55
Pas na middernacht was ze genoeg gekalmeerd om te beseffen dat ze honger had. Ze klopte eieren in een plastic kom en goot ze in een hete koekenpan. De omelet was in een paar minuten klaar. Ze legde hem op een bord en liep naar de tafel. Er zaten al wat mieren bij de plasjes dodelijke vloeistof.
Schavenius was dood, en Joner ook. Wat kon Annie met die mannen te maken hebben? Ze had gezegd dat ze het allemaal niet meer volhield, dat het haar te veel werd. Als Annie iets overkwam, was dat Marians schuld. Of was Annie soms een koelbloedige moordenares?
Ze hoorde stemmen in het trappenhuis: twee mannen die met elkaar praatten. Een ervan was de kunstenaar. Ze liep naar de deur. Nu lachte hij zachtjes. Ze moest zorgen dat ze een alarm kreeg. Birka kwam moeizaam overeind, strekte haar poten, liep achter Marian aan en stak haar neus in de lucht. Met haar knie schoof Marian de hond naar achteren. De deur van haar buurman ging dicht en het werd weer stil in het trappenhuis. Ze haalde een bezem uit de badkamer en klemde die onder de deurklink. Als iemand de draadglazen ruitjes kapotsloeg, zou ze dat horen.
Ze kroop tussen de koude lakens en dacht aan wat Elly over Thona had gezegd: dat ze meer op een spin leek dan op een vlinder. Dat was eigenlijk best een nare constatering. Het was alweer lang geleden dat ze met Elly had gepraat. Ze zou haar morgen bellen.
Ze viel in slaap, maar werd meteen weer wakker van een geluid. De regen was gestopt. De koelkast zoemde eentonig en buiten op straat reed een auto voorbij. Het houtwerk kraakte vaak, vooral als het buiten koud was en binnen warm, zoals nu. Maar ze had iets anders gehoord. Ze keek naar het dessin op haar dekbed. De digitale wekker op haar nachtkastje stond op 01.11.09 uur. De zwaluwen hadden nesten gebouwd onder het dak. Maar die waren nu leeg, dus het konden geen geluiden zijn van vogels. En het was trouwens nacht. Er vlogen ’s nachts geen vogels rond. Toen zag ze dat Birka weg was. Ze kwam uit bed, ging op haar knieën zitten en trok de deur van de inbouwkast open. De achterwand zat vast en ook het ronde gat zat nog steeds dichtgetapet. Zat er soms ongedierte op de kruipzolder? Ratten? Dat kon het zijn. Misschien waren die gaten in de tuin ook wel gemaakt door ratten.
Birka lag niet onder het bed. En er waren hierboven geen andere verstopplekken. Marian klom de trap af. Waar was Birka? Door het keukenraam viel een zwak, flakkerend schijnsel. Misschien het noorderlicht? Dat was soms rond deze tijd van het jaar al te zien, zelfs boven de stad: prachtige formaties van witte en groene banden aan de hemel.
Ze keek uit het raam. Buiten op het grindperk brandde een vuur met puntige vlammen. Vlak onder het keukenraam van de oude dame. Marian slikte. Was dit weer een hallucinatie? Ze keek opnieuw. De vlammen reikten nu nog iets hoger. Toen kwam Birka vanuit het halletje de kamer in gesjokt. Hoe was ze de steile trap af gekomen? Was ze soms gevallen? Marian bekeek de hond, maar die had geen verwondingen.
Ze trok haar jack aan over haar nachthemd en stak haar voeten in haar sportschoenen. Toen trok ze de bezem onder de deurklink vandaan en smeet hem opzij. Met een harde klap viel hij op de grond. Ze rende de trap af en liet de buitendeur openstaan, met de kinderwagen ertussen, zodat ze weer naar binnen kon. Er was niemand te zien. Tussen de bomen en struiken bij de stenen tafel was het aardedonker. Om de hoek van het huis stond een emmer regenwater. Ze zag dat iemand hout had gepakt van de stapel naast het huis. Het zeil dat de stapel normaal gesproken afdekte, lag verfrommeld op de grond. Ze raapte het op en het stinkende water dat zich had verzameld in een vouw stroomde over haar voeten.
Ze gooide het water uit de emmer over het vuur en keek vlug om zich heen. Er klonk gesis, waarna er zwarte, stinkende rook opsteeg. Het vuur was aangemaakt met behulp van de reclamefolders die ze eerder in de kinderwagen had zien liggen.
Haar blote benen werden ijskoud. Moest ze de brandweer bellen, om te zeggen dat er een pyromaan in de buurt kon zijn? Het houten huis was per slot van rekening een beschermd monument. Maar iets hield haar tegen.
Ze haalde een hark en verspreidde het gloeiende hout over het grind. Volgens de brandvoorschriften mochten zulke stapels papier niet in trappenhuizen blijven liggen – ze vormden een regelrechte uitnodiging voor pyromanen. Maar dit was geen pyromaan. Als degene die dit gedaan had het huis in brand wilde steken, had hij dat allang gedaan. Hij wilde haar eerst zo lang mogelijk kwéllen, zorgen dat ze wist dat er iets verschrikkelijks stond te gebeuren. Dit was natuurlijk de man die haar gebeld had. Het moest Glenn Haug zijn. En toch – was die niet al dood? Ze staarde de donkere tuin in. Was dit misschien iemand anders? De kunstenaar? Farhi Salman? Annie? Ze hield haar hand voor haar mond en voelde hoe haar maag zich omdraaide. Er was iets zieks gaande. En zij werd er geen wijs uit. Het was alsof ze zich door een moeraslandschap bewoog, of door een donker bos, helemaal alleen. Ze moest werk maken van die wapenaanvraag. Ze moest zich kunnen verdedigen.