5

Marian legde houtblokken in de ronde gietijzeren kachel en stak ze aan. Het gesprek met Cato had haar van haar stuk gebracht. De kachel stond tegen de muur, bij de metalen trap naar de slaapkamer in de toren. Hij was hoog en aan de bovenkant versierd met punten, alsof hij een kroon droeg. Sinds het incident waren haar sensitiviteit en reukzin scherper. Ze hield niet van open vuur – ze brandde niet eens meer kaarsen. Eigenlijk zou ze in een stenen huis moeten wonen en niet in een van de oudste houten huizen van Oslo, maar ze had de woning in het drakenhuis gekocht om aan haar verleden te ontsnappen. Hier was ze opnieuw begonnen.

Heel Noorwegen wist van de zesjarige die in 2001 verdwenen was. Ze zag het blonde meisje met de blauwe ogen zo voor zich. De foto van Thona had sinds de verdwijning rondgezworven door alle media. Marian had bijna het gevoel dat ze haar kende. Als ze het zich goed herinnerde, speelde het meisje vlak voor haar verdwijning met een ander meisje van dezelfde leeftijd op het volkstuinencomplex.

De warmte van de vlammen sloeg tegen haar hand. In een flits kwam het incident haar weer voor de geest: het gebrom van de ovenventilator, de warmte die als een dikke, verstikkende deken over haar gezicht lag. Grijszwarte rook die over haar heen rolde. Hoe haar gehoor het begaf en haar longen gevuld werden met de verzengende rook, waarna alles verdween in een wit licht.

Ze sloeg het deurtje van de kachel dicht en keek op naar het torendak, hoog boven haar, als het dak van een kerktoren. De steile metalen trap was haast een ladder.

De woning had nauwelijks tussenmuren; er waren alleen een grote kamer, een smaakvolle eiken keuken, een pas gerenoveerde badkamer en een hal. De grote geloogde eettafel had ze overgenomen, maar de zachte beige bank was nieuw. Aan de muren hingen posters in lichte kleuren.

Ze pakte een doosje eieren uit de koelkast. Verder stond er weinig in; ze moest eigenlijk gevarieerder eten. En eieren hoorden niet in de koelkast.

Ze keek door het raam aan het uiteinde van het aanrecht naar de donkere tuin. De houten vloer was koud onder haar voeten. Vanuit de woning naast de hare hoorde ze muziek en stemmen. De kunstenaar had weer eens bezoek. Hij was echt een mensenmens. Soms stond hij op zijn balkon te fluiten. Ze wilde hem niet leren kennen en de oude dame op de begane grond evenmin.

Ze bakte een omelet. Cato begreep niet hoe slecht ze eraan toe was. Ze had veel geslapen en veel gelezen. Zolang ze geen mensen om zich heen had, ging alles prima. Zoals de Nieuw-Zeelandse schrijfster Janet Frame het verwoordde: ‘Op alle deuren die naar en uit de wereld leiden, heb ik waarschuwingsborden aangebracht en lijsten met veiligheidsmaatregelen die in uiterste nood moeten worden getroffen.’ Zo voelde het, en dat was geen goed gevoel. Cato had gevraagd of ze nog steeds dronk. Hij wond nooit ergens doekjes om. Ze antwoordde van niet, maar dat was natuurlijk een leugen. Tegen de fysieke pijn slikte ze Vicodin – ze kende de namen van de meeste pijnstillers – maar het was riskant om je over te geven aan gevoelloosheid. De alcohol was nog steeds een veel te goede vriend en die vriendschap was de laatste tijd nog hechter geworden, als excuus voor alles wat er was gebeurd en alles wat ze moest doorstaan. Ook dat paste in een slechte misdaadfilm: een drankverslaafde, mislukte vrouwelijke rechercheur.

In detectiveromans hadden rechercheurs zelden een gezin, in elk geval geen kinderen. Kinderen waren zwakke, kwetsbare schepsels die veel te veel bescherming nodig hadden. Misschien was het dom geweest dat ze die coldcaseklus niet had aangenomen. Wat als haar politielegitimatie werd ingenomen?

*

In de gang naast de bergingen stond een andere man. Dat kon een goed of een slecht teken zijn. Hij was klein en tenger en droeg ook een leren pak, maar had geen helm op. Hij was rond de vijftig en had donker, dun haar met diepe inhammen en een spits gezicht met dicht bij elkaar staande ogen en donkere wimpers.

‘Wat willen jullie van me?’ Andreas herkende zijn eigen stem niet. ‘Waar is die ander?’

De man gaf geen antwoord, maar hief zijn hand op en richtte een pistool op Andreas. Was het een echt wapen? Het zag er echt uit. De man deed hem denken aan Hannibal Lecter uit The Silence of the Lambs. Zijn kaakspieren waren gespannen. De huid rond zijn neus stond strak. Woede, dacht Andreas.

De man deed een stap achteruit en stak plotseling met zijn andere hand een spuitbus naar voren. Hij opende zijn mond in een soort grimas en An­dreas zag een rij kleine tanden. De man drukte de spuitkop in. Instinctief bracht Andreas zijn handen naar zijn mond. Het middel rook chemisch. Er kwam een droge snik over zijn lippen en hij werd misselijk en duizelig. Hij begreep meteen wat het was: gas, het soort gas dat in Spanje werd gebruikt bij overvallen op vakantiehuisjes en campers. Het voelde alsof de grond onder zijn voeten verdween. Een hoge piep vulde zijn hoofd en een paar tellen lang werd het hem zwart voor de ogen. Maar hij bleef overeind.

De motorrijder stopte de spuitbus terug in de zak van zijn leren pak. Het wapen legde hij op de grond. Uit zijn andere zak viste hij een rol ducttape. Andreas was willoos. Hij wankelde. De man trok zijn handen achter zijn rug en omwikkelde zijn polsen vlug met tape. Toen plakte hij tape over Andreas’ mond en rond de onderkant van zijn hoofd. De lijm trok aan zijn haarwortels. De man pakte het pistool weer op. ‘Lopen!’ zei hij en wees de gang in.

Door een openstaande deur kwam frisse lucht de kelder in. Een steile trap leidde naar de binnenplaats van het appartementencomplex naast het zijne, aan de andere kant van de schutting. Andreas struikelde en viel met zijn adamsappel tegen een van de traptreden. Zijn gezichtsvermogen begaf het een ogenblik en hij voelde bloed door zijn keel lopen.

*

De badkamer was pas gerenoveerd en betegeld met beige en bruin mozaïek. Het raam bood uitzicht op de dakrand, die versierd was met op kant lijkend houtsnijwerk. Het licht uit de badkamer accentueerde de versieringen.

Ze poetste haar tanden en spoelde twee pijnstillers weg met een scheutje gin uit de fles die ze bewaarde in de badkamerkast, waarna ze zich uitkleedde. Er trok een pijnscheut door haar heen toen ze haar armen ophief om haar trui uit te trekken. Het litteken van de brandwond trok en deed zeer. Dat zou altijd zo blijven. Ze was hard op weg om een arbeidsongeschikte stumper te worden. Ze smeet wat kleren in de wasmachine, maar zette het ding niet aan. Als werken aan een of andere stomme onopgeloste zaak haar redding kon betekenen, moest ze dat misschien toch maar doen. Als haar hoofd en haar littekens te veel pijn gingen doen, kon ze zichzelf altijd nog volstoppen met pijnstillers.

Marian klopte op haar dij en droeg Birka de metalen trap op naar de torenkamer. Tussen de vloer en het schuine torendak bevond zich een lange, lage inbouwkast. Daar bewaarde Marian kleren, kartonnen dozen met dekens en het oude kopieerapparaat dat ze had gekregen van een secretaresse van de afdeling Geweldsdelicten. De kast moest oorspronkelijk een ruimte zijn geweest die naar de kruipzolder leidde, maar nu zat er een houten achterwand in. Ze vond het eigenlijk geen prettig idee dat je van buitenaf haar slaapkamer in kon komen.

Haar bed was anderhalve meter breed. Ze hielp de boxer erin. De meeste mensen vonden huisdieren in bed smerig. De hond nam natuurlijk weleens wat mee naar binnen – steentjes, viezigheid, zand of insecten – maar dat kon haar niet zo veel schelen en bovendien werd ze altijd rustig als de hond bij haar was. ’s Nachts jankte Birka vaak, alsof ze pijn had. Ze droomde dan zo diep dat Marian haar moest schoppen om haar wakker te krijgen. Ze merkte dat ze haar steeds vaker ‘haar’ begon te noemen. ‘Time to Say Goodbye’. Toen het nummer laatst gedraaid werd op Radio P4 had ze zich zo onbehaaglijk gevoeld dat het zweet langs haar nek liep.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html