Met kloppend hart loop ik in de aangewezen richting en kijk om de hoek. Daar staat hij! Daar staat mijn Masai gewoon naar me te lachen, met Tom naast zich. Ik ben sprakeloos. Nog steeds lachend steekt hij zijn armen naar me uit en zegt: 'Hey Corinne, no kiss for me?' Pas dan ontwaak ik uit mijn verstarring en snel op hem toe. We omarmen elkaar, en de wereld blijft even stilstaan. Hij houdt me een eindje van zich af, kijkt me stralend aan en zegt: 'No problem, Corinne.' Bij deze vertrouwde woorden kan ik wel janken van blijdschap. Nu schraapt Jutta achter mij haar keel; ze is ook blij voor ons. 'Zo,' zegt ze, 'nu hebben jullie elkaar teruggevonden! Ik zag hem zonet en heb hem maar even hierheen gebracht, dan kunnen jullie elkaar tenminste begroeten zonder dat heel Maralal erbij is.' Ik bedank Tom hartelijk en stel voor dat we eerst samen thee gaan drinken en dat die twee daarna op mijn kosten zo veel vlees eten als ze op kunnen. We lopen naar mijn gehuurde kamer, gaan op het bed zitten en wachten op het vleesmenu. Jutta heeft met Lketinga gepraat en uitgelegd dat hij rustig samen met ons kan eten, omdat wij geen Samburu-vrouwen zijn. Daarop praat hij met de andere man, waarna hij toestemt. Daar is hij dan. Ik kan mijn blik niet van hem afwenden, en ook hij kijkt steeds naar mij met zijn mooie ogen. Ik vraag hem waarom hij niet naar Mombasa is gekomen. Het blijkt dat hij inderdaad geen van mijn brieven heeft ontvangen. Hij heeft nog tweemaal naar zijn paspoort geinformeerd, maar de ambtenaar lachte hem alleen maar uit en kleineerde hem. Toen gingen de andere krijgers raar tegen hem doen, en ze wilden hem niet meer mee laten dansen. Aangezien hij met dat dansen zijn inkomsten kwijtraakte, zag hij geen reden om nog langer aan de kust te blijven, en dus ging hij na ongeveer een maand naar huis. Hij geloofde niet meer dat ik terug zou komen. Nog een keer heeft hij het plan gehad mij vanuit de Africa Sea Lodge op te bellen, maar niemand hielp hem en de manager zei dat de telefoon alleen voor toeristen was. Enerzijds ben ik ontroerd nu ik hoor wat hij allemaal heeft geprobeerd, anderzijds word ik woedend op zijn zogenaamde 'vrienden', die hem alleen maar van de wal in de sloot hebben geholpen. Als ik hem vertel dat ik in Kenia wil blijven en niet meer terug wil naar Zwitserland, zegt hij: 'It's okay. You stay now with me!' We zijn gelukkig. Nadat Jutta en de boodschapper ons alleen hebben gelaten, proberen we ons gesprek voort te zetten. Lketinga zegt dat we tot zijn spijt niet naar zijn huis kunnen, omdat het de droge tijd is en er hongersnood heerst. Behalve wat melk is daar niets te eten ofte drinken, en een huis is er ook niet. Ik antwoord dat ik alles best vind als we maar bij elkaar kunnen zijn. Daarop stelt hij voor samen naar Mombasa te gaan. Zijn huis en zijn moeder zie ik later weleens, maar zijn jongere broer James, die in Maralal op school zit, wil hij wel graag aan me voorstellen. Hij is de enige in de familie die naar school gaat.

Tegen hem kan hij zeggen dat hij met mij in Mombasa is, en als James dan in de schoolvakantie naar huis gaat, kan hij hun moeder op de hoogte stellen. De school staat ongeveer een kilometer buiten het dorp. Het gaat er streng aan toe. Op de speelplaats zijn jongens en meisjes van elkaar gescheiden. Ze hebben allemaal hetzelfde aan: de meisjes eenvoudige blauwe jurkjes, de jongens blauwe broeken en lichte overhemden. Ik houd me een beetje op de achtergrond, terwijl Lketinga langzaam op de jongens afloopt. Algauw staart iedereen naar hem en daarna naar mij. Hij praat met de jongens, en een van hen rent weg en komt met een andere jongen terug. Deze laatste loopt op Lketinga af en begroet hem met respect. Nadat ze even hebben gepraat, komen ze samen naar mij toe. James steekt zijn hand uit en begroet me vriendelijk. Ik schat hem op eenjaar of zestien. Hij spreekt uitstekend Engels; hij zegt het jammer te vinden dat hij niet mee kan naar het dorp, want hij heeft nu maar een korte pauze en 's avonds mag hij niet weg, alleen zaterdags heeft hij twee uur vrijaf. De hoofdmeester is heel streng. Daar gaat de bel alweer, en iedereen gaat er als de wiedeweerga vandoor, ook James. We gaan terug naar het dorp, en het liefst zou ik nu met hem naar mijn hotelkamer gaan. Maar Lketinga werpt lachend tegen: 'Dit is Maralal, niet Mombasa.' Kennelijk gaan een man en een vrouw hier niet samen een vertrek binnen voor het donker is, en ook dan nog zo onopvallend mogelijk. Niet dat ik nu zo vreselijk naar seks verlang, want ik weet immers hoe dat hier in zijn werk gaat, maar na al die maanden wil ik graag zo dicht mogelijk bij hem zijn. We kuieren door Maralal, waarbij ik een beetje afstand houd, omdat dat kennelijk zo hoort. Af en toe wisselt hij een paar woorden met een andere krijger of met een meisje. De meisjes, stuk voor stuk piepjong en met schitterende sieraden behangen, werpen snel een nieuwsgierige blik op mij en giechelen dan verlegen, maar de krijgers staren me allemaal langdurig aan. Er wordt gepraat, waarschijnlijk voornamelijk over mij. Ik vind dat niet prettig, omdat ik niet begrijp waar het precies over gaat. Ik kan haast niet wachten tot het avond wordt. Op de markt koopt Lketinga een plastic zakje met rode kleurstof. Hij wijst op zijn haar en zijn lichaamsbeschildering. Bij een ander kraampje verkoopt iemand groene stengels met blaadjes eraan. Ze zijn samengebonden tot bundeltjes van ongeveer twintig centimeter. Vijf of zes mannen staan driftig te kibbelen over de kwaliteit van het spul. Ook Lketinga koerst op dat kraampje af. Als de verkoper hem ziet, pakt hij al krantenpapier en wikkelt er twee bundeltjes in. Lketinga betaalt hem er een fikse prijs voor en stopt het pakje snel weg onder zijn kanga. Op weg naar het hotel koopt hij minstens tien pakjes kauwgom. Pas op de kamer vraag ik hem naar het kruid. Hij kijkt me stralend aan: 'Miraa, it's very good. You eat this, no sleeping!' Hij pakt alles uit, steekt kauwgom in zijn mond en haalt de blaadjes van de stelen. Met zijn tanden schraapt hij de bast van de stengel af en kauwt er samen met de kauwgom op. Gefascineerd kijk ik naar de elegante bewegingen van zijn mooie, slanke handen als hij deze beweging herhaalt. Ik proef ook een beetje, maar spuug het direct weer uit, het smaakt me veel te bitter. Ik ga op het bed liggen, kijk naar hem, houd zijn hand vast en ben gelukkig. Ik heb vrede met de hele wereld, want ik heb mijn doel bereikt: ik heb hem, mijn grote liefde, teruggevonden. Morgenochtend vertrekken we naar Mombasa, en daar zullen we samen gelukkig zijn. Ik moet in slaap zijn gevallen. Als ik weer wakker word, zit Lketinga nog steeds op dezelfde plaats te kauwen. De grond ziet er intussen uit als een slagveld. Overal liggen blaadjes, afgeschraapte stengels en groene, uitgekauwde stukjes kauwgom. Hij kijkt me met een enigszins starende blik aan en aait over mijn hoofd: 'No problem, Corinne, you tired, you sleep. Tomorrow safari.' 'And you,' vraag ik, 'you not tired?' Nee, antwoordt hij, voor zo'n grote reis kan hij niet slapen, daarom eet hij dan miraa. Nu hij dat zegt, krijg ik het vermoeden dat die miraa net zoiets moet zijn als jezelf moed indrinken bij ons, want krijgers mogen geen alcohol drinken. Ik begrijp dat hij moed moet verzamelen omdat hij niet weet wat ons te wachten staat en omdat hij in Mombasa slechte ervaringen heeft gehad. Dit hier is zijn wereld, en Mombasa ligt dan wel in Kenia, maar niet in het gebied waar zijn stam vandaan komt. Ik zal hem wel helpen, denk ik, en ik slaap weer in. De volgende morgen moeten we vroeg op pad om nog een plaatsje te krijgen in de enige bus die naar Nyahururu gaat. Omdat Lketinga niet heeft geslapen, is dat geen probleem. Ik sta er versteld van hoe fit hij is en hoe hij zomaar, zonder enige bagage, slechts gehuld in zijn sieraden en zijn lendendoek, met zijn knuppel in zijn hand, aan zo'n lange reis kan beginnen. De eerste etappe ligt voor ons. Lketinga kauwt aan een stuk door op zijn laatste stuk kauwgom. Hij zegt weinig. Ook de overige passagiers zijn bij lange na niet zo opgewekt als op de heenweg, toen ik hier met Jutta naartoe reed. Opnieuw hobbelt de bus door de ontelbare kuilen. Lketinga heeft zijn tweede kanga over zijn hoofd getrokken; alleen zijn ogen zijn nog te zien. Zo is zijn mooie haar beschermd tegen het stof. Ik houd een zakdoek voor mijn neus en mijn mond om nog een beetje te kunnen ademhalen. Ongeveer halverwege stoot Lketinga me aan en wijst op een langwerpige, grijze heuvel. Pas als ik beter kijk, zie ik dat het een kudde van honderden olifanten is. Wat een indrukwekkend gezicht. Zover het oog reikt sjokken de kolossen gemoedelijk voort; tussen de grote dieren zijn ook jongen te zien. In de bus kwebbelt iedereen opgewonden door elkaar. Alle ogen zijn gericht op de olifanten. Ik begrijp datje zoiets hier maar zelden te zien krijgt. Eindelijk is de eerste etappe voorbij: rond het middaguur zijn we in Nyahururu. We gaan thee drinken en eten een chapati. Een halfuur later vertrekt de volgende bus naar Nairobi alweer, waar we tegen de avond arriveren. Ik stel Lketinga voor hier te overnachten en de volgende morgen de bus naar Mombasa te nemen. Hij wil echter niet in Nairobi blijven, omdat de hotels hier volgens hem veel te duur zijn. Aangezien ik alles financier, ben ik ontroerd, en ik verzeker hem dat dat geen probleem is. Maar hij zegt dat het gevaarlijk is in Nairobi en dat er veel politie is. Hoewel we al vanaf zeven uur vanochtend aan een stuk door in de bus zitten, wil hij de lange reis zonder onderbreking voortzetten. Omdat ik merk hoe onzeker hij zich in Nairobi beweegt, stem ik toe. We gaan even wat eten en drinken. Ik ben blij dat hij nu in ieder geval met mij wil eten, hoewel hij zijn kanga ver over zijn gezicht trekt, zodat niemand hem zal herkennen. Het busstation is vlakbij, en we leggen de paar honderd meter te voet af. Hier in Nairobi kijken zelfs de autochtonen Lketinga verwonderd na, ten dele geamuseerd, ten dele eerbiedig. Hij past niet in deze hectische, moderne stad. Als dat tot me doordringt, ben ik blij dat het met dat paspoort niets is geworden. Na een tijdje zitten we in een van de felbegeerde nachtbussen te wachten tot we vertrekken. Lketinga haalt zijn miraa weer te voorschijn en kauwt. Ik probeer me te ontspannen, want mijn hele lijf doet pijn. Alleen met mijn hart is alles prima. Na een rit van vier uur - ik heb gedurende die tijd wat zitten dommelen - stopt de bus in Voi. De meeste passagiers, onder wie ik, stappen uit om hun behoefte te doen. Maar als ik het met poep besmeurde wc-gat zie, besluit ik liever nog eens vier uur te wachten. Met twee flessen cola stap ik weer in de bus. Na een halfuur gaat de reis verder. Nu lukt het me niet meer in te slapen. We zoeven over een kaarsrechte weg door de nacht. Af en toe komen we een bus tegen die de andere kant op gaat. Auto's zien we nauwelijks. Tweemaal passeren we een politieversperring. De bus moet stoppen, omdat er houten balken met spijkers dwars over de weg liggen. Aan weerskanten van de bus loopt een politieman met een machinegeweer van voor naar achter en schijnt iedereen met een zaklantaren in het gezicht. Na vijf minuten gaat de rit door de nacht verder. Ik weet algauw niet meer hoe ik moet zitten, maar dan zie ik op een bord dat het nog tweehonderdvijfenveertig kilometer is naar Mombasa. Godzijdank, nu is het niet ver meer. Lketinga heeft nog steeds niet geslapen. Blijkbaar blijf je werkelijk wakker van die miraa. Alleen is zijn blik onnatuurlijk starend en schijnt hij geen enkele behoefte te hebben aan een gesprek. Ik word steeds onrustiger. Ik ruik al dat de lucht zilt wordt en voel dat de temperatuur stijgt. We hebben de vochtige kou van Nairobi achter ons gelaten.

 


De blanke masai V2
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml
index_split_102.xhtml
index_split_103.xhtml
index_split_104.xhtml
index_split_105.xhtml
index_split_106.xhtml
index_split_107.xhtml
index_split_108.xhtml