1

Twee meeuwen kwamen aanzeilen over de Bunnefjord. Ze zweefden langs het dak van het operahuis in de wijk Bjørvika en scheerden over de huizen, waarna ze een duikvlucht maakten en op het trottoir naast een gescheurde plastic tas landden. Hun grove snavels pikten de zak snel in stukken en scheurden hem uiteen, elk van een kant; er kon weleens iets eetbaars in zitten.

Glenn Haug liep haastig door de Smedgata. De ochtenddrukte was begonnen. De stad was een en al lawaai. Daar hield hij van: het lawaai, de grauwheid, de lucht die zwaar was van uitlaatgassen. De huizen leunden tegen elkaar, schouder aan schouder. Hij voelde zich de koning van Oslo. De kleinste hoofdstad van Scandinavië was hem precies groot genoeg. Een roofoverval betekende hier niets. Voordat de stad gebouwd werd, waren er alleen bos, bomen en planten geweest. Precies waar hij nu liep. Hij wist dat hij eruitzag als een zeeman, met zijn O-benen en zijn blauwe muts diep over zijn voorhoofd getrokken. Zijn benen waren te dun en zijn broek hing laag op zijn heupen. Ooit had hij zeeman willen worden, maar hij was op straat geëindigd, in de stad.

Het was de laatste ochtend van augustus. Hij streek met zijn hand over zijn wang. De gezwollen ontsteking was afgenomen. De spinnentattoo maakte hem gemakkelijk herkenbaar. Daar had hij aan moeten denken voordat hij hem liet zetten. Maar dat had hij niet gedaan.

Hij was in zijn nopjes met de rooftocht door het verpleeghuis in de wijk Lille Tøyen, al droomde hij eigenlijk van leegte, van in zomaar een straat tegen een muur leunen en van de zon genieten. Gewoon daar staan en een punt bereiken waar alle stress van hem af zou glijden. Maar dat gebeurde nooit.

Het verpleeghuis binnenkomen was een koud kunstje geweest; hij was een kei in insluipen. Hij had gewacht achter een vuilcontainer. In de ochtendschemering maakte het keukenpersoneel de achterdeur open en vlak voordat die weer in het slot viel, stak hij zijn voet ertussen. Hij was er al eens eerder binnen geweest. Hij wachtte een paar minuten in het trappenhuis en liet zijn vingers over de ruwe betonmuur glijden, alsof de kleine uitsteeksels brailleschrift vormden. De ruit in de deur zat vol grijze stippen van oude, opgedroogde regendruppels. Hij wachtte totdat de geur van koffie hem door het ventilatiesysteem tegemoetkwam.

Het verpleeghuis zat vol demente oude dametjes — bleke, grijze, kromgetrokken mensjes. Hij moest ervan grijnzen; als het ontbijt op tafel kwam, waren het net kraaien die om een overreden beest zwermden. De slaapkamers waren verlaten geweest. Alles lag voor het grijpen. Hij had zich voortbewogen op de automatische piloot. In een van de kamers vond hij een gouden horloge – en papiergeld. Stel je voor: bankbiljetten op je nachtkastje! Dat was toch vragen om diefstal? Maar in een andere kamer bleek nog een graatmager oud wijf tussen de lakens te liggen. Hij keek haar strak aan en greep haar pols vast. Het leek wel alsof ze blij was hem te zien. Ze gaf hem haar armband en hij bedankte haar.

Glenn Haug stak de straat over. De ochtendzon schitterde in zijn ogen en vulde ze met licht. Hij had iets te scherpe contouren om niet op te vallen, maar het werd nu gauw herfst en dan zou het donker alles verhullen. Het licht van de grote neonletters zou de straten overnemen en het vieze asfalt zou bedekt raken met sneeuw. Hij sloeg de Åkebergveien in en liep verder in de richting van de wijk Grønland, stopte een sigaret tussen zijn lippen en stak hem aan. Zijn wangen waren ingevallen en zijn kin stak naar voren als bij een oude man. Hij inhaleerde diep en zocht naar verborgen boodschappen in de graffiti op de betonnen muren. De gestolen spullen zaten in zijn jaszakken. Hij kon veel kwijt in die zakken, ook zijn mes.

Een klein meisje keek hem aan. Ze had grote, groene ogen. Niet iedereen was hem goedgezind, zo was het nu eenmaal – je moest op je hoede blijven. Hij kwam in de buurt van het stationsplein en het gevoel dat hij de koning van Oslo was verdween. Hij keek naar de tramrails en stak de straat over, vlak voor een bus langs die een wolk van uitlaatgassen achterliet. Hij zoog de laatste nicotine uit zijn peuk, gooide hem op de grond en sloeg met zijn hand op zijn borstzak. Daar zat zijn mobiel in – een van de vele. Voor het centraal station zag het zwart van de mensen die op weg waren naar hun werk in het centrum. Vandaag had hij behoefte aan melk, en natuurlijk aan zijn ‘dagelijkse kost’. Na zijn laatste gevangenisstraf hadden ze hem gedwongen een zogenaamd reclasseringsprogramma te volgen. Ze hadden vastgesteld dat hij een groter gevaar was voor zichzelf dan voor zijn omgeving. Als het hem zwart voor de ogen werd gebeurde er iets – zijn catastrofale, chronische woede veranderde in een vredig gevoel van rust. Het voelde alsof er gif door zijn lijf trok. Daarna was hij klaar om zich te verdedigen.

In de stationshal was het een gedrang van jewelste: overal liepen gehaaste mensen. Hij werd meegezogen in de maalstroom. De geluiden gingen dwars door hem heen. Dat kwam door die verrekte muren. Er botste een vrouw tegen hem op – een afzichtelijk, mismaakt wijf met rode lippenstift. Bij een groep allochtone jongens kon hij niets krijgen. ‘Rot op, joh, freak!’ siste een van hen. Bij een ander kon hij wel terecht, achter een pilaar. Bewakingscamera’s konden niet om cirkels heen filmen. En die pilaren waren cirkels. Hij stak een hand vol cash en goud uit, alsof hij een paard kwam voeren, en kreeg er meteen ‘spul’ voor terug, amfetamine. Hij had ook pillen nodig om te kunnen slapen. Alles draaide om focus.

De Somalische toiletjuffrouw was met haar aandacht ergens anders. Glenn Haug liep achter iemand aan die tien kronen in het poortje voor de toiletten stopte. Eenmaal binnen ging hij een toilethokje in.

Het stonk er naar pis, zoals gewoonlijk. De hokjes waren blauw verlicht, maar daar had hij geen last van; hij had licht op zijn mobiel. Algauw voelde hij een heerlijke warmte in zijn buik. Hij liep weer naar buiten. Alles viel van hem af. Hij was weer een koning. Maar toen zag hij ze plotseling staan, buiten de hoofdingang, naast het grote bronzen tijgerbeeld. Het waren de twee motorrijders, in leren pakken met helmen. Hij schrok en draaide zich om. Zijn zenuwstelsel schakelde over naar een hoger niveau. Hij haastte zich weer naar binnen, nam de roltrap omhoog, rende door de hal richting spoor negentien en duwde een meisje dat met een gele schoudertas op de loopband stond opzij. Ze schreeuwde hem scheldwoorden na. De loopband schokte onder zijn voeten – hij viel van de ene dimensie in de andere. Hij kon de dingen niet herstellen door in de aarde te wroeten, hij was immers geen archeoloog. De waarheid bestond niet, er bestonden alleen verzinsels en verschillende versies van de waarheid.

Er stond een trein klaar om te vertrekken, glanzend en bruin; een briesje met wielen van metaal. Hij wist in de achterste wagon te springen, vlak voordat de deuren sloten. Het geluid van metaal op metaal galmde in zijn oren. Hij liep door de coupé naar achteren en legde zijn handen op alle hoofdsteunen, terwijl hij zijn hoofd boog en door de ramen naar buiten keek. Hij ademde zwaar en dacht aan het verleden; hij kon de gebeurtenissen onmogelijk nog verder achter zich laten. Als de lijnen elkaar kruisten, zou alles voorgoed voorbij zijn. De mannen in het leer waren niet op het perron. De Barcodegebouwen – een rij torens van glas en staal vlak naast het centraal station – golfden voorbij tegen het blauw van de hemel. Bij het eerstvolgende station moest hij eruit. Een week geleden hadden de motorrijders hem staan opwachten voor de opvang. Hij zag ze vanuit zijn kamer op de eerste verdieping. Het was laat en het regende. Hij liep naar beneden, glipte naar buiten door een raam aan de achterkant en ging naar zijn moeder. De regen had haar tuin veranderd in een bronskleurige wereld. Hij ging in de leunstoel zitten in het schuurtje met de halve wand en trok de vieze slaapzak zo hoog mogelijk op. Alles was nat. Het gras was bedekt met bruin slijm. Toen trokken de nachtwolken weg en werd het behalve vochtig ook nog koud. Hij vond het gat in de wand prettig; als hij daar doorheen keek, kon hij zijn moeder aan zien komen als ze hem iets te eten kwam brengen. De maan kwam op. In de regenplassen zag hij de maansikkel in veelvoud. Het origineel wierp een wit schijnsel op de vogelverschrikker. Daarachter groeiden de distels als gekken. Die vogelverschrikker was zijn altaar.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html