets, behalve een schor en verlaat 'dank u' toen ze het glas wodka met heel weinig tonic zag staan dat ik voor haar had neergezet. Ze nam een onladyachtige slok.
'Mag ik u vragen waarom u met Miles Linley bent getrouwd?' zei ik, en ik ging tegenover haar zitten. 'Ik bedoel een eerlijk waaróm?'
Ze keek naar me, dronk van haar wodka, maar zei niets.
'Was het voor het geld en de sociale status die hij u kon geven? Het ridderschap dat toen al in de lucht zat? De voordelen die het voor uw kinderen zou opleveren? Volgens mij moet het iets in die orde zijn geweest, of vergis ik me nou?'
'U weet niet waar u het over hebt,' zei ze met gedempte stem.
'O, jawel, hoor. Zijn belofte aan Eldritch, bijvoorbeeld. Hoe kon u toelaten dat hij die brak?' Het kortstondige verbaasde trekje op haar gezicht was mijn antwoord. 'Daar wist u niets van, wel? Heeft sir Miles blijkbaar vergeten u te vertellen. Hij had Eldritch beloofd hem uit de gevangenis te halen als de oorlog voorbij was, lady Linley. Daarom trok Eldritch zijn verklaring in en zweeg hij tijdens zijn proces. Omdat hij zijn oude schoolmakker op zijn woord geloofde. Idioot die hij was!'
Er trok nog meer kleur weg uit haar gezicht. Ze sloot haar ogen even en stond toen op. 'Ik wil nu graag weg. Ik... heb een jas.' Ze wankelde, en ik sprong overeind omdat ik bang was dat ze zou flauwvallen. Maar ze herstelde zich met een zichtbare schok. 'Mijn jas, alstublieft,' zei ze, op een nauwelijks hoorbare fluistertoon.
Ik haalde hem uit de hal en hielp haar die aantrekken. 'Zal ik een taxi voor u bellen?' vroeg ik.
'Dat hoeft niet, dank u.'
'Eldritch is hier, weet u. In Antwerpen. Moet ik hem misschien een boodschap doorgeven?'
Ze dacht daar een paar seconden over na, draaide zich toen naar me toe, om me direct te kunnen aankijken, alsof ze elk misverstand over dit punt wilde vermijden. Ze schudde haar hoofd. 'Nee.'