1976
34
'Het raadsel rond de dood van mijn vader is denk ik de reden geweest waarom ik journalist ben geworden,' zei Moira Henchy. 'Je hoopt altijd dat je achter de werkelijke toedracht van een verhaal kunt komen, hoewel dat haast nooit lukt. Maar ik blijf hopen dat ik in dit geval toch ooit de waarheid achterhaal. Ik herinner me hem alleen nog maar als een wat vage, vreemde, schimmige figuur die in de deuropening van ons huisje in Cork, of bij het hek naar me stond te kijken. Hij kwam nooit binnen, bleef nooit. Moest altijd weer weg. Mijn moeder had me natuurlijk verteld dat hij dood was, maar het duurde jaren voor ze toegaf dat hij was vermoord. Ze wist niet - en wilde ook niet weten - waarom. Het was het soort aanstootgevende einde dat ze van hem had verwacht. Wat waarschijnlijk wel weer iets met gokschulden te maken zou hebben. Maar ik wilde beslist zo veel te weten komen als ik kon, en zocht in de krantenartikelen na hoe het was gebeurd. Op het spoorwegstation Seapoint, ten zuiden van Dublin, werd op vrijdag 5 juli 1940, om ongeveer twintig over zeven, mijn vader, Lorcan Parnell Henchy, doodgeschoten door een man die door de deuropening van de trein waarin hij zat naar binnen boog. Of de moordenaar net uit de trein was gestapt, of hem op het perron had staan opwachten, daarover waren de getuigen het niet eens. Hij probeerde een andere man neer te schieten die kennelijk samen met mijn vader reisde, maar miste. Ik ben ervan overtuigd dat die man jouw oom Eldritch was, die de moordenaar een klap met zijn tas gaf, waardoor hij viel en beklemd raakte tussen het perron en de wegrijdende trein. De hoofdslagader in zijn been was doorgesneden voor de trein tot stilstand kwam en hij bloedde ter plaatse dood. Geïdentificeerd is hij nooit.
Tegen de tijd dat de politie en de ambulance arriveerden was Eldritch verdwenen. In de algemene verwarring die ontstond had niemand gezien dat hij de benen nam. Het wapen was ook weg. Dat zal hij wel hebben meegenomen. Hij had tenslotte alle reden om voor zijn leven te vrezen.'
'Waarom weet je zeker dat hij het was?' vroeg ik, hoewel ik er zelf geen moment aan twijfelde.
'Toen ik voor mijn studie naar Dublin verhuisde, werd het makkelijker om verder onderzoek te gaan doen. Ik ging naar het laatste adres dat we van mijn vader hadden: Merrion Street 31. Mevrouw Kilfeather, de oude dame van wie het huis was, vertelde me dat hij een paar weken voor zijn dood was verhuisd. Ze zei ook dat de nieuwe huurder, een spraakleraar genaamd Eldritch Swan, daar de dag na de moord op mijn vader was gearresteerd. Waarvoor wist ze vreemd genoeg niet. "Maar hij moet vast iets kwaads in zijn schild hebben gevoerd," was haar reactie. Ik kon in de kranten niets over deze man Swan vinden, maar er verscheen later die maand wel een vermelding over het proces waarbij hij werd berecht op grond van de Aanvallen tegen de Staat-Wet. Een en ander vond achter gesloten deuren plaats, en hij kreeg levenslang. Wat eigenlijk vreemd was. De Aanvallen tegen de Staat-Wet was eigenlijk bedoeld voor de IRA. Die van zichzelf nooit een geheim maakten. Maar zij hadden nooit van Eldritch Swan gehoord. En anderen ook niet. Ik had maar weinig waar ik wat mee kon. In de zak van mijn vader vond de politie een kaartje van Blackrock, het station voor Seapoint, naar Dun Laoghaire, maar hij had een grote tas bij zich met de meeste van zijn wereldlijke bezittingen, en zijn paspoort, wat doet vermoeden dat Dun Laoghaire niet zijn eindbestemming was. Engeland, leek me zo, al dan niet samen met Eldritch. Beide mannen moesten dood, maar een wist te ontsnappen en werd de volgende dag gearresteerd. Waarom? Wat hadde:n ze gedaan? Wat wisten ze?
Na de universiteit kreeg ik werk als verslaggever voor een lokale krant in Cork en kon de zaak pas weer oppakken toen ik een paar jaar later een baan kreeg in Dublin. Ik kreeg het ministerie van Justitie zover dat die zeiden waar Eldritch opgesloten zat: in Portlaoise. Ik vroeg toestemming hem te mogen bezoeken. Die kreeg ik niet. Ik ging naar de advocaat die hem zou hebben verdedigd tijdens het proces. Die was met pensioen en wilde niet met me praten. Maar zijn kantoor adviseerde me contact op te nemen met de jurist die de zaak bij hen had aangebracht: Ardal Quilligan. Maar die wilde me ook niets zeggen, en beweerde dat de politie hem nooit precies had laten weten wat Eldritch zou hebben misdaan.
Toen riep mijn hoofdredacteur me bij zich en zei dat hij een officiële waarschuwing van het ministerie van Justitie had gehad. Daar was hij niet blij mee, omdat hij absoluut niet wist waar ik mee bezig was. Ik beloofde dat ik ermee op zou houden. Wat ik natuurlijk niet deed, niet helemaal tenminste. Maar ik kon toch al niet zo veel meer doen. Ik ontdekte dat Ardal Quilligans broer, Desmond, een IRA-activist was geweest, maar daar op een gegeven moment afstand van had gedaan en in juli 1940 uit zijn internering was vrijgelaten. Daar was hij weer, die maand. Ik probeerde Desmond op te sporen in Londen, maar die was toen al dood. Het had allemaal iets met elkaar te maken. Dat voelde ik. Ik wist alleen niet hoe. Uiteindelijk, eerder dit jaar, werd Eldritch vrijgelaten. Wat ik pas later hoorde. Omdat er even weinig ruchtbaarheid aan was gegeven als aan zijn opsluiting. Ik kwam er maar niet achter waar hij zat. Ik had eigenlijk het plan jou en je moeder in Paignton op te gaan zoeken, toen ik hoorde dat Ardal Quilligan in Oostende was vermoord. Ik wist dat dit de doorbraak was waar ik op had zitten wachten, hoewel de politie tijdens de persconferentie vanmiddag niets over Eldritch heeft gezegd. Dus moet ik dat aan jou overlaten, Stephen.'
Ik vertelde haar zo veel als ik op dat moment kon: over de Quilligans en de Cardales en de Linleys; de vervalsingen, de rechtszaak, mijn pogingen, samen met die van Eldritch en Rachel, om aan te tonen dat haar familie bedrogen was - en hoe de hele kwestie uiteindelijk op een ramp was uitgelopen. Wat ik niet zei was dat als ik het gezochte bewijs nu zou vinden, ik dat voor me zou houden om Rachel vrij te krijgen. Ook kon ik voor Moira niet het raadsel oplossen waarom haar vader was vermoord en Eldritch zesendertig jaar geleden werd opgesloten.
'Wie heeft er dan wel een antwoord op dat raadsel, Stephen?' vroeg ze toen ik klaar was.
'Eldritch. En zijn oude schoolmakker sir Miles Linley.'
'Die de kamers in Merrion Street als liefdesnest gebruikte?'
'Vermoedelijk. Hoewel het dan wel vreemd is dat Eldritch daar werd gearresteerd, niet?'
'Nee. Het komt op mij veel meer over als een soort afleidingsmanoeuvre.'
'Afleiding van wat?'
'Van het geheim dat ik probeer los te pulken uit de solide muur van zwijgzaamheid die ze rond deze zesendertig jaar oude zaak hebben opgetrokken.'
'En wie zijn zé?'
'Linleys vriendjes van de geheime dienst en hun Ierse tegenhangers. Ik heb een paar contacten bij de Ierse regering. Met het soort werk dat ik doe, moet dat wel. Toen ik hoorde dat Eldritch vrijgelaten was, heb ik ze om informatie gevraagd. Zij maakten me duidelijk - heel duidelijk - dat ik dit verhaal met rust moest laten. Er zat een, ik citeer, "veiligheidsaspect" aan deze zaak, hoewel ik niet weet wat ik me daarbij moet voorstellen in verband met iets dat zoveel jaren geleden is gebeurd. De IRA is in al die jaren natuurlijk niet verdwenen. Integendeel. Dus, hebben die daar dan wat mee te maken? De mensen die ik ernaar vroeg, fronsten op hun best met een raadselachtige blik hun wenkbrauwen en schakelden over naar een ander onderwerp. Het enige - maar dan ook absoluut het enige - wat ik heb, is een opmerking tussen neus en lippen door. "Als De Valera nog had geleefd, hadden ze hem nooit laten gaan.'"
'Wanneer is De Valera gestorven?'
'Afgelopen augustus, twee jaar nadat zijn presidentstermijn erop zat. En daarna was Eldritch binnen een paar maanden vrij.'
'Houdt dat in dat De Valera zijn vrijlating zou hebben tegengehouden, of alleen dat hij erdoor geschoffeerd zou zijn?'
'Dat weet ik niet. Maar het houdt in elk geval in dat hij wist waar Eldritch voor zat, en dat niet gemakkelijk zou vergeten. Maar Dev had, eerlijk gezegd, een geweldig goed geheugen en ouderwetse opvattingen over misdaad en boete. Eldritch mag misschien zelfs wel blij zijn dat hij niet is opgehangen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er op instigatie van Dev heel wat IRA-gevangenen geëxecuteerd.'
'Ik heb geen idee wat Eldritch in juli 1940 in zijn schild voerde, Moira, maar het helpen of bijstaan van de IRA was dat zeker niet.'
'Nee, natuurlijk niet. Maar dat hij ergens mee bezig was, ben je toch wel met me eens? Iets groots. Iets wat nog altijd gevaarlijk is om te weten.'
'Misschien moet je die waarschuwingen dan wat meer serieus nemen?'
'En jij misschien ook?'
'Dat gaat niet.'
'Nee, nou...' Moira drukte haar sigaret nadrukkelijk uit. 'Dan hebben we dat gemeen, Stephen.' Toen stak ze de volgende op.
'Eldritch zei dat Linley een minister uit Londen onder zijn hoede had toen ze elkaar daar zagen.'
Moira knikte. 'Dat moet Malcolm MacDonald zijn geweest, die door Churchill was gestuurd om Dev over te halen Ierland bij de oorlog te betrekken. Hij zou als tegenprestatie de eenheid van Ierland hebben aangeboden, maar hoe ze Noord-Ierland ooit zover zouden hebben willen krijgen is nooit duidelijk geworden, omdat Dev na een hoop gebrom en gezucht zijn aanbod afwees. Misschien betreurde hij dat besluit toen de recente onlusten uitbraken, maar waarschijnlijk niet. Hij kreeg niet gauw ergens spijt van.'
'Zou dat het "iets groots" kunnen zijn?'
'Ik zie niet hoe. Dit is geen geheim. En dat waar Eldritch bij betrokken was, is duidelijk nog steeds actueel. Je moet hem echt zo gauw mogelijk zien te vinden.'
'Dat weet ik.'
'Heb je enig idee waar hij kan uithangen?'
'Geen enkel. Ik hoop eigenlijk dat hij contact met mij opneemt.'
'Nou, als hij dat doet, zeg hem dan dat ik zijn verhaal in de openbaarheid kan brengen - anoniem, en bepaald niet voor niets. Dat moet toch zijn wat hij wil: de waarheid, opgeschreven en wel. Dat wil ik in elk geval. En ik vind dat hij dat wel aan mijn vader verschuldigd is.'
Ik was er niet zo zeker van dat Eldritch vond dat hij Lorcan Henchy iets verschuldigd was. Na zesendertig jaar in de gevangenis was er niet veel ruimte meer voor aardige gebaren. Ik verzekerde Moira dat ik, als ik de kans kreeg, haar aanbod aan hem zou overbrengen, maar was dat niet echt van plan. Als Eldritch in het bezit was van het bewijs dat Ardal Quilligan bij zich had, moest ik hem zien over te halen dat ik dat aan Tate kon geven en hij zijn ongetwijfeld zeer goed verkoopbare verhaal voor zich hield. Dat zou niet makkelijk zijn, maar moest wel gebeuren. Als ik de kans kreeg. Ik maakte opnieuw een zinloze wandelronde door het diamantdistrict voor ik naar het huis van Van Briel ging. Die was er niet. Ik maakte een boterham klaar en ging die somber in de keuken zitten opeten. Ik was moe van alle vruchteloze pogingen een eind te maken aan de moeilijkheden waarmee Rachel en ik werden geconfronteerd. En het besef van de kwellingen die zij allemaal moest doorstaan maakte het denken er niet helderder op. Toen hij thuiskwam wist ook Van Briel kennelijk niet meer wat hij moest doen. Hij was met Lasiyah uit eten en naar de film geweest en ik proefde uit zijn toon en manier van doen een groeiende ergernis over mijn inbreuk op zijn leven, die misschien ook wel door klachten van Lasiyah was gevoed.
'Ik heb cliënten uit allerlei soorten problemen gehaald, Stephen, maar het woord probleem is te klein om jouw situatie te omschrijven. Je moet die oom van je zien te vinden. En dat moet nu echt snel.'
'Enig idee hoe ik dat moet doen?'
Hij nam zijn haar in beide handen, trok eraan, en schudde toen bedroefd zijn hoofd. 'Niet één. Behalve...'
'Wat?'
'Met wat slaap. Problemen lijken in de ochtend altijd kleiner.'
Dit probleem niet. Integendeel. En Van Briel maakte het er al niet veel beter op. 'Het spijt me, Stephen,' zei hij toen we een vloeibaar ontbijt tot ons namen. 'Dit zou wel eens een moeilijke dag kunnen worden.' Hij keek op zijn horloge. 'Het vliegtuig van mevrouw Banner kan elk ogenblik landen. Ik moet haar uitleggen hoe Rachel ervoor staat. Ze zal van jou wel willen weten hoe je haar dochter bij deze knoeiboel betrokken hebt. Mij zou dat zeker interesseren, als ik haar was. Dan hebben we nog lady Linley. Die ook wel niet zal overlopen van geluk.'
'Het geluk van Isolda Linley kan me niet zo veel schelen, Bart. Ik heb net zo veel vragen voor haar, als zij voor mij.'
'Zie je? Dat is nou precies wat me zorgen baart. Je moet... voorzichtig zijn. Misschien heeft ze haar advocaat wel bij zich. Iemand die bijna zo goed is als ik. Hoe minder je zegt, hoe beter dat voor je is, weet je.' Hij zuchtte en wreef zijn ogen uit. 'Luister, we spelen het zo, oké? Ik ga naar kantoor. Jij wacht hier. Ik bel je zodra ik weet hoe we deze gesprekken gaan aanpakken.'
'Het idee om bij de telefoon te moeten gaan zitten afwachten tot ik mag komen opdraven, spreekt me niet erg aan.'
'Kan best zijn. Maar je moet...' Van Briel brak af, en keek verbaasd toen hij het bing-bong van de deurbel beneden hoorde. 'Het is te vroeg voor de post. Wacht even.' Hij liep naar de woonkamer en keek naar buiten. 'Goddank. Het is niet de politie. Ik dacht even dat het misschien Leysen was.'
'Wie is het dan wel?' vroeg ik, en ik kwam ook naar het raam.
'Dat weet ik niet. Haar heb ik nooit eerder gezien.'
Maar ik wel.
Marie-Louise was angstig en in de war. Ze bleef zich verontschuldigen voor het vroege uur. Er was een kop van Van Briels krachtige koffie met een scheut cognac voor nodig om te kunnen begrijpen waarover ze het nu eigenlijk had. Het bleek dat Joey de benen had genomen.
'Madame Banner is er elk moment. Wat moet ik tegen haar zeggen? Ik was vroeg op omdat ik hem hoorde rondscharrelen. Maar toen ik beneden kwam stond hij al met een volgepakte legerplunjezak in de hal, klaar om te vertrekken. "Ik heb nu lang genoeg in Antwerpen rondgehangen," zei hij.
"Tijd om erop uit te gaan." Op uit wat? "En je moeder dan?" zei ik. "Zeg haar maar dat ik nog wel eens thuiskom." Nog wel eens? Mon Dieu. Die zegt natuurlijk dat ik hem had moeten tegenhouden. Maar ik kon niets doen. Hij omhelsde me, zei dat ik... goed voor mezelf moest zorgen... en wandelde toen weg.'
'Welke kant ging hij op?' vroeg Van Briel.
'Naar het station in Berchem.'
'Logisch. Meer verbindingen dan via het Centraal. Daarvandaan kun je met de trein alle kanten op in Europa.' Hij haalde zijn schouders op. 'Of nog verder.'
'Hoe was hij gisteravond?' vroeg ik.
'Toen heb ik hem niet gezien. Hij kwam heel laat thuis. Daarom ben ik naar jou toe gekomen, Stephen. Ik wou vragen of jij hem gisteren nog gesproken hebt. Je zei dat je naar de Zoo wilde om te zien of je hem daar kon vinden.'
'Ja, ik heb hem daar ook gevonden. Maar hij zei niets waar ik wat aan had - en zeker niet iets over weggaan.' Maar op dat moment besefte ik dat hij dat misschien wel had gedaan - alleen niet tegen mij. Ik liep naar mijn jas en haalde zijn ansichtkaart tevoorschijn. Dit keer las ik die helemaal. Antwerpen 29 maart 1976 Lieve zus je hebt me meer dan eens gevraagd waarom ik deze berichten aan jou altijd in één zin samenvoeg en ik vraag me af of je inmiddels hebt begrepen dat de reden daarvan is dat ik doodsbenauwd ben voor alle directe stilstand vanwege de abrupte onderbrekingen die ik in Nam heb gezien die algauw plotse terminale eindes bleken te zijn en ook omdat ik neurotisch als ik ben denk dat als ik mijn adem niet inhoud jij dat ook niet doet en we zo met elkaar kunnen praten op de enige manier die ik volgens mij kan en dat is recht voor zijn raap en rechtdoorzee zonder me te laten kennen zelfs als er niet veel te vertellen is wat meestal het geval is in mijn van de buitenwereld afgeschermde leventje hier en waarin ik al het weinige heb ingezet wat ik heb om zo eerlijk te zijn als gisteren als alle dagen voor de dagen voor gisteren maar niet vanwege een ongewone bezoeker aan onze van zon overgoten panelen voorziene voordeur die mij onbekend voorkwam maar jou misschien niet en een vreemde met een missie die hij koste wat het kost wilde uitleggen met een soort van druipkaarswanhoop en vanwege die wanhoop omdat die me herinnerde aan andere wanhoop die ik zag of meemaakte waarvan ik hoopte o zo hoopte dat die niet tevergeefs was geweest maar wel was dat hij zei dat hij iets had achtergelaten dat jij wilde boven Cheng-Sheng op die plek waar we waren waarnaar die plaats in NJ is vernoemd voor ik er voor een tijdje tussenuit knijp met de belofte dat mijn volgende kaart uiteindelijk en ten langen leste uit een andere plaats komt maar wel altijd met alle liefs Broertje
'Wat denk jij dat daar allemaal staat, Stephen?' vroeg Van Briel, toen we de tekst alle drie hadden gelezen.
'Eldritch heeft het bewijs niet. Ardal heeft zich daar onderweg ergens van ontdaan. Hij moet zich bewust zijn geworden van het gevaar dat hij liep, heeft het veilig weggestopt en Joey gevraagd om, als hij mocht komen te overlijden, Rachel te zeggen waar het is.'
'En waarom ga je het dan nu niet halen?'
Ik keek hem boos aan. 'Omdat ik de boodschap niet begrijp.'
'O, dat is geen probleem.' Hij knipoogde. 'Ik wel.'
'Hoe dan?'
'Ik ken de buurt. "Die plek waar we waren waarnaar die plaats in NJ is vernoemd" moet Hoboken zijn, in New Jersey, vernoemd naar Hoboken, voorstad van Antwerpen.' Hij leefde helemaal op, pakte het telefoonboek van Antwerpen van een stapel papieren, bladerde er driftig doorheen, en slaakte toen een kreet van triomf. 'Cheng-Seng is een Chinees restaurant in Hoboken. Kom mee.'