8

‘Heel vreemd, wat hij daar doet,’ zei Arlen. ‘We hebben deze film nu al een paar keer bekeken, maar we snappen het nog steeds niet.’

Ze waren naar beneden gegaan, naar de vergaderzaal van het ziekenhuis. In de hoek stond een tafel op wieltjes met daarop een televisietoestel en een videoapparaat. Arlen liet het aan Canady over de boel aan te sluiten en gaf hem ook de afstandsbediening. Het bedienen van de afstandsbediening was een typische mannenrol en Canady had er kennelijk behoefte aan die te vervullen. Arlen deed er niet moeilijk over; die bezat voldoende zelfverzekerdheid.

Canady schoof de videoband in het apparaat en zei: ‘Eens kijken of de politie van Boston er meer van begrijpt.’ Een verbale versie van haar de handschoen toewerpen. Hij drukte op play.

Op het scherm verscheen een gesloten deur aan het eind van een gang.

‘Dit is gefilmd door een plafondcamera in een gang op de begane grond,’ zei Arlen. ‘Die deur daar is een buitendeur en geeft toegang tot het parkeerterrein voor het personeel aan de oostzijde van het gebouw. Er zijn vier van deze buitendeuren. De opnametijd staat onder in het beeld.’

‘Tien over vijf,’ las ze.

‘Volgens het logboek van de eerstehulpafdeling is de gevangene om kwart voor vijf naar de operatiezaal gebracht, dus dit is vijfentwintig minuten later. Nu moet u kijken. Het gebeurt om elf over vijf.’

Op het scherm tikten de seconden weg. Om 5:11:13 kwam er iemand het beeld binnenwandelen. De man liep op zijn gemak naar de deur. Hij had zijn rug naar de camera en ze zagen kort, bruin haar boven de kraag van de witte doktersjas. Eronder droeg de man een operatiebroek en papieren overschoenen. Hij liep naar de deur en drukte al op de stang, toen hij opeens stil bleef staan.

‘Nu komt het,’ zei Arlen.

Langzaam draaide de man zich om. Hij hief zijn ogen op naar de camera.

Rizzoli leunde naar voren, met droge keel, haar ogen gehecht aan het gezicht van Warren Hoyt. Terwijl ze naar hem staarde, was het alsof hij haar recht in de ogen keek. Hij liep naar de camera. Ze zag dat hij iets onder zijn linkerarm droeg. Een bundel. Hij liep door tot hij vlak onder de lens stond.

‘Nu komt het eigenaardige,’ zei Arlen.

Terwijl hij nog steeds in de lens van de camera keek, hief Hoyt zijn rechterhand op, met de palm naar voren, alsof hij op het punt stond in de rechtszaal te zweren dat hij de waarheid zou spreken. Met zijn linkerhand, wees hij naar zijn palm. En hij glimlachte.

‘Wat heeft dat te betekenen?’ vroeg Canady.

Rizzoli gaf geen antwoord. Zwijgend bleef ze naar de film kijken. Hoyt draaide zich om, liep naar de uitgang en verdween naar buiten.

‘Laat het me nog een keer zien,’ zei ze zachtjes.

‘Hebt u enig idee wat hij met dat gebaar bedoelde?’

‘Laat het me nog een keer zien.’

Canady trok een nijdig gezicht, drukte op rewind en toen op play.

Weer liep Hoyt naar de deur. Draaide zich om. Liep terug naar de camera, zijn blik gericht op degenen die nu naar de film keken.

Iedere spier van haar lichaam spande zich terwijl ze toekeek. Met bonkend hart wachtte ze op het gebaar. Waarvan ze al wist wat het betekende.

Hij hief zijn hand op.

‘Druk op de pauzeknop,’ zei ze. ‘Nu!’

Canady deed wat ze zei.

Op het scherm was Hoyt als bevroren blijven staan met een glimlach op zijn gezicht, zijn linkerwijsvinger wijzend naar de open palm van zijn rechterhand. Rizzoli bleef als met stomheid geslagen zitten.

Het was Arlen die uiteindelijk de stilte verbrak. ‘Wat betekent het? Weet u dat?’

Ze slikte. ‘Ja.’ ‘Wat dan?’ zei Canady korzelig.

Ze deed haar handen, die zich op haar schoot tot vuisten gebald hadden, voor hen open. Op beide handpalmen zaten de littekens van Hoyts aanval op haar vorig jaar; dikke ribbels op het vlees dat was geheeld rond de twee gaten die zijn scalpels hadden gemaakt.

Arlen en Canady staarden naar haar littekens.

‘Heeft Hoyt u dat aangedaan?’ vroeg Arlen.

Ze knikte. ‘Hier is het hem om te doen. Daarom heeft hij zijn hand opgeheven.’ Ze keek naar de tv, waar Hoyt nog steeds glimlachend met opgeheven hand voor de camera stond. ‘Het is een soort grap, alleen voor ons tweeën. Hij zegt me op deze manier gedag. De Chirurg praat tegen me.’

‘Dan moet u hem heel erg kwaad gemaakt hebben,’ zei Canady. Hij gebaarde met de afstandsbediening naar het scherm. ‘Moet je hem zien. Net of hij zegt: “Lik m’n reet.”‘

‘Of: “Tot weerziens,”‘ zei Arlen zachtjes.

Zijn woorden bezorgden haar een koude rilling. Ja, ik weet dat ik je zal weerzien. Ik weet alleen niet wanneer en waar.

Canady drukte op play en de film ging door. Ze zagen hoe Hoyt zijn hand liet zakken en zich weer omdraaide naar de uitgang. Toen hij wegliep, richtte Rizzoli haar aandacht op de bundel onder zijn arm.

‘Zet de film nog even stop,’ zei ze.

Canady drukte op pauze.

Ze leunde naar voren en raakte het scherm aan. ‘Wat heeft hij onder zijn arm? Het ziet eruit als een opgerolde handdoek.’

‘Dat is het ook,’ zei Canady.

‘Waarom neemt hij die mee?’

‘Het gaat niet om de handdoek. Het gaat om wat erin zit.’

Ze fronste haar voorhoofd en dacht aan wat ze zojuist in de operatiezaal had gezien. Herinnerde zich het lege blad naast de behandeltafel.

Ze keek Arlen aan. ‘Instrumenten,’ zei ze. ‘Hij heeft chirurgische instrumenten meegenomen.’

Arlen knikte. ‘In de operatiezaal ontbreekt een laparotomieset.’

‘Laparotomie? Wat is dat?’

‘Het is de medische term voor het opensnijden van de buik,’ zei Canady.

Op het scherm was Hoyt de deur uitgelopen en ze zagen nu alleen een lege gang, een gesloten deur. Canady zette de tv af en draaide zich naar haar toe. ‘Hij zit te popelen om weer aan de slag te gaan.’

Ze schrok op van het getjilp van haar mobiele telefoon. Ze voelde haar hart tegen haar ribben slaan toen ze het mobieltje pakte. De twee mannen keken naar haar, dus stond ze op en draaide ze zich naar het raam voordat ze opnam.

Het was Gabriel Dean. ‘U weet dat we om drie uur hebben afgesproken met de forensisch antropoloog?’ zei hij.

Ze keek op haar horloge. ‘Ik zal er zijn.’ Ze kon het nog nét halen.

‘Waar bent u?’

‘Ik zal er zijn!’ Ze hing op. Ze bleef uit het raam staren en haalde diep adem. Ik hou dit niet vol, dacht ze. De monsters trekken aan alle kanten aan me.

‘Rechercheur Rizzoli?’ zei Canady.

Ze draaide zich naar hem toe. ‘Neem me niet kwalijk. Ik moet onmiddellijk terug naar de stad. U belt me zodra u iets over Hoyt hoort?’

Hij knikte. Glimlachte. ‘Dat zal volgens ons niet al te lang duren.’

Ze had helemaal geen zin om met Dean te praten, maar toen ze het parkeerterrein van het mortuarium opreed, zag ze hem uit zijn auto komen. Ze stuurde haar auto snel naar een vrije plek en zette de motor af. Als ze een paar minuten zou wachten, dacht ze, zou hij misschien als eerste het gebouw binnengaan en kon ze een ongewenst gesprek met hem ontlopen. Helaas had hij haar gezien en bleef hij op het parkeerterrein staan wachten, een obstakel waar ze niet omheen kon. Nu moest ze hem wel het hoofd bieden.

Ze stapte de verlepte hitte in en liep naar hem toe in het tempo van iemand die geen minuut te verkwisten heeft.

‘U bent vanochtend niet teruggekeerd naar de vergadering,’ zei hij.

‘Marquette had me bij zich geroepen.’

‘Hij heeft het me verteld.’

Ze bleef staan en keek hem aan. ‘Wat heeft hij u verteld?’

‘Dat een van uw misdadigers is ontsnapt.’

‘Dat klopt.’

‘En daar bent u erg van geschrokken.’

‘Heeft Marquette u dat ook verteld?’

‘Nee. Maar aangezien u niet bent teruggekeerd naar de vergadering, ben ik ervan uitgegaan dat u danig van uw stuk gebracht was.’

‘Andere zaken hadden mijn aandacht opgeëist.’ Ze liep weer door naar het gebouw.

‘U hebt de leiding over dit onderzoek, rechercheur Rizzoli,’ riep hij haar na.

Ze bleef staan en draaide zich naar hem om. ‘Waarom hebt u er behoefte aan me daaraan te herinneren?’

Hij kwam met trage passen op haar af tot hij zo dicht bij haar stond dat het als intimiderend opgevat kon worden. Misschien was dat zijn bedoeling. Ze stonden nu vlak tegenover elkaar en hoewel ze geen centimeter zou wijken, voelde ze een verraderlijke kleur opkomen toen hij haar bleef aanstaren. Het was niet alleen zijn lichamelijke overmacht die haar een bedreigd gevoel bezorgde, maar ook het plotselinge besef dat hij een aantrekkelijke man was – een bijzonder perverse reactie, gezien haar woede. Ze probeerde zich tegen het gevoel te verzetten, maar het had zijn klauwen al in haar gezet en ze slaagde er niet in het van zich af te schudden.

‘U moet deze zaak uw volle aandacht kunnen geven,’ zei hij. ‘Kijk, ik begrijp best dat u een beetje van uw stuk gebracht bent door Warren Hoyts ontsnapping. Iedere agent zou het daarvan op zijn zenuwen krijgen, erdoor uit zijn evenwicht raken –’

‘U kent mij helemaal niet. Ga alstublieft niet de psychiater uithangen.’

‘Ik vraag me alleen maar af of u zich voldoende kunt concentreren om de leiding over dit onderzoek te houden. Of dat er dingen zijn die uw concentratie zullen ondermijnen.’

Ze slaagde erin haar woede te beteugelen en op redelijk rustige toon te vragen: ‘Weet u hoeveel mensen Hoyt vanochtend heeft vermoord? Drie, agent Dean. Een man en twee vrouwen. Hij heeft hun keel doorgesneden en is toen doodkalm weggewandeld. Zoals hij altijd doet.’ Ze hief haar handen op en zag hem naar de littekens kijken. ‘Dit zijn de souvenirs die ik vorig jaar van hem heb gekregen, vlak voordat hij mijn keel wilde doorsnijden.’ Ze liet haar handen zakken en lachte. ‘U hebt gelijk. Ik heb inderdaad nog een appeltje met hem te schillen.’

‘U hebt een opdracht gekregen die u moet uitvoeren.’

‘En daar ben ik mee bezig.’

‘U laat u afleiden door Hoyt. Hij zit in de weg en u laat dat toe.’

‘De enige die me in de weg zit, bent ú. Ik weet niet eens wat u hier te maken hebt.’

‘Samenwerking tussen de politie en de FBI. Ooit van gehoord?’

‘Ik ben tot nu toe de enige die medewerking verleent. Wat geeft u me in ruil daarvoor?’

‘Wat verwacht u in ruil daarvoor?’

‘U zou me om te beginnen kunnen uitleggen waarom de FBI hierbij betrokken is. Die heeft zich nog nooit eerder met mijn zaken bemoeid. Waarom zijn de Yeagers zo bijzonder? Wat weet u over hen dat ik niet weet?’

‘Ik weet net zoveel over hen als u,’ zei hij.

Was dat de waarheid? Ze wist het niet. Ze kon deze man niet doorgronden. En nu was de seksuele aantrekkingskracht er ook nog eens bijgekomen, waardoor alle communicatie tussen hen werd overtrokken.

Hij keek op zijn horloge. ‘Het is over drieën. Er wordt op ons gewacht.’

Hij liep door naar het gebouw, maar ze liep niet met hem mee. Ze bleef nog een ogenblik op het parkeerterrein staan, onthutst over de manier waarop haar lichaam op Dean reageerde. Toen haalde ze diep adem en liep ze het mortuarium in, zich schrap zettend voor het zoveelste bezoek aan de doden.

Van deze werd ze in ieder geval niet misselijk. De allesoverheersende stank van verrotting waar ze zo beroerd van was geworden tijdens de lijkschouwing van Gail Yeager ontbrak vrijwel geheel bij het tweede stoffelijk overschot. Korsak had niettemin zijn gebruikelijk voorzorgsmaatregelen genomen en weer Vicks onder zijn neus gedaan. Slechts een paar reepjes leerachtig bindweefsel hingen nog aan de botten en hoewel de geur beslist onplezierig was, noopte het Rizzoli niet linea recta naar de gootsteen te hollen. Ze was vastbesloten een herhaling van de gênante vertoning van de avond daarvoor te vermijden, vooral nu Gabriel Dean recht tegenover haar stond en iedere zenuwtrek op haar gezicht kon zien. Ze had een stoïcijns gezicht getrokken toen dokter Isles en de forensisch antropoloog, dokter Carlos Pepe, de kist hadden ontzegeld en zorgvuldig de skeletachtige stoffelijke resten naar de met een laken bedekte mortuariumtafel hadden overgeheveld.

Dokter Pepe was zestig jaar en zo krom als een aardmannetje, maar zo opgewonden als een kind toen hij de inhoud uit de kist tilde en ieder bot bekeek alsof het van goud was. Rizzoli zag alleen een verzameling met aarde besmeurde beenderen, net zo weinig opzienbarend als twijgen van een boom, maar dokter Pepe zag spaakbeenderen en ellepijpen en sleutelbeenderen, die hij op efficiënte wijze identificeerde en op de juist anatomische plek legde. Losgeraakte ribben en borstbeen maakten een dof tikgeluid op het bedekte roestvrije staal. Ruggenwervels, waarvan er twee chirurgisch aan elkaar verbonden waren, vormden een knobbelige keten in het midden van de tafel, eindigend bij de holle cirkel van de heupbeenderen, die gevormd was als een macabere koningskroon. De botten van de armen waren net broodmagere ledematen en eindigden in wat eruitzag als een verzameling vieze knikkers, maar in werkelijkheid de kleine botjes waren die de mensenhand zo wonderbaarlijk veel bewegingsvrijheid geven. Een oude verwonding werd meteen zichtbaar: stalen chirurgische pennen in het linkerdijbeen. Aan het hoofdeinde van de tafel plaatste dokter Pepe de schedel en de losgeraakte onderkaak. Gouden tanden glansden onder de aangekoekte modder. Alle beenderen lagen nu op de tafel.

Maar de kist was nog niet leeg.

Hij hield hem schuin en liet de rest van de inhoud in een platte, met een laken bedekte bak glijden. Een lawine van zand, bladeren en plukken dofbruin haar rolde uit de kist. Hij richtte een onderzoekslamp op het blad en begon met een pincet in de rommel te grasduinen. Binnen een paar seconden had hij gevonden waar hij naar zocht: een klein zwart korreltje, in de vorm van een dikke rijstkorrel.

‘Puparium,’ zei hij. ‘Wat vaak wordt aangezien voor rattenkeutels.’

‘Dat zou ik ook gezegd hebben,’ zei Korsak. ‘Rattenpoep.’

‘Er zijn er een heleboel. Je moet gewoon weten waar je naar zoekt.’ Dokter Pepe viste nog een paar zwarte korreltjes op en legde ze apart op een klein hoopje. ‘Calliphoridae.’

‘Wat?’ vroeg Korsak.

Gabriel Dean zei: ‘Vleesvliegen.’

Dokter Pepe knikte. ‘Dit zijn de omhulsels waarin de larven van de vleesvlieg zich ontwikkelen. Het zijn een soort cocons. Het is het huidpantser van de larve in het derde stadium. Hieruit komen ze te voorschijn als volwassen vliegen.’ Hij draaide het vergrootglas boven de puparia. ‘Deze zijn allemaal verpopt.’

‘Wat wil dat zeggen? Verpopt?’ vroeg Rizzoli.

‘Dat ze leeg zijn. Dat de vliegen uit de eitjes zijn gekomen.’

Dean vroeg: ‘Hoeveel tijd hebben calliphoridae in deze streken nodig om zich te ontwikkelen?’

‘In deze tijd van het jaar ongeveer vijfendertig dagen. Maar ziet u dat de twee puparia verschillen in kleur en mate van verwering? Ze zijn van hetzelfde soort, maar deze cocons hebben langer blootgestaan aan de elementen.’

‘Twee afzonderlijke generaties,’ zei Isles.

‘Dat lijkt mij ook. Ik ben benieuwd wat de entomoloog hiervan vindt.’

‘Als iedere generatie vijfendertig dagen nodig heeft om zich te ontwikkelen,’ zei Rizzoli, ‘wil dat dan zeggen dat we ervan moeten uitgaan dat het lijk minstens zeventig dagen in het bos heeft gelegen?’

Dokter Pepe keek naar de beenderen op de tafel. ‘Wat ik hier zie, komt niet overeen met een ontbindingsperiode van twee zomermaanden.’

‘Kunt u iets specifieker zijn?’

‘Niet wanneer we met een skelet te maken hebben. Deze persoon kan twee maanden in dat bos hebben gelegen, maar ook een halfjaar.’

Rizzoli zag Korsak met zijn ogen rollen, tot nu toe weinig onder de indruk van de beenderexpert.

Maar dokter Pepe was nog maar net begonnen. Hij richtte zijn aandacht nu op het skelet op de tafel. ‘Een vrouw,’ zei hij terwijl hij zijn blik over de verzameling botten liet glijden. ‘Nogal klein van stuk, iets meer dan één meter drieënvijftig. Duidelijk zichtbare genezen breuken. We hebben een verbrijzeld dijbeen dat is gezet met behulp van een chirurgische pen.’

‘Zo te zien een Steinmanpen,’ zei Isles. Ze wees naar de lendenwervels. ‘En ze heeft een chirurgische versmelting ondergaan van L-2 en L-3.’

‘Meervoudig letsel?’ vroeg Rizzoli.

‘Dit slachtoffer heeft iets zeer traumatisch ondergaan.’

Dokter Pepe ging door met zijn inventaris. ‘Er ontbreken twee ribben en…’ Hij snuffelde in de verzameling handbotjes. ‘… drie handwortelbeentjes en de meeste kootjes van de linkerhand. Een of ander roofdier is er met een snack vandoor gegaan, denk ik.’

‘Een broodje hand,’ zei Korsak. Niemand lachte.

‘Alle lange botten zijn aanwezig, evenals alle wervels…’ Hij zweeg en keek fronsend naar de nekbeenderen. ‘Het tongbeen ontbreekt.’

‘Dat hebben we niet gevonden,’ zei Isles.

‘Hebben jullie gezeefd?’

‘Ja. Ik ben zelf nog teruggegaan om ernaar te zoeken.’

‘Het kan door een dier weggenomen zijn,’ zei dokter Pepe. Hij pakte een scapula – een van de vleugelbeenderen die achter de schouders uitsteken. ‘Ziet u de v-vormige putjes? Zulke putjes worden gemaakt door de tanden van honden of andere vleeseters.’ Hij keek op. ‘Lag het hoofd gescheiden van het lichaam?’

Rizzoli antwoordde: ‘Het lag een paar meter bij de torso vandaan.’

Pepe knikte. ‘Typisch iets voor honden. Voor hen is een hoofd hetzelfde als een bal. Een ding om mee te spelen. Ze rollen het voor zich uit, maar kunnen hun tanden er niet echt in zetten, zoals in een arm of een keel.’

‘Momentje,’ zei Korsak. ‘Hebben we het over alledaagse Fifi’s en Rovers?’

‘Alle hondachtigen, zowel de wilde honden als de huisdieren, gedragen zich op dezelfde manier. Prairiehonden en wolven vinden het net zo leuk om met een bal te spelen als Fikkie van de buurman. Aangezien dit lijk is gevonden in een stadspark, omgeven door woonwijken, is het vrijwel zeker dat er in de bossen veel honden komen. Net als alle hondachtigen gaan ook huisdieren instinctief op zoek naar eten. Ze knagen op alles waar ze hun kaken omheen kunnen klemmen. De randen van het heiligbeen, de uitsteeksels van de wervelkolom. De ribben en de darmbeenskam. En ze rijten natuurlijk al het zachte weefsel weg.’

Korsak keek onthutst. ‘Mijn vrouw heeft een kleine Highland terriër. Die laat ik mooi mijn gezicht niet meer likken.’

Dokter Pepe pakte de schedel en wierp een ondeugende blik op dokter Isles. ‘Het heilig uurtje, dokter Isles. Wat is uw mening hierover?’

Heilig uurtje?’ vroeg Korsak.

‘Dat is een term uit de medische faculteit,’ zei Isles. ‘Het betekent dat je de kennis van de studenten toetst. Ze moeilijke vragen voorlegt.’

‘Wat u met uw pathologiestudenten op U.C. vast vaak hebt gedaan,’ zei Pepe.

‘Op meedogenloze wijze,’ gaf Isles toe. ‘Ze krompen stuk voor stuk ineen wanneer ik in hun richting keek. Dan wisten ze meteen dat er een strikvraag kwam.’

‘Nu mag ik u de duimschroeven aanleggen,’ zei hij gnuivend. ‘Vertel ons wat u weet over deze persoon.’

Ze richtte haar aandacht op het skelet. ‘De snijtanden, de vorm van het verhemelte en de lengte van de schedel komen overeen met het Indo-Europese ras. De schedel is aan de kleine kant met minimale randen boven de oogkassen. Verder hebben we het bekken. De vorm van de ingang en de hoek van het schaambeen. Het is een vrouw van het Indo-Europese ras.’

‘Leeftijd?’

‘Er is sprake van onvoltooide epifysefusie van de darmbeenskam. Geen gewrichtsveranderingen aan de ruggengraat. Een jonge volwassene.’

‘Daar ben ik het mee eens.’ Dokter Pepe pakte de onderkaak. ‘Drie gouden kronen,’ zei hij. ‘En vrij veel amalgaamvullingen. Hebt u gebitsfoto’s genomen?’

‘Dat heeft Yoshima vanochtend gedaan. Ze hangen aan de lichtbox,’ zei Isles.

Pepe liep ernaartoe om ze te bekijken. ‘Ze heeft twee zenuwbehandelingen gehad.’ Hij wees naar het filmstrookje van de kaak. ‘Dit lijken me guttapercha wortelvullingen. En kijk hier eens. Ziet u dat de wortels van zeven tot en met tien en van tweeëntwintig tot en met zevenentwintig kort en stomp zijn? Dat duidt op een orthodontiebehandeling.’

‘Dat was me niet opgevallen,’ zei Isles.

Pepe glimlachte. ‘Ik ben blij dat ik u nog iets kan leren, dokter Isles. Ik begon me naast u al overbodig te voelen.’

Agent Dean zei: ‘We hebben het dus over iemand met genoeg geld voor een goede tandarts.’

‘De behandeling die zij heeft ondergaan, heeft in ieder geval vrij veel geld gekost,’ zei Pepe.

Rizzoli dacht aan Gail Yeager en haar perfecte gebit. Lang nadat het hart ophoudt te kloppen, lang nadat het vlees is weggerot, is het de conditie van het gebit die de rijken van de armen onderscheidt. Degenen die moeite hadden hun huur te betalen, negeerden een pijnlijke kies, deden niets aan een lelijke overbeet. De karakteristieken van dit slachtoffer begonnen haar akelig bekend in de oren te klinken.

Jonge vrouw. Blank. Welgesteld.

Pepe legde de onderkaak neer en richtte zijn aandacht op de torso. Een paar ogenblikken bekeek hij de losse ribbenkast en het borstbeen. Hij pakte een rib, zette hem aan het borstbeen en bekeek de hoek tussen de twee botten.

‘Pectus excavatum,’ zei hij.

Voor het eerst sinds ze begonnen waren, keek Isles ontdaan. ‘Dat had ik niet gezien.’

‘Hoe zit het met het scheenbeen?’

Isles liep meteen naar het voeteneinde van de tafel en pakte een van de lange botten. Ze bekeek het aandachtig en fronste haar voorhoofd nog wat dieper. Toen pakte ze hetzelfde bot van het andere been en legde ze naast elkaar neer.

‘Bilaterale genu varum,’ zei ze, en ze klonk nu erg ontsteld. ‘Ongeveer vijftien graden. Dat ik dat niet heb gezien.’

‘U was afgeleid door de breuk. Die pen sprong er echt uit. En dit is een afwijking die je tegenwoordig niet vaak meer ziet. Je moet oud zijn, zoals ik, om haar te herkennen.’

‘Dat is geen excuus. Het had me meteen moeten opvallen.’ Isles zweeg en liet geïrriteerd haar blik van de beenbotten naar de borst glijden. ‘Er klopt iets niet. Dit strookt niet met het gebit. Het lijkt wel of we met twee verschillende personen te maken hebben.’

Korsak mengde zich in het gesprek. ‘Zou u ons willen vertellen waar u het over hebt? Wat klopt niet?’

‘Deze persoon heeft een afwijking die genu varum heet,’ zei dokter Pepe. ‘Ook wel O-benen genoemd. Haar scheenbenen hebben een kromming van ongeveer vijftien graden. Dat is tweemaal de normale gradatie voor een scheenbeen.’

‘Waarom is dat zo bijzonder? Er zijn zoveel mensen met O-benen.’

‘Het gaat ons niet alleen om de O-benen,’ zei Isles, ‘maar ook om de borst. Kijk eens naar de hoek tussen de ribben en het borstbeen. Ze heeft pectus excavatum ofwel een trechterborst. Abnormale bot- en kraakbeenvorming zijn er de oorzaak van dat het sternum, het borstbeen, is verzonken. In ernstige gevallen kan dat leiden tot ademnood en hartproblemen. In dit geval was het een lichte vorm waar ze waarschijnlijk geen last van heeft ondervonden. De afwijking was meer een schoonheidsfoutje.’

‘De oorzaak is abnormale botgroei, zegt u?’ zei Rizzoli.

‘Ja. Een defect in het beendermetabolisme.’

‘Bij welke ziekte hoort dat?’

Isles aarzelde en keek naar dokter Pepe. ‘Ze is vrij klein van stuk.’

‘Wat is de Trotter-Gleiserschatting?’

Isles pakte een meetlint en legde dat over de botten van het dijbeen en het scheenbeen. ‘Ik zou zeggen ongeveer een meter tweeënvijftig met een marge van zeven centimeter naar boven en beneden.’

‘We hebben dus pectus excavatum. Bilaterale genu varus. Geringe lengte.’ Hij knikte. ‘Het is erg suggestief.’

Isles keek naar Rizzoli. ‘Ze heeft als kind de Engelse ziekte gehad.’

Het was een bijna ouderwetse naam, de Engelse ziekte. Voor Rizzoli riep het beelden op van kinderen op blote voeten in vervallen huisjes, huilende baby’s en de grauwsluier van de armoede. Een ander tijdperk, in bruinzwarte tinten. Engelse ziekte was niet iets dat paste bij een vrouw met drie gouden kronen en gebitsregulatie.

De tegenstelling was ook Gabriel Dean opgevallen. ‘Ik dacht dat de Engelse ziekte werd veroorzaakt door ondervoeding,’ zei hij.

‘Dat is ook zo,’ antwoordde Isles. ‘Door gebrek aan vitamine D.

De meeste kinderen krijgen voldoende vitamine D via melk of zonlicht. Maar wanneer een kind slechte voeding krijgt en altijd binnen zit, zal het gaan lijden aan een tekort aan vitaminen. En dat heeft invloed op het calciummetabolisme en de botgroei.’ Ze zweeg even. ‘Ik heb nog nooit zo’n geval meegemaakt.’

‘Ga maar eens met mij mee op research,’ zei dokter Pepe. ‘Ik kan u massa’s gevallen laten zien uit de vorige eeuw. Scandinavië, Noord-Rusland –’

‘Maar vandaag de dag? In de Verenigde Staten?’ vroeg Dean.

Pepe schudde zijn hoofd. ‘Heel weinig. Afgaand op de beendervergroeiingen en haar geringe lengte zou ik zeggen dat deze persoon in armoedige omstandigheden heeft geleefd. In ieder geval in haar kinderjaren.’

‘Dat komt niet overeen met de gebitsregulatie.’

‘Nee. Daarom zei dokter Isles ook dat het lijkt alsof we te maken hebben met twee verschillende personen.’

Het kind en de volwassene, dacht Rizzoli. Ze dacht aan haar eigen kinderjaren in Revere, het hele gezin opeengepakt in een klein, warm huurhuis, zo klein dat ze in haar geheime hol onder de veranda voor de voordeur moest kruipen als ze een beetje privacy wilde. Ze herinnerde zich de korte periode nadat haar vader was ontslagen, het ongeruste gefluister in de slaapkamer van haar ouders, de avondmaaltijden die bestonden uit maïs uit blik en aardappelpuree. De slechte tijden hadden niet lang geduurd. Binnen een jaar had haar vader weer werk gevonden en kwam er weer vlees op tafel. Maar zelfs een korte periode van armoede laat zijn sporen achter, zo niet op het lichaam, dan toch op de geest, en de drie kinderen-Rizzoli hadden elk een beroep gekozen met een vast, zij het niet spectaculair, inkomen – Jane bij de politie, Frankie bij in het leger en Mikey bij de U.S. Postal Service. Alledrie probeerden ze te ontsnappen aan de onzekerheden van hun jeugd.

Ze keek naar het skelet op de tafel en zei: ‘Assepoester. Het kan verkeren.’

‘Of een verhaal van Dickens,’ zei Dean.

‘O ja,’ zei Korsak. ‘Dat jochie, Tiny Tim.’

Dokter Isles knikte. ‘Tiny Tim had de Engelse ziekte.’

‘En hij leefde nog lang en gelukkig omdat de ouwe Scrooge hem vermoedelijk een kapitaal heeft nagelaten,’ zei Korsak.

Maar jij leefde niet lang en gelukkig, dacht Rizzoli terwijl ze naar het skelet staarde, dat nu niet langer een trieste verzameling botten was, maar een vrouw wier leven voor Rizzoli vorm begon te krijgen. Ze zag een kind met kromme benen en een trechterborst, dat aan groeiproblemen leed in de magere grond van de armoede. Ze zag dat kind een tiener worden, bloesjes dragen met ongelijksoortige knopen, de stof bijna doorgesleten. Had dat meisje toen al iets bijzonders, iets aparts gehad? Een vastberaden blik in haar ogen, een fier opgeheven kin die erop duidden dat ze voorbestemd was voor een beter leven dan ze bij haar geboorte had meegekregen?

Want de vrouw die ze was geworden, had in een andere wereld geleefd, waar geld genoeg was om een mooi gebit en gouden kronen te kopen. Puur geluk of hard werk of misschien de aandacht van de juiste man had haar in veel gerieflijker omstandigheden laten belanden. Maar de armoede van haar kinderjaren stond in haar botten gegroefd, in de gebogen benen en in de kromming van haar ribben.

Er waren ook sporen van pijn, een catastrofale gebeurtenis die haar linkerbeen en haar wervelkolom hadden verbrijzeld, waardoor twee van haar wervels aan elkaar geklonken hadden moeten worden en ze permanent een stalen pen in haar dij had gekregen.

‘Afgaande op alles wat er aan haar gebit is gedaan en haar vermoedelijke socio-economische status, is dit een vrouw die meteen als vermist opgegeven moet zijn,’ zei dokter Isles. ‘Ze is minstens twee maanden dood. Je hebt kans dat ze in de database van het NCIC zit.’

‘Ja, samen met honderdduizend anderen,’ zei Korsak.

Het National Crime Information Center van de FBI had een database over vermiste personen. Wanneer een lijk werd gevonden, konden de gegevens ervan kruiselings gecheckt worden met die database, wat meestal een lijstje opleverde van personen die het zouden kunnen zijn.

‘Hebben we niets plaatselijks?’ vroeg Pepe. ‘Geen openstaande zaken over vermiste personen die aan deze beschrijving beantwoorden?’

Rizzoli schudde haar hoofd. ‘Niet in Massachusetts.’

Ondanks haar vermoeidheid kon Rizzoli die avond niet in slaap komen. Ze stapte uit bed om nogmaals te controleren of ze alle sloten op de deur wel goed dicht had gedaan en of de grendel voor het raam naar de brandtrap geschoven zat. Een uur later hoorde ze een geluid en verbeeldde ze zich dat Warren Hoyt door de gang naar haar slaapkamer kwam, een scalpel in zijn hand. Ze griste haar pistool van het nachtkastje en hurkte in het donker achter haar bed. Badend in het zweet wachtte ze, haar pistool in de aanslag, tot een silhouet in haar deuropening zou verschijnen.

Ze zag niets, hoorde niets, behalve het bonken van haar eigen hart en de zware bassen van een autoradio beneden op straat.

Na een heel lange tijd sloop ze de gang in en deed ze het licht aan.

Geen indringer te bekennen.

Ze liep naar de woonkamer en deed ook daar het licht aan. Met één blik zag ze dat de ketting nog op de deur zat en de grendel op het raam naar de brandtrap. Ze bleef staan staren naar een kamer die er precies zo uitzag als ze hem had achtergelaten en dacht: ik verlies mijn verstand.

Ze zakte neer op de bank, legde haar pistool naast zich en liet haar hoofd tussen haar handen zakken. Ze wou dat ze alle gedachten aan Warren Hoyt uit haar hersens kon knijpen, maar hij was er altijd, als een tumor die niet weggesneden kon worden, uitzaaiend naar ieder moment in haar leven dat ze niet sliep. In bed had ze niet liggen denken aan Gail Yeager of de nog onbekende vrouw wier botten ze daarstraks had bekeken. Noch aan de Vliegtuigman, wiens dossier nog steeds op haar bureau lag en haar verwijtend aanstaarde omdat ze het al zo lang had verwaarloosd. Zoveel namen, zoveel rapporten die haar aandacht opeisten, maar wanneer ze ‘s nachts in bed lag en in de duisternis voor zich uit staarde, zag ze alleen maar het gezicht van Warren Hoyt.

De telefoon ging. Ze schoot rechtop en haar hart ging meteen als een razende tekeer. Ze moest een paar keer diep ademhalen voordat ze kon opnemen.

‘Rizzoli?’ zei Thomas Moore. Die stem had ze niet verwacht en ze werd aangegrepen door weemoed. Het was pas een jaar geleden dat zij en Moore samen aan de zaak van de Chirurg hadden gewerkt. Hoewel hun relatie nooit meer dan collegiaal was geworden, hadden ze blindelings op elkaar vertrouwd en in sommige opzichten was dat een niveau van intimiteit dat alleen in huwelijken voorkwam. Nu ze zijn stem hoorde, besefte ze weer hoezeer ze hem miste. En hoezeer het feit dat hij met Catherine was getrouwd, haar nog steeds stak.

‘Hé, Moore,’ zei ze. Haar luchtige antwoord gaf niets van deze emoties bloot. ‘Hoe laat is het bij jullie?’

‘Bijna vijf uur. Het spijt me dat ik je zo laat bel. Catherine hoeft dit niet te horen.’

‘Dat zit wel goed, hoor. Ik was nog wakker.’

Een korte stilte. ‘Jij kunt dus ook niet slapen.’ Geen vraag, maar een vaststelling. Hij wist dat ze beiden door dezelfde geesten gekweld werden.

‘Heeft Marquette je gebeld?’

‘Ja. Ik had gehoopt dat er inmiddels –’

‘Nee, niets. Er zijn bijna vierentwintig uur verstreken en er is nog niet één melding binnengekomen dat iemand hem heeft gezien.’

‘Het spoor is dus dood.’

‘Er is nooit een spoor geweest. Hij vermoordt drie mensen in een operatiezaal, verandert in de onzichtbare man en wandelt het ziekenhuis uit. De politie van Fitchburg en de State Police hebben de hele buurt uitgekamd en wegversperringen neergezet. Zijn gezicht is op alle zenders vertoond. Het heeft niets opgeleverd.’

‘Er is één plaats die hem zal lokken. Eén persoon…’

‘Er staat een mannetje bij jullie flat. Als Hoyt zich daar in de buurt waagt, is hij erbij.’

Daarop bleef het lang stil. Toen zei Moore zachtjes: ‘We komen voorlopig niet terug. Ik hou haar hier. Hier is ze veilig.’

Rizzoli hoorde de angst in zijn stem; angst die niet hemzelf gold maar zijn vrouw en met een steek van afgunst dacht ze: hoe zou het voelen wanneer iemand zoveel van je houdt?

‘Weet Catherine dat hij ontsnapt is?’ vroeg ze.

‘Ja. Dat moest ik haar wel vertellen.’

‘Hoe is het met haar?’

‘Beter dan met mij. Ze probeert mij juist te kalmeren.’

‘Zij heeft het ergste al meegemaakt, Moore. Ze heeft hem tweemaal verslagen. Bewezen dat ze sterker is dan hij.’ ‘Ze denkt dat ze sterker is. Dan wordt het juist gevaarlijk.’

‘Maar nu heeft ze jou in ieder geval.’ En ik heb alleen mezelf. Zo was het altijd geweest en zo zou het waarschijnlijk altijd blijven.

Het moest hem zijn opgevallen hoe gelaten haar stem klonk, want hij zei: ‘Dit is voor jou natuurlijk ook ellendig.’

‘Ik red me wel.’

‘Dan ben je sterker dan ik.’

Haar lach was een hard geluid waar ze zelf van schrok, pure bluf. ‘Ik heb helemaal geen tijd om me zorgen te maken over Hoyt. Ik heb de leiding over een nieuwe zaak. We hebben een stortplaats voor lijken gevonden in het Stony Brook-reservaat.’

‘Hoeveel slachtoffers?’

‘Twee vrouwen tot nu toe, plus een man die hij tijdens de ontvoering van een van die vrouwen heeft vermoord. Alweer zo’n rotklus, Moore. Je weet zelf hoe ernstig het is als Zucker de dader een bijnaam geeft. We noemen deze de Heerser.’

‘Waarom de Heerser?’

‘Omdat hij er geil van wordt wanneer hij heer en meester is over machteloze slachtoffers. Hij wil bijvoorbeeld de absolute macht hebben over de echtgenoot. Monsters en hun ziekelijke rituelen.’

‘Het klinkt als een herhaling van afgelopen zomer.’

Alleen ben jij er nu niet om me dekking te geven. Je hebt andere prioriteiten.

‘Zit er al schot in?’ vroeg hij.

‘Het gaat erg langzaam. We zitten met meervoudige jurisdictie, dubbele teams. Het korps van Newton is erbij betrokken en – let op – zelfs de FBI bemoeit zich ermee.’

‘De FBI?’

‘Ja. Ene Gabriel Dean. Hij zegt dat hij alleen maar optreedt als adviseur, maar hij steekt overal zijn grote neus in. Heb jij zoiets al eens eerder bij de hand gehad?’

‘Nooit.’ Een pauze. ‘Dit ruikt niet erg fris, Rizzoli.’

‘Ik weet het.’

‘Wat zegt Marquette ervan?’

‘Die heeft zich erbij neergelegd, omdat het moet van het OPC.’

‘Wat is die Dean voor iemand?’

‘Zo gesloten als een bus. Je weet wel, zo’n type van “als-ik-het-je-vertel-moet-ik-je-doden”.’ Ze zweeg en dacht terug aan Deans blik, zijn ogen zo scherp en indringend als scherven blauw glas. Ja, ze zag hem met het grootste gemak een trekker overhalen zonder er zelfs maar bij te knipperen. ‘Maar goed,’ zei ze. ‘Warren Hoyt is op dit moment niet mijn grootste zorg.’

‘Voor mij wel,’ zei Moore.

‘Als er iets gebeurt, bel ik je meteen.’

Ze hing op en in de stilte verdween de bravoure die ze had gevoeld tijdens haar gesprek met Moore, als sneeuw voor de zon. Weer was ze in haar eentje achtergebleven met haar angst, in een flat met drie sloten op de deur, een grendel op het raam en alleen een pistool als gezelschap.

Jij bent eigenlijk mijn allerbeste vriend, dacht ze. Ze pakte het wapen op en liep ermee terug naar haar slaapkamer.