1
Het stikte al van de vliegen. Vier uur had het uiteengespatte vlees op het hete asfalt van South Boston liggen bakken en nu werkte het als het chemische equivalent van een tafelgong. Overal zoemden vliegen. Hoewel de torso, of wat ervan over was, inmiddels met een laken was bedekt, was er nog heel wat naakt vlees waar de aaseters zich aan te goed konden doen. Stukjes grijs weefsel en andere niet te identificeren klodders lagen tot een afstand van tien meter over de straat verspreid. Een fragment van de schedel was beland in een bloembak op de tweede verdieping en stukjes huid kleefden aan geparkeerde auto’s.
Rechercheur Jane Rizzoli had een sterke maag, maar zelfs zij moest even pauzeren, ogen dicht, handen tot vuisten gebald, woedend op zichzelf om het moment van zwakte. Hou vol. Hou vol. Ze was de enige vrouwelijke rechercheur op de afdeling Moordzaken van de politie van Boston en ze wist dat er voortdurend een meedogenloze schijnwerper op haar was gericht. Zowel iedere vergissing als iedere overwinning werd door al haar collega’s opgemerkt. Haar partner, Barry Frost, had al in het volle en vernederende zicht van hen allen zijn ontbijt uitgekotst en zat nu met zijn hoofd tussen zijn knieën in hun auto met de airco aan te wachten tot hij weer wat in zijn gewone doen zou zijn. Jane kon zich niet door onpasselijkheid laten kisten. Ze was de meest zichtbare agent ter plekke en vanachter het politielint keken de omstanders naar alles wat ze deed en konden ze ieder detail van haar uiterlijk waarnemen. Ze was vierendertig, maar wist dat ze er jonger uitzag en daarom hard moest werken om een autoritaire indruk te maken. Haar geringe lengte compenseerde ze met een doelbewuste blik en een fiere houding. Ze had geleerd hoe je een situatie naar je hand moest zetten, al was het maar door je met grote intensiteit op je taak te concentreren.
Maar de hitte vrat aan haar vastberadenheid. Ze was de dag begonnen in haar blazer en lange broek, haren keurig gekamd.
Nu had ze de blazer uitgedaan, was haar blouse gekreukt en begon haar donkere haar vanwege de hoge vochtigheidsgraad steeds meer te kroezen. Ze voelde zich op alle fronten belegerd door de stank, de vliegen en de onverbiddelijke zon. Er waren zoveel dingen die gelijktijdig haar aandacht opeisten. En zoveel ogen die naar haar keken.
Luide stemmen trokken haar aandacht. Een man in een net pak met een stropdas probeerde langs een van de agenten heen te komen.
‘Ik moet naar een beurs. Ik ben al hartstikke laat en nou zit ik met dat stomme lint om mijn auto en zeggen jullie dat ik er niet mee weg mag! Het is goddomme mijn eigen auto!’
‘Dit is een plaats delict, meneer.’
‘Het was een ongeluk!’
‘Dat weten we nog niet.’
‘Hoelang hebben jullie nodig om dat te snappen? De hele dag? Waarom luisteren jullie niet naar ons? Iedereen hier in de buurt heeft het horen gebeuren!’
Rizzoli liep naar de man, wiens gezicht bedekt was met een laagje zweet. Het was halftwaalf en de zon, die bijna in het zenit stond, straalde als een boos oog.
‘Wat hebt u precies gehoord, meneer?’ vroeg ze.
Hij snoof. ‘Hetzelfde als iedereen.’
‘Een harde klap.’
‘Ja. Om ongeveer halfacht. Ik kwam net onder de douche vandaan. Toen ik uit het raam keek, zag ik hem op de stoep liggen. U kunt zelf zien wat een rottige bocht dit is. Om de haverklap komt hier een auto veel te hard aansjezen. Misschien is hij aangereden door een vrachtwagen.’
‘Hebt u een vrachtwagen gezien?’
‘Nee.’
‘Gehoord?’
‘Nee.’
‘En u hebt ook geen auto gezien?’
‘Auto, vrachtwagen.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat het ook was, hij is doorgereden.’
Dit verhaal hadden ze nu al zeker tien keer gehoord van diverse buren van de man. Tussen kwart over zeven en halfacht hadden ze op straat een harde klap gehoord. Niemand had het daadwerkelijk zien gebeuren. Ze hadden alleen de klap gehoord en de man zien liggen. Rizzoli had de mogelijkheid dat de man van het dak was gesprongen overwogen en verworpen. Er waren alleen maar huizen van twee verdiepingen, niet hoog genoeg om de catastrofale verwondingen aan het lichaam te verklaren. Evenmin had ze aanwijzingen kunnen vinden dat een explosie de oorzaak was van zoveel anatomische desintegratie.
‘Mag ik mijn auto terug?’ vroeg de man. ‘Het is die groene Ford daar.’
‘Die met de stukjes hersenen op het deksel van de kofferbak?’
‘Ja.’
‘Wat denkt u zelf?’ beet ze hem toe en ze liep bij hem vandaan naar de patholoog-anatoom die midden op de weg gehurkt het asfalt zat te bekijken. ‘Wat een hufters wonen er in deze straat,’ zei ze. ‘Niemand die zich voor het slachtoffer interesseert. Niemand weet trouwens wie het is.’
Dokter Ashford Tierney keek niet naar haar op, maar bleef naar de weg staren. Onder zijn dunne zilveren haar glom zijn schedel van het zweet. Hij zag er ouder en vermoeider uit dan ze hem ooit had meegemaakt. Toen hij wilde opstaan, maakte hij haar met een zwijgend gebaar duidelijk dat hij hulp nodig had. Ze pakte zijn hand en voelde, via die hand, het kraken van vermoeide botten en reumatische gewrichten. Hij was een gentleman van het oude slag, geboren en getogen in Georgia, en hij had nooit kunnen wennen aan Rizzoli’s Bostonse manier om de dingen recht voor hun raap te zeggen, net zo goed als zij nooit had kunnen wennen aan zijn formele manier van doen. Het enige dat ze met elkaar gemeen hadden, waren de stoffelijk resten die op de autopsietafel van dokter Tierney terechtkwamen. Maar nu ze hem overeind hielp, stemde zijn broosheid haar bedroefd en deed die haar denken aan haar eigen grootvader. Ze was zijn lievelingskleindochter geweest, misschien omdat hij iets van zichzelf had herkend in haar eergevoel, haar volharding. Ze herinnerde zich hoe ze hem had geholpen overeind te komen uit zijn fauteuil, hoe zijn hand, die na zijn hersenbloeding verlamd was gebleven, als een klauw op haar arm had gelegen. Zelfs mannen met de kracht van Aldo Rizzoli werden door de tijd vermalen tot broze botten en gewrichten. Ze zag de invloed van de tijd nu ook aan dokter Tierney, die op zijn benen stond te zwaaien in de hitte en een zakdoek te voorschijn haalde om het zweet van zijn voorhoofd te vegen.
‘Wat een zaak om mijn carrière mee af te sluiten,’ zei hij. ‘Zeg eens, kom jij ook op mijn afscheidsfeestje?’
‘Eh… welk afscheidsfeestje?’ zei Rizzoli.
‘De surprise party die jullie aan het organiseren zijn.’
Ze zuchtte. En gaf toe: ‘Ja, ik kom ook.’
‘Ha. Ik wíst dat ik van jou een eerlijk antwoord zou krijgen. Is het volgende week?’
‘Over twee weken. En u hebt het niet van mij, goed?’
‘Ik ben blij dat ik het weet.’ Hij keek weer naar het asfalt. ‘Ik hou niet van verrassingen.’
‘Wat denkt u ervan, dokter? Een aanrijding?’
‘Dit lijkt de plek te zijn waar het is gebeurd.’
Rizzoli keek naar de grote plas bloed en toen naar het lijk dat zeker vier meter ervandaan op de stoep lag, onder het laken.
‘Bedoelt u dat hij eerst hier tegen de grond is gesmakt en toen tot daar is gestuiterd?’ vroeg Rizzoli.
‘Daar lijkt het op.’
‘Het moet een behoorlijk grote vrachtwagen zijn geweest om hem zo uit elkaar te laten spatten.’
‘Geen vrachtwagen,’ was Tierneys raadselachtige antwoord. Hij liep een eindje weg, zijn blik op de grond gericht.
Rizzoli volgde hem, de vliegen van zich af slaand. Na ongeveer tien meter bleef Tierney staan en wees naar een grijze klodder op de stoeprand.
‘Nog een stukje hersenen,’ zei hij.
‘U zegt dat het geen vrachtwagen is geweest?’ zei Rizzoli.
‘Nee. En ook geen personenauto.’
‘En de handafdrukken op het overhemd van het slachtoffer dan?’
Tierney rechtte zijn rug en liet zijn blik over de straat, de stoepen en de huizen gaan. ‘Is je hier al iets interessants opgevallen?’
‘Afgezien van het feit dat daar een dode man zonder hersens ligt?’
‘Kijk eens naar het punt waar hij geraakt moet zijn.’ Tierney wees naar de plek op straat waar hij zojuist gehurkt had gezeten. ‘Zie je het patroon waarin de onderdelen van het lichaam zijn verspreid?’
‘Ja. Hij is naar alle kanten uit elkaar gespat. Het raakpunt zit in het midden.’
‘Dat klopt.’
‘Het is een drukke straat,’ zei Rizzoli. ‘Auto’s komen hier veel te snel de bocht door. En het slachtoffer heeft afdrukken van autobanden op zijn overhemd.’
‘Laten we die afdrukken nog even bekijken.’
Toen ze terugliepen naar het lijk, voegde Barry Frost zich bij hen. Hij was eindelijk de auto uitgekomen, maar zag nog bleek en keek een beetje gegeneerd.
‘Allemachtig,’ kreunde hij.
‘Gaat het weer een beetje?’ vroeg ze.
‘Denk je dat ik griep onder de leden heb of zo?’
‘Of zo.’ Ze had Frost altijd graag gemogen, kon het erg waarderen dat hij zo’n opgewekt karakter had en nooit klaagde, maar ze vond het vervelend dat hij nu zo weinig eergevoel aan de dag legde. Toch legde ze eventjes haar hand op zijn schouder en glimlachte hem moederlijk toe. Frost maakte in iedereen moederlijke gevoelens los, zelfs in de allesbehalve moederlijke Rizzoli. ‘Volgende keer zal ik een kotszakje voor je meebrengen,’ zei ze gemoedelijk.
‘Ik geloof toch echt,’ zei hij, achter haar aan sukkelend, ‘dat ik iets onder de leden heb…’
Ze waren bij de torso aangekomen. Tierney kreunde toen hij hurkte met gewrichten die protesteerden tegen deze nieuwe aanslag, en hief het papieren laken op. Frost trok wit weg en deed een stap achteruit. Rizzoli vocht tegen de impuls hetzelfde te doen.
De torso was in tweeën gescheurd, gesplitst ter hoogt van de navel. De bovenste helft, gekleed in een beige katoenen overhemd, lag oost-west. De onderste helft, gestoken in een spijkerbroek, noord-zuid. Beide helften waren met slechts een paar reepjes huid en stukjes spier met elkaar verbonden. De inwendige reepjes waren naar buiten gegleden en vormden een blubberige massa. De achterkant van de schedel was opengebarsten en het brein was naar buiten gevlogen.
‘Een jonge man, wat aan de mollige kant, zo te zien afkomstig uit een land in Midden-Amerika of het Middellandse-Zeegebied, leeftijd tussen de twintig en dertig jaar,’ zei Tierney. ‘Zichtbare breuken aan de wervelkolom, ribben, sleutelbeenderen en schedel.’
‘Kan dit niet door een vrachtwagen zijn veroorzaakt?’ vroeg Rizzoli.
‘Een vrachtwagen kan wel degelijk dergelijk omvangrijk letsel veroorzaken.’ Hij keek Rizzoli aan en daagde haar uit met zijn bleekblauwe ogen. ‘Maar niemand heeft een vrachtwagen gehoord of gezien. Of wel?’
‘Helaas niet,’ gaf ze toe.
Frost slaagde er eindelijk in een bijdrage te leveren. ‘Volgens mij zijn die strepen op zijn overhemd geen bandensporen.’
Rizzoli tuurde naar de zwarte strepen op de voorkant van het overhemd van het slachtoffer. Met een gehandschoende hand raakte ze er eentje aan en keek toen naar haar vinger. Er was een zwarte vlek op het latex van de handschoen achtergebleven. Ze staarde er even naar en verwerkte deze nieuwe informatie.
‘Je hebt gelijk,’ zei ze. ‘Het zijn geen bandensporen. Het is olie.’
Ze rechtte haar rug en keek naar de weg. Ze zag nergens met bloed besmeurde bandensporen, noch brokstukken van een auto. Geen stukjes van glas of plastic dat bij het aanrijden van een mens onmiddellijk gebroken zou zijn.
Niemand zei iets. Ze keken elkaar alleen maar aan tot de enige mogelijke verklaring tot hen doordrong. Als om hun theorie te bevestigen kwam bulderend een vliegtuig over. Rizzoli keek met half toegeknepen ogen omhoog en zag een 747 voorbijglijden, op weg naar het zeven kilometer verderop gelegen Logan International Airport.
‘Jezus,’ zei Frost, met zijn hand boven zijn ogen om ze te beschermen tegen de zon. ‘Wat een klotemanier om te sterven. Zeg alsjeblieft dat hij al dood was toen hij is neergekomen.’
‘Die kans is groot,’ zei Tierney. ‘Ik denk dat hij is weggegleden toen het landingsgestel werd uitgezet. Aangenomen dat het een inkomende vlucht was.’
‘Dat zal wel,’ zei Rizzoli. ‘Hoeveel verstekelingen willen dit land verlaten?’ Ze keek naar het olijfkleurige gelaat van de dode man. ‘Hij is dus aangekomen met een vliegtuig, laten we zeggen uit Zuid-Amerika…’
‘Dat op een hoogte van zo’n dertigduizend voet zal hebben gezeten,’ zei Tierney. ‘In de wielcompartimenten heerst een andere druk dan in de cabine. Een verstekeling zou te maken krijgen met snelle decompressie. Bevriezing. Zelfs midden in de zomer ligt de temperatuur op dergelijke hoogten onder het vriespunt. Na een paar uur in dergelijke omstandigheden is hij onderkoeld en mogelijk bewusteloos geraakt wegens gebrek aan zuurstof. Of meteen na het vertrek al platgedrukt toen het landingsgestel werd ingetrokken. Een langdurig verblijf in het wielcompartiment zal vrijwel zeker tot zijn dood hebben geleid.’
Rizzoli’s pieper onderbrak Tierneys verhandeling. En een verhandeling zou het zeker zijn geworden. De arts was al op zijn stokpaardje geklommen. Ze keek naar het nummer op haar pieper, maar herkende het niet, alleen dat het een nummer in Newton was. Ze pakte haar mobieltje en drukte het nummer in.
‘Rechercheur Korsak,’ zei een man.
‘Met Rizzoli. Hebt u me opgepiept?’
‘Belt u via een mobiele telefoon, rechercheur Rizzoli?’
‘Ja.’
‘Kunt u me via een gewone lijn bellen?’
‘Op dit moment niet.’ Ze wist niet wie rechercheur Korsak was en wilde het gesprek zo kort mogelijk houden. ‘Wat is er aan de hand?’
Een korte stilte. Ze hoorden stemmen op de achtergrond en het gekraak van een politiewalkietalkie. ‘Ik ben op een plaats delict hier in Newton,’ zei hij. ‘Volgens mij zou het goed zijn als u even kwam kijken.’
‘Is dit een verzoek om assistentie van het korps van Boston? Dan kan ik u de naam geven van iemand anders op Moordzaken.’
‘Ik heb geprobeerd rechercheur Moore te bereiken, maar ze zeiden dat hij met vakantie is. Daarom bel ik u.’ Weer een stilte. Toen zei hij, op zachte, veelbetekenende toon: ‘Het gaat over die zaak die u en Moore afgelopen zomer hebben gedaan. U weet wel.’
Ze gaf geen antwoord. Ze wist precies wat hij bedoelde. De herinneringen aan dat onderzoek achtervolgden haar nog altijd, doken steeds weer op in haar nachtmerries.
‘Ga door,’ zei ze zachtjes.
‘Zal ik u het adres even geven?’ vroeg hij.
Ze pakte haar notitieboekje.
Even later verbrak ze de verbinding en richtte ze haar aandacht weer op dokter Tierney.
‘Ik heb soortgelijk letsel gezien bij parachutisten bij wie de parachute niet was opengegaan,’ zei hij. ‘Vanaf een dergelijke hoogte bereikt een vallend lichaam een eindsnelheid van bijna tweehonderd voet per seconde. Dat is genoeg om dergelijke desintegratie te veroorzaken.’
‘Nogal een hoge prijs om dit land binnen te komen,’ zei Frost.
Er kwam weer een vliegtuig over, de schaduw gleed over hen heen als die van een adelaar.
Rizzoli keek op naar de hemel. Stelde zich voor hoe een man vanaf een hoogte van duizend voet naar de aarde stortte. Ze dacht aan de koude lucht die langs hem suisde. En warmere lucht, naarmate de grond al draaiend steeds dichterbij komt.
Ze keek naar de met het laken bedekte restanten van de man die het had gewaagd te dromen over een nieuwe wereld, een betere toekomst.
Welkom in Amerika.
De agent van het korps van Newton die voor het huis op wacht stond, was een groentje en herkende Rizzoli niet. Hij hield haar bij het buitenste politielint tegen en sprak haar aan op een barse toon die paste bij zijn gloednieuwe uniform. Op zijn badge stond ridge.
‘Verboden toegang, mevrouw.’
‘Ik ben rechercheur Rizzoli van het korps van Boston. Rechercheur Korsak heeft me gebeld.’
‘Mag ik uw penning even zien?’
Op zo’n verzoek had ze niet gerekend en het duurde even voordat ze de penning uit haar tas had opgegraven. In Boston wist iedere agent wie ze was, maar een kort ritje tot buiten haar territorium, naar deze keurige buitenwijk, was voldoende om haar te nopen naar haar penning te delven. Ze hield hem vlak voor zijn neus.
Hij wierp er een korte blik op en kreeg een kleur. ‘Neemt u me niet kwalijk. Maar er is al een vervelende verslaggeefster geweest, ziet u, die langs me heen is geglipt. Dat laat ik me niet nog een keer gebeuren!’
‘Is Korsak in het huis?’
‘Ja, mevrouw.’
Ze keek naar auto’s die op straat stonden, waaronder een wit busje met op de zijkant mortuarium, district massachusetts.
‘Hoeveel slachtoffers?’ vroeg ze.
‘Een. Ze zijn nog met hem bezig, maar zullen hem zo wel naar buiten brengen.’
De agent hief het lint op om haar toegang te verschaffen tot de voortuin. Vogeltjes kwinkeleerden en het geurde naar reukgras. Je bent hier niet meer in South Boston, dacht ze. De tuin zag er perfect uit met geschoren buksheggen en een felgroen gazon. Ze bleef halverwege het tegelpad staan en keek op naar de gevel met het tudormotief. De nouveau-riche in hun eigen paleisje, dacht ze. Zo’n huis, zo’n wijk kon een eerlijke politieman zich nooit veroorloven.
‘Aardig optrekje, hè?’ riep agent Ridge haar na.
‘Wat was deze man van beroep?’
‘Ik heb iemand horen zeggen dat hij chirurg was.’
Chirurg. Voor haar had dat woord een bijzondere betekenis en de klank ervan doorboorde haar als een ijskoude naald, zodat ze het ondanks de hitte opeens koud kreeg. Ze keek naar de voordeur en zag dat de deurkruk bedekt was met vingerafdrukpoeder. Ze haalde diep adem, trok latexhandschoenen aan en deed papieren slofjes over haar schoenen.
Binnen zag ze gepolijste eikenhouten vloeren en een trap die opsteeg tot kathedrale hoogten. Een glas-in-loodraam liet in ruitjespatroon stralende kleuren binnen.
Ze hoorde het geritsel van papieren schoenslofjes en zag een beer van een man de hal inkomen. Hoewel hij zakelijk gekleed was, met een zorgvuldig gestrikte stropdas en al, werd het effect tenietgedaan door de twee gelijkvormige continenten van zweet onder zijn oksels. Hij had de mouwen van zijn overhemd opgerold over vlezige onderarmen bedekt met donker haar. ‘Rizzoli?’ vroeg hij.
‘De enige echte.’
Hij kwam met uitgestoken hand op haar af, herinnerde zich toen dat hij handschoenen droeg en liet zijn hand zakken. ‘Vince Korsak. Het spijt me dat ik door de telefoon weinig kon zeggen, maar tegenwoordig heeft iedereen een scanner. Een verslaggeefster is er daarstraks al in geslaagd naar binnen te glippen. Het kreng.’
‘Dat heb ik gehoord, ja.’
‘Je vraagt je natuurlijk af waarom ik je hierheen heb laten komen – ik mag je zeker wel tutoyeren? – maar ik heb vorig jaar je zaak gevolgd. Die van de Chirurg, bedoel ik. Daarom dacht ik dat je dit misschien wel wilde zien.’
Haar mond was droog geworden. ‘Wat is er hier dan aan de hand?’
‘Het slachtoffer bevindt zich in de zitkamer. Dokter Richard Yeager, zesendertig jaar. Orthopedisch chirurg van beroep. Dit is zijn huis.’
Ze keek op naar het glas-in-loodraam. ‘Jullie krijgen hier in Newton wel luxe moordzaken, moet ik zeggen.’
‘Van mij mag je ze hebben. Aan dit soort zaken zijn we hier niet gewend. Zeker niet zoiets griezeligs als waar we hier me te maken hebben.’
Korsak nam haar mee de gang door naar de zitkamer. Het eerste dat Rizzoli zag, was helder zonlicht dat naar binnen stroomde door een wand van ramen, twee verdiepingen hoog en zich uitstrekkend over de hele breedte van het vertrek. Ondanks het feit dat er een aantal misdaadtechnici aan het werk was, maakte de kamer een ruime, lege indruk met die spierwitte muren en gepolijste houten vloer.
Bloed. Ongeacht hoe vaak ze nu al een kamer binnen was gegaan waar een moord was gepleegd, schrok ze nog steeds van de eerste aanblik van het bloed. Een staartster van slagaderlijk bloed was tegen de muur gespoten en uitgevloeid in dunne stroompjes. De bron van dat bloed, dokter Richard Yeager, zat met zijn rug tegen de muur, zijn polsen op zijn rug samengebonden. Hij droeg alleen een boxershort en zat met zijn benen recht voor zich uit, de enkels samen omwikkeld met breed tape. Zijn hoofd hing naar voren en onttrok daardoor de wond die de fatale bloeding had veroorzaakt, aan het zicht, maar ze hoefde de snee niet te zien. Ze wist zo ook wel dat die heel diep was, tot en met de halsslagader en de luchtpijp. Ze kende de gevolgen van zo’n verwonding maar al te goed en kon aan het patroon van de bloedspatten zien hoe de laatste seconden waren verlopen: de slagader die het bloed naar buiten had gespoten, de longen die waren volgestroomd, het slachtoffer dat geen lucht meer naar binnen had kunnen krijgen door zijn doorgesneden luchtpijp en in zijn eigen bloed was verdronken. Uitgeademd keelslijm was op zijn blote borst opgedroogd. Naar zijn brede schouders en zijn spiermassa te oordelen, was hij lichamelijk in goede conditie geweest – in staat een aanvaller te weren. Toch was hij gestorven met hangend hoofd, in een houding van onderworpenheid.
De twee assistenten van de lijkschouwer hadden al een brancard binnengebracht en stonden bij het slachtoffer te overleggen hoe ze het lijk, dat in rigor mortis was bevroren, het beste konden vervoeren.
‘Toen de lijkschouwer hem om tien uur heeft bekeken,’ zei Korsak, ‘hadden de lijkvlekken zich al ontwikkeld en was de lijkstijfheid volledig. Ze schat dat hij tussen middernacht en drie uur ‘s ochtends is gestorven.’
‘Wie heeft hem gevonden?’
‘De verpleegster van zijn kliniek. Toen hij vanochtend niet kwam opdagen en de telefoon niet opnam, is ze een kijkje komen nemen. Ze heeft hem om ongeveer negen uur gevonden. Van zijn vrouw is geen spoor te bekennen.’
Rizzoli keek naar Korsak. ‘Zijn vrouw?’
‘Gail Yeager, eenendertig jaar. Ze wordt vermist.’
De kilte die Rizzoli had gevoeld toen ze bij de voordeur van de Yeagers had gestaan, beving haar opnieuw. ‘Ontvoerd?’
‘Ik weet alleen dat ze vermist wordt.’
Rizzoli staarde naar Richard Yeager, wiens gespierde lichaam geen partij was geweest voor de dood. ‘Wat weet je over deze mensen? Over hun huwelijk?’
‘Gelukkig getrouwd stel, zegt iedereen.’
‘Dat zeggen ze altijd.’
‘In dit geval lijkt het echt zo te zijn. Ze zijn pas twee jaar getrouwd. Hebben dit huis vorig jaar gekocht. Zij werkt als operatiezuster in hetzelfde ziekenhuis als hij, dus hadden ze dezelfde vriendenkring, dezelfde werkuren.’
‘Erg veel samen dus.’
‘Ja. Ik zou er stapelgek van worden als ik de hele dag op de lip van mijn vrouw zat, maar bij hen ging dat schijnbaar erg goed. Een maand geleden, toen haar moeder was gestorven, heeft hij twee hele weken vrij genomen zodat hij bij haar thuis kon blijven. Hoeveel denk je dat een orthopedisch chirurg in twee weken verdient? Vijftien-, twintigduizend? Heel wat, om je vrouw te troosten.’
‘Ze zal het wel nodig gehad hebben.’
Korsak schokschouderde. ‘Evengoed.’
‘Je hebt dus geen reden gevonden waarom ze bij hem weg zou zijn gegaan.’
‘En al helemaal niet waarom ze hem van kant zou willen maken.’
Rizzoli keek naar de ramen. Bomen en struiken beletten inkijk bij de buren vandaan. ‘Je zei dat hij tussen middernacht en drie uur is gestorven.’
‘Ja.’
‘Hebben de buren iets gehoord?’
‘De linkerburen zitten in Parijs. O la la. De rechterburen hebben de hele nacht als een roos geslapen.’
‘Sporen van inbraak?’
‘Keukenraam. Eerst is de hor weggenomen, toen is een glassnijder gebruikt. Schoenafdrukken maat 46 in het bloemperk. Dezelfde schoenen hebben in deze kamer in het bloed getrapt.’ Hij pakte een zakdoek en veegde zijn vochtige voorhoofd droog. Korsak was een van de ongelukkigen voor wie geen enkel transpiratiewerend preparaat toereikend was. In de paar minuten dat ze nu met elkaar stonden te praten, waren de zweetplekken op zijn overhemd nog groter geworden.
‘Laten we hem eerst bij de muur vandaan trekken,’ zei een mortuariumassistenten. ‘En hem op het laken schuiven.’
‘Pas op zijn hoofd! Het zakt opzij!’
‘Jezus.’
Rizzoli en Korsak vervielen in stilzwijgen toen dokter Yeager op zijn zij op een plastic laken werd gelegd. Vanwege de lijkstijfheid bleef het lichaam een hoek houden van negentig graden en de mortuariumassistenten overlegden verder hoe ze hem, gezien die groteske houding, het beste op de brancard konden neerleggen.
Rizzoli richtte opeens haar aandacht op een flintertje wit op de vloer, naast de plek waar het lijk had gezeten. Ze hurkte om het op te rapen. Het leek op een piepklein scherfje porselein.
‘Gebroken theekopje,’ zei Korsak.
‘Wat?’
‘Er lagen een kop en schotel naast het slachtoffer. Alsof die van zijn schoot waren gegleden. We hebben ze al meegenomen om te zien welke vingerafdrukken erop staan.’ Hij zag haar niet-begrijpende blik en haalde zijn schouders op. ‘Ja, ik weet het ook niet.’
‘Symbolisch artefact?’
‘Zou je denken? Een rituele tea-party voor de dode?’
Ze staarde naar het flintertje porselein dat op het latex van haar handschoen lag en dacht na over wat het te betekenen kon hebben. Ze kreeg een heel onaangenaam gevoel in haar binnenste. Het onheilspellende gevoel dat dit haar bekend was. Een doorgesneden keel. Breed tape. Nachtelijke inbraak via een raam. Het slachtoffer of de slachtoffers in hun slaap verrast.
En een vrouw die werd vermist.
‘Waar is de slaapkamer?’ vroeg ze. Al wilde ze die niet zien. Bang voor wat ze daar zou aantreffen.
‘Ja, daar is ook nog iets dat ik je wilde laten zien.’
In de gang naar de slaapkamer hing een rij zwartwitfoto’s. Niet foto’s van lachende familieleden die je in de meeste huizen ziet, maar strakke afbeeldingen van vrouwelijk naakt, het gezicht steeds verborgen of weggedraaid, het lichaam anoniem. Een vrouw die een boom omarmde, gladde huid tegen ruwe bast. Een vrouw die zich zittend vooroverboog met haar lange haar loshangend tussen haar naakte dijen. Een vrouw die haar handen uitstrekte naar de hemel, haar lichaam glanzend van het zweet na lichamelijke inspanning. Rizzoli bleef staan bij een foto die scheef hing.
‘Deze zijn allemaal van dezelfde vrouw,’ zei ze.
‘Ja, van haar.’
‘Mevrouw Yeager?’
‘Zo te zien hadden ze een eigenaardige hobby.’
Ze staarde naar Gail Yeagers prachtige lichaam. ‘Ik vind dit helemaal niet eigenaardig. Dit zijn schitterende foto’s.’
‘Zoals je wilt. De slaapkamer is daar.’ Hij wees naar de deur.
Op de drempel bleef ze staan. In de kamer stond een kingsize bed, de lakens teruggeslagen, alsof het echtpaar abrupt was gewekt. In de schelproze vloerbedekking waren twee banen te zien waarvan de pool was geplet, van het bed naar de deur.
Rizzoli zei zachtjes: ‘Ze zijn uit het bed gesleurd.’
Korsak knikte. ‘De dader heeft hen in bed overrompeld. Ze in bedwang weten te houden. Hun polsen en enkels vastgebonden. Ze over de vloerbedekking naar de gang gesleept, waar de vloer van hout is.’
De werkwijze van de moordenaar verbijsterde haar. Ze beeldde zich in hoe hij op de plek had gestaan waar zij nu stond en naar het slapende echtpaar had gekeken. Hoog boven het bed was een raam zonder gordijn waardoor genoeg licht naar binnen moest zijn gekomen om te kunnen zien wie de man was en wie de vrouw. Hij zou rechtstreeks naar dokter Yeager zijn gelopen. Het was een logische zet om eerst de man te overmeesteren. De vrouw te bewaren voor daarna. Dat kon Rizzoli zich wel voorstellen. De methode, de eerste zet. Wat ze niet vatte, was wat er daarna was gebeurd.
‘Waarom heeft hij ze weggesleept?’ vroeg ze. ‘Waarom heeft hij dokter Yeager niet hier vermoord? Wat had het voor zin ze uit de slaapkamer te halen?’
‘Geen idee.’ Hij wees naar de deuropening. ‘Alles is gefotografeerd. Je mag naar binnen.’
Met tegenzin betrad ze de kamer. De banen in de vloerbedekking mijdend liep ze naar het bed. Ze zag geen bloed op de lakens of dekens. Op een van de kussens lag een lange blonde haar – dat zou dan wel de kant van mevrouw Yeager zijn, dacht ze. Ze keek naar het nachtkastje waarop een ingelijste foto van het echtpaar bevestigde dat Gail Yeager inderdaad blond was. En mooi ook, met lichtblauwe ogen en een waas van sproetjes op een diepgebronsde huid. Dokter Yeager had zijn arm rond haar schouders geslagen en straalde het solide zelfvertrouwen uit van een man die weet dat hij lichamelijk indruk maakt. Geen man die op een dag dood zou worden aangetroffen in zijn ondergoed, met vastgebonden handen en voeten.
‘Het ligt op de stoel,’ zei Korsak.
‘Wat?’
‘Kijk eens naar de stoel.’
Ze draaide zich om naar de hoek van de kamer en zag een antieke stoel met lattenrug. Op de zitting lag een opgevouwen nachtgewaad. Toen ze dichterbij kwam, zag ze helderrode vlekken op het roomkleurige satijn.
De haartjes in haar nek kwamen opeens overeind en een paar seconden vergat ze adem te halen.
Ze stak haar hand uit en tilde een punt van het kledingstuk op. De rest ervan was ook bevlekt.
‘We weten nog niet van wie het bloed is,’ zei Korsak. ‘Het kan van dokter Yeager zijn, maar ook van zijn vrouw.’
‘De vlekken zaten er al op voordat hij het opvouwde.’
‘Maar er is verder geen bloed in deze kamer. Dat wil zeggen dat het in de andere kamer gebeurd moet zijn. Daarna is hij ermee teruggelopen naar de slaapkamer en heeft hij het netjes opgevouwen. En op die stoel neergelegd, als een afscheidscadeautje.’ Korsak zweeg even. ‘Doet dat je aan iemand denken?’
Ze slikte. ‘Dat weet je best.’
‘Deze moordenaar kopieert de werkwijze van die knaap van jullie.’
‘Nee, dit is verschillend. Dit is heel verschillend. De Chirurg heeft nooit echtparen aangevallen.’
‘De opgevouwen nachtpon. Het brede tape. De slachtoffers die in bed verrast zijn.’
‘Warren Hoyt koos vrijgezelle vrouwen. Slachtoffers die hij snel kon overmeesteren.’
‘Maar kijk eens naar de overeenkomsten! Dit móét een copycat zijn. Een of andere mafkees die alles over de Chirurg heeft gelezen.’
Rizzoli staarde nog steeds naar de nachtpon en herinnerde zich andere slaapkamers, andere kamers waar moorden waren gepleegd. Het was gebeurd tijdens een ondraaglijk hete zomer, een zomer als die ze nu ook hadden, toen vrouwen met de ramen open hadden geslapen en een man genaamd Warren Hoyt hun huizen was binnengeslopen, gewapend met zijn duistere fantasieën en zijn scalpels, de instrumenten waarmee hij bloederige rituelen had uitgevoerd terwijl de slachtoffers wakker waren, zich bewust van iedere snee van het mes. Ze staarde naar de nachtpon en zag Hoyts alledaagse, onopvallende gezicht heel duidelijk voor zich, een gezicht dat nog steeds in haar nachtmerries opdook.
Maar dit is niet zijn werk. Warren Hoyt zit veilig opgeborgen in een gevangenis waaruit hij niet kan ontsnappen. Ik weet dat, omdat ik de schoft daar zelf heb laten opsluiten.
‘De Boston Globe heeft indertijd alle smeuïge details gepubliceerd,’ zei Korsak. ‘Jullie jongen heeft zelfs de New York Times gehaald. Nu doet deze pief hem na.’ ‘Nee, jouw moordenaar doet dingen die Hoyt nooit heeft gedaan. Jouw moordenaar heeft dit echtpaar uit de slaapkamer naar een andere kamer gesleept. Hij heeft de man zittend tegen de muur gezet en hem toen pas de keel doorgesneden. Het lijkt meer op een executie. Of een onderdeel van een ritueel. En dan zitten we nog met de vrouw. Hij vermoordt de man, maar wat doet hij met de vrouw?’ Ze zweeg abrupt toen ze zich het flintertje porselein op de vloer herinnerde. Het gebroken theekopje. De betekenis daarvan sneed door haar heen als een ijzige wind.
Zonder een woord te zeggen liep ze de slaapkamer uit en keerde terug naar de zitkamer. Ze keek naar de muur waar het lijk van dokter Yeager tegenaan had geleund. Ze keek naar de vloer en begon in steeds bredere kringen heen en weer te lopen terwijl ze de bloedspatten op de vloer bestudeerde.
‘Rizzoli?’ zei Korsak.
Ze draaide zich om naar de ramen en kneep haar ogen toe tegen het zonlicht. ‘Er is hier veel te veel licht. En er is zoveel glas. Het is niet te overzien. We moeten vanavond terugkomen.’
‘Met Lumalite, bedoel je?’
‘We hebben ultraviolet licht nodig om het te kunnen zien.’
‘Waar zoek je naar?’
Ze draaide zich weer om naar de muur. ‘Dokter Yeager zat daar toen hij stierf. Onze onbekende dader heeft hem vanuit de slaapkamer hiernaartoe gesleept. Hem rechtop tegen die muur gezet, met zijn gezicht naar de kamer.’
‘Klopt.’
‘Waarom moest hij daar zitten? Waarom al die moeite voor een slachtoffer dat nog leefde? Daar moet een reden voor zijn.’
‘En die is?’
‘Hij is daar neergezet om ergens naar te kijken. Om getuige te zijn van wat er in deze kamer is gebeurd.’
Nu verscheen er op Korsaks gezicht een blik van begrip en afgrijzen. Hij staarde naar de muur, naar de plek waar dokter Yeager had gezeten, een eenmanspubliek in een horrortheater.
‘O, Jezus,’ zei hij. ‘Mevrouw Yeager.’