39

Sonja Schavenius stond in de keuken van haar chique villa in Smestad. Het huis had een propvolle inrichting in zuurstokkleuren. Ze keek door het raam naar de grote tuin, die met zijn majestueuze, oude bomen wel wat op een park leek. Hallgrim had lampen op de stammen laten bevestigen, zodat ze ’s avonds verlicht werden. Ze woonden in een oude villawijk met grote tuinen. Projectontwikkelaars waren bezig een aantal van die tuinen vol te bouwen met functionalistische vrijstaande kubushuizen en rijtjeshuizen. Maar deze tuin zou blijven zoals hij was. Ze zag dat de smeedijzeren poort openstond. Er stonden twee donker geklede mannen in de opening, beschenen door de straatverlichting. Ze droegen witte motorhelmen en keken naar het huis. Sonja Schavenius deed het raam open en riep: ‘Wat moeten jullie?’ Haar stem klonk iel; haar stembanden waren broos geworden van alle sigaretten die ze had gerookt – en misschien ook van alle glazen wijn die ze had gedronken. En van ouderdom. Het was niet de eerste keer dat ze hen zag staan. De mannen trokken zich terug en verdwenen achter de heg. Even later hoorde ze het geluid van startende en wegrijdende motoren. Tijdens de schoolvakanties werd er overal ingebroken. Binnenkort was het herfstvakantie, maar ze wist niet precies wanneer.

Ze sloeg het raam dicht met een klap en bekeek haar eigen afgetobde gezicht in de weerspiegeling van het glas. Aan haar vriendinnenclub had ze niets verteld. Als ze naar Leo vroegen, zoog ze een antwoord uit haar duim. Ze begreep niet dat ze niet zagen hoe bekaf ze was. Maar ze hadden ongetwijfeld allemaal de leeftijd bereikt dat het beter was om beleefd te blijven dan commentaar te leveren op andermans uiterlijk. Ze voelde vernedering. En woede! En walging! Eerst was de shock gekomen, toen de ontkenning.

Hallgrim was al naar bed, hoewel het nog maar half elf was. Ze waren een onwaarschijnlijk koppel. Hij was groot en dik, met een vlezig gezicht. Zij was slank en liep rond in spijkerbroeken van hetzelfde merk als zestienjarigen, met daarboven dunne bloesjes of stijlvolle sets van kasjmier. Ze had mooie, groene ogen die bij elk soort licht een andere tint aannamen, en een perfecte mond – afgezien van de rimpeltjes in haar bovenlip. Haar tanden waren even wit als haar parelkettingen en maar een tikkeltje te groot. Haar geblondeerde haar was natuurlijk eigenlijk te lang voor iemand van haar leeftijd; over een paar dagen werd ze zesenzeventig. Haar permanent zakte langzaam uit en haar gezicht had iets gekunstelds. Het probleem met de ingrepen was dat er steeds weer iets nieuws moest gebeuren. Haar vriendinnen zeiden dat ze het hierbij moest laten, dat ze eruitzag als een Hollywoodvrouw. Maar sommigen van hen zagen er zelf net zo uit.

Sonja Schavenius dacht aan haar kleinzoon, Leo, die beeldschone negenjarige met het halflange haar. Ze dacht steeds dat ze hem hoorde in huis. Dat hij aan kwam lopen. Maar dat was nooit zo. Het was alsof er een zwarte deken over de villa lag, een diepe stilte, alsof het huis van zichzelf nog niet zwaar genoeg was. Houten huizen maakten geluid, maar dit huis was van steen. Als een graftombe. Er waren te veel woonkamers en ze hadden godbetert acht slaapkamers. Die had ze nu niet meer nodig; haar zoon, schoondochter en Leo kwamen nooit meer op bezoek. Het was alsof het huis besmet was door het kwaad.

*

Annie bleef te lang. Toen ze eindelijk weg was, bekeek Marian het briefje opnieuw. Het handschrift zag er onnatuurlijk uit. Ze ging met haar laptop aan het uiteinde van de tafel zitten en logde in op het politiearchief. De pers was er nog niet achter dat Andreas ervan verdacht werd twee jongetjes uit de kleuterklas van basisschool Gulltoppen te hebben misbruikt. Hij had daar een paar maanden gewerkt. De zaak was nooit opgehelderd. Gustav Joner was verdachte in een zaak rondom een buurjongetje in de flat waar hij conciërge was. Dat was vreemd, daar kon Annie niets van afweten. Marian moest erachter zien te komen welke martelmethode er gebruikt was. Ze vond geen informatie over Hallgrim Schavenius, behalve dat hij lid was van de vrijmetselarij. Ze had al eerder meegemaakt dat zulke mensen beschermd werden door een geheim netwerk. Misschien had hij een logebroeder binnen het korps. Maar het feit dat ze niets over hem kon vinden, versterkte haar vermoeden dat Annie het briefje zelf had geschreven. Ze logde vlug uit en klapte de laptop dicht.

*

De houten gevel werd zwak verlicht door een buitenlamp. Het huis met de toren en de drakenkop aan de nokbalk zag er machtig uit. De stadshemel was nooit helemaal zwart, dus de contouren waren duidelijk zichtbaar. Er brandde nog steeds licht achter haar ramen, maar beneden bij de oude dame was het donker. Het verre geruis van de stad klonk als een gedempt gesis, alsof er achter hem een groot beest lag. Zijn woede en haat waren zo sterk, dat de bomen leken te bewegen. Hij kon niet meer tegen grote tuinen. Hij moest rationeel handelen, maar zij was het symbool van zijn mislukte leven. Toen hij door het gat op zolder recht in haar oog had gekeken, voelde hij hoe hij vanbinnen barstte – zo mocht het niet gaan. Een paar seconden lang werd het hem zwart voor de ogen. Hij voelde een pijnscheut door zijn keel trekken. Hij had de haat laten overwinteren. Nu moest hij volhouden, net zo lang tot ze er niet meer was.

*

Marian kon niet slapen, dus ze ging aan tafel zitten om documenten door te lezen. Het huis hield zich stil, alsof het luisterde naar zijn bewoners en afwachtte tot ze iets zouden doen. Ze dacht aan de kunstenaar. Die lag vast te slapen. Het moest magisch zijn om dingen te kunnen creëren. De papieren fladderden van de tafel. Op een ervan was met plakband een briefje bevestigd. Het belandde samen met Annies briefje op de grond. Toen zag ze de mieren weer, ook al was het midden in de nacht. Ze googelde ongediertebestrijders en koos een bedrijf dat Anticimex heette. Dat had een 24  uursservice, dus ze belde meteen op. De telefonist zei dat de nachtploeg alleen langskwam voor ratten, niet voor mieren of kakkerlakken.

‘Maar mierenplagen komen in de herfst toch nooit voor?’ vroeg Marian, terwijl ze opstond en naar het keukenraam liep.

‘Hoe zien die mieren eruit?’ vroeg de man. ‘Zijn ze licht van kleur, bijna doorzichtig?’

‘Ze zijn geelbruin met een iets donkerder achterlijf,’ zei Marian. ‘Mosterdgeel, zeg maar, en inderdaad doorzichtig.’ Ze beet een stukje nagel af.

‘Dan zijn het faraomieren,’ zei hij. ‘Ik kan morgen langskomen.’

‘Nee, u moet nú langskomen,’ zei Marian terwijl ze op de klok keek. Het was na enen. ‘Jullie hebben toch niet voor niets 24 uursservice?’

Toen de man van de ongediertebestrijding een uur later aanbelde, was er geen mier meer te zien. Marian had een droge mond. Ze trok haar ochtendjas strakker om zich heen. ‘Ik heb spray en bleek gebruikt, maar niets helpt. Ze hebben zich even teruggetrokken achter de plinten, maar ze komen straks wel weer tevoorschijn.’

De man droeg een blauwzwarte overall. Hij liep met haar mee naar de woonkamer. ‘Die faraomieren zijn import, ze komen oorspronkelijk uit de tropen,’ zei hij. ‘Ze kunnen niet tegen ons buitenklimaat. We zien ze tegenwoordig steeds vaker, omdat mensen steeds meer reizen en ze per ongeluk meenemen, bijvoorbeeld in hun koffer. Het zijn echte kosmopolieten; ze leven in de kieren van huizen en andere gebouwen. De koningin kan negenendertig dagen oud worden en vijfenveertighonderd eitjes leggen. Die beestjes eten alles, maar ze houden het meest van zoetigheid en proteïnerijk voedsel. Ze kunnen astma-aanvallen veroorzaken.’

Marian voelde zich plotseling ongemakkelijk in haar ochtendjas. Ze frunnikte nerveus aan haar mobiel. ‘Kunt u ze voor me weghalen? Is dat duur?’

‘Dat kon weleens prijzig worden, ja.’

‘Hoe prijzig precies?’ Ze legde haar mobiel weer op tafel.

‘Rond de twintigduizend kronen.’

‘Bent u wel goed bij uw hoofd, zeg? Dan doe ik het zelf wel. Wat gebruiken jullie voor gif?’

‘We leggen aas neer; verse lever waar we gif in spuiten. Als ik u was zou ik uw buren vragen of ze er ook last van hebben.’

‘Dat heb ik al gedaan. Zij hebben ze niet, zeggen ze. Eten ze vlees, zijn het roofdieren? Wat gebruikt u voor gif?’

‘Dat kunt u niet zelf aanschaffen, er geldt een verbod op voor particulieren.’

‘Maar hoe heet het?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet zomaar in de winkel te krijgen. Ik moet weer verder. Bel maar als u wilt dat wij u helpen.’ Toen vertrok hij.

Ik weet waar je woont
cover.xhtml
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
.html