De laatste dagen in mama's hut. We leven naar onze Samburu-bruiloft toe. Iedere dag krijgt mama bezoek van oudere mannen en vrouwen; er wordt een geschikt tijdstip gekozen. We leven zonder datum of weekdag, de tijdrekening richt zich naar de maan. Ik zou het feest graag met Kerstmis vieren, maar dat kennen de Masai niet, en ze weten ook niet hoe de maan dan staat. Voorlopig houden we toch die dag aan. Omdat hier nog nooit eerder een zwarte en een blanke zijn getrouwd, weten we niet hoeveel mensen er zullen komen. Het nieuws zal van dorp tot dorp gaan, en pas op de dag zelf zullen we zien wie ons met een bezoek komen vereren. Hoe meer mensen, vooral ouderen, er komen, hoe hoger ons aanzien zal zijn. Op een avond komt de jachtopziener voorbij, een rustige, rijzige man, die ik meteen sympathiek vind. Helaas spreekt ook hij niet erg best Engels. Hij praat lang met Lketinga. Na een tijdje word ik nieuwsgierig en vraag waar ze het over hebben. Mijn man vertelt me dat de jachtopziener ons zijn pasgebouwde winkel wil verhuren, die nog leeg staat, afgezien van een gedeelte dat dient als opslagplaats voor pater Giuliano's mais. Blij verrast vraag ik hoeveel hij ervoor vraagt. Hij stelt voor de winkel morgen samen te gaan bekijken en dan over de prijs te onderhandelen. Die nacht slaap ik onrustig, want Lketinga en ik hebben al plannen gemaakt. Na het ochtendlijke wasritueel bij de rivier kuieren we door het dorp naar de winkel. Mijn man praat met iedereen die we tegenkomen. Het gaat over onze bruiloft. Zelfs de Somaliers komen hun winkels uit en vragen wanneer de grote dag is. Maar wij hebben dat van de oudjes nog steeds niet precies gehoord. Op dit moment wil ik alleen maar de winkel zien, en ik duw Lketinga met zachte drang die kant op. De deur is open en de jachtopziener staat ons al op te wachten in het lege huis. Ik ben sprakeloos. Het is een gemetseld gebouw vlak bij de missiepost, waarvan ik altijd heb gedacht dat het van pater Giuliano was. De winkel is enorm groot, met een deur die naar buiten opengaat. Aan weerszijden daarvan zijn ramen. In het midden is iets wat op een toonbank lijkt, en tegen de achterwand staan houten stellingen. Achter een tussendeur is precies zo'n groot vertrek, dat dienst zou kunnen doen als magazijn of woonruimte. Met een beetje geluk maak ik hier de mooiste winkel in Barsaloi en de wijde omgeving van! Maar ik moet mijn enthousiasme verbergen, anders rijst de huurprijs natuurlijk de pan uit. We worden het eens op omgerekend zeventig gulden, op voorwaarde dat Lketinga de vergunning voor de winkel krijgt. Voor die tijd wil ik me niet vastleggen, daarvoor heb ik hier te slechte ervaringen opgedaan met ambtenaren. De jachtopziener gaat akkoord, en wij gaan terug naar mama. Lketinga vertelt haar alles en er ontstaat een meningsverschil. Hij vertaalt lachend voor mij: 'Mama is bang voor problemen met de Somaliers, omdat de mensen niet meer naar hun winkels zullen gaan. De Somaliers zijn gevaarlijk en zouden ons iets kwaads kunnen toewensen. De bruiloft moet daarom eerst achter de rug zijn.' Daarop kijkt mama me lang, heel lang aan en zegt dan dat ik mijn bovenlichaam beter moet bedekken, zodat niet iedereen ziet dat ik een baby in mijn buik heb. Als Lketinga dit aarzelend voor me vertaalt, ben ik sprakeloos. Ik, zwanger? Maar als ik er een poosje over nadenk, dringt het tot me door dat ik al bijna drie weken over tijd ben; ik had er nog geen aandacht aan besteed. Maar zwanger? Dat zou ik toch wel merken! Ik vraag Lketinga waarom mama dat denkt. Ze komt naar me toe en volgt met haar vingers de rijnen van de bloedvaten die naar mijn borsten lopen. Desondanks kan ik het nog niet echt geloven, en ik weet ook nog niet of het wel zo goed uitkomt met de winkelplannen. Afgezien daarvan wil ik natuurlijk graag kinderen van mijn man, het liefst een dochter. Mama is ervan overtuigd dat ze het goed gezien heeft en maant Lketinga mij nu met rust te laten. Verbaasd vraag ik: 'Why?' Met moeite legt hij het me uit: als een zwangere vrouw gemeenschap heeft met een man, krijgen de kinderen later een verstopte neus. Hoewel hij het kennelijk serieus bedoelt, moet ik lachen. Zolang ik het zelf niet zeker weet, wil ik niet zonder seks leven. Als we twee dagen later terugkomen van de rivier, zitten er een paar mensen onder mama's boom te kletsen. Wij blijven in mama's hut. Onze eigen hut kunnen we over drie dagen betrekken, en dan zal ik zelf vuur moeten maken en voor brandhout moeten zorgen. Water kan ik met de auto bij de rivier halen als niemand bereid is dit voor een zakcentje te doen. Maar omdat ik aan vijf liter nauwelijks genoeg heb, wil ik graag een jerrycan van twintig liter hebben. Mama komt de manyatta in en praat met Lketinga. Hij lijkt aangedaan, en ik vraag wat er aan de hand is. 'Corinne, we have to make the ceremony in five days, because the moon is good.' Wat, over vijf dagen is de bruiloft al? Dan moeten we meteen naar Maralal om rijst, tabak, thee, snoep, drank en andere spullen te kopen! Lketinga is uit zijn hum omdat hij zijn haar niet meer opnieuw kan laten vlechten. Dat duurt namelijk dagenlang, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Zelfs mama heeft het druk, want ze moet een enorme hoeveelheid maisbier brouwen, wat ook bijna een week gaat kosten. Eigenlijk wil ze ons niet meer laten gaan, maar er is geen suiker en geen rijst meer in het dorp, alleen nog maismeel. Ik geef haar geld, zodat ze kan beginnen met het bierbrouwen. Lketinga en ik gaan op weg met de auto. In Maralal kopen we vijf kilo pruimtabak (de ouderen kunnen niet zonder), honderd kilo suiker (thee zonder suiker is ondenkbaar) en twintig liter houdbare melk (eigenlijk horen de vrouwen melk mee te brengen, maar ik weet niet hoeveel er komen). Ik wil geen enkel risico nemen, het moet een mooi feest worden, zelfs als er maar weinig mensen komen. Verder hebben we nog rijst nodig, maar die is op dit moment niet voorradig. Ik raap mijn moed bij elkaar en vraag erom bij de missiepost in Maralal. Gelukkig is de missionaris bereid ons zijn laatste zak van twintig kilo te verkopen. Ten slotte moeten we naar de schQol om James op de hoogte te stellen. De hoofdmeester zegt dat de kinderen vanaf 15 december vrij zijn, en aangezien ons feest op 17 december wordt gehouden, kan hij er dus bij zijn. Ik verheug me op zijn aanwezigheid. Tot slot besluit ik een oude benzinetank te kopen om thuis schoon te maken en als watertank te gebruiken. Als we ook nog snoepgoed voor de kinderen in de auto hebben geladen, is het al na vijven. Desondanks besluiten we om meteen terug te gaan, dan kunnen we nog net voor het donker voorbij het gevaarlijke stuk door het bos zijn. Mama is opgelucht als we heelhuids terugkomen. De buren komen meteen om suiker bedelen, maar Lketinga laat zich deze keer niet vermurwen. Hij slaapt in de auto, zodat er niets gestolen kan worden. De volgende dag gaat hij op weg om een paar geiten te kopen om te slachten. Ik wil niet dat onze eigen geiten worden gedood, want ze zijn me te vertrouwd geworden. Er moet ook voor een os worden gezorgd. Bij de rivier probeer ik de benzinelucht uit de oude tank te spoelen, wat niet meevalt. De hele morgen rol ik de tank gevuld met Omo en zand heen en weer, tot hij enigszins schoon is. Drie kinderen helpen me de tank vol te scheppen met blikjes. Mama is de hele dag in het oerwoud om bier te brouwen, omdat dat in het dorp niet mag. Tegen de avond ga ik naar de missiepost, vertel dat we onze bruiloft zullen vieren en vraag of ik kerkbanken en eetgerei mag lenen. Pater Giuliano is niet verbaasd, want hij had het al van zijn personeel gehoord, en belooft me dat ik op de dag van de bruiloft de spullen die ik nodig heb af mag halen. Aangezien ik een tijdje geleden, toen ik hier mijn benzinetanks neer mocht zetten, ook mijn bruidsjurk naar de missiepost heb gebracht omdat die in de manyatta vuil zou worden, vraag ik hem ook of ik me in de missiepost mag verkleden. Het verbaast hem dat ik van plan ben om hier in het wit te trouwen, maar hij vindt het goed. Nog maar twee dagen, en Lketinga is nog steeds niet terug van zijn 'geitenjacht'. Ik begin de zenuwen te krijgen; ik kan met niemand echt praten en iedereen is bedrijvig in de weer. Tegen de avond verschijnen in ieder geval de schooljongens, wat me erg opmontert. James is vreselijk opgewonden vanwege het aanstaande feest, en ik laat me door hem uitleggen hoe het er bij een Samburu-bruiloft aan toegaat. Gewoonlijk begint het feest 's morgens, en wel met het besnijden van de bruid. Oef Dat komt hard aan. 'Why?' vraag ik. Anders is ze geen echte vrouw en krijgt ze geen gezonde kinderen, antwoordt James, die anders altijd zo goed op de hoogte is, in volle ernst. Voor ik goed en wel van de schrik bekomen ben, komt Lketinga de hut binnen. Hij kijkt me stralend aan, en ik ben blij dat hij er weer is. Hij heeft vier grote geiten bij zich; de tocht viel niet mee, omdat de dieren steeds weer terug wilden naar hun kudde. Na de gebruikelijke thee gaan de jongens weg, en dan kan ik Lketinga vragen hoe dat zit met die besnijdenis; ik zeg er meteen gedecideerd bij dat ik overal aan meedoe, maar daaraan onder geen beding. Hij kijkt me rustig aan. 'Why not, Corinne? All ladies here make this.' Ik verstijf helemaal, en net als ik tegen hem wil zeggen dat ik in dat geval niet met hem kan trouwen, hoeveel ik ook van hem houd, neemt hij me in zijn armen en stelt me gerust: 'No problem, my wife, I have told to every-body, white people have this' - hij wijst tussen mijn benen - 'cut when they are babies.' Ik kijk hem vragend aan, maar als hij liefdevol op mijn buik klopt en vraagt: 'How is my baby?' val ik hem opgelucht om de hals. Later hoor ik dat hij dat verhaal zelfs aan zijn moeder heeft verteld. Ik vind het geweldig van hem dat hij dat heeft verzonnen om me te beschermen tegen dat Afrikaanse gebruik. De dag voor de bruiloft arriveren de eerste gasten, die van ver komen en onderdak vinden in de naburige manyatta's. Mijn liefste gaat naar zijn halfbroer om de os te halen, waarmee hij de hele dag zoet zal zijn. Ik rijd met de jongens het oerwoud in om voldoende brandhout te hakken. We moeten heel wat rondrijden voor we de auto vol hebben. De jongens werken hard. Tegen de avond rijden we naar de rivier en vullen de grote tank en alle kleine tankjes die we kunnen vinden met water. Op de terugweg vraag ik James om in het theerestaurant mandazi, de kleine maiskoekjes, voor morgen te bestellen. Terwijl ik in de auto wacht, komt de jongste winkelier, een sympathieke Somalier, naar me toe en feliciteert me met mijn bruiloft. De nacht voor onze bruiloft slapen we voor het laatst in mama's hut. Onze manyatta is weliswaar al klaar, maar ik wilde pas op de dag van de bruiloft verhuizen, omdat Lketinga de afgelopen dagen veel weg was en ik niet alleen in de nieuwe hut wilde slapen. We worden vroeg wakker; ik ben erg zenuwachtig. Ik ga naar de rivier om mezelf en mijn haar te wassen. Lketinga rijdt met de jongens naar de missiepost en haalt de banken en het eetgerei op. Als ik terugkom, is het al een drukte van belang. De banken staan in de schaduw onder de boom. Lketinga's oudere broer zet thee in een enorme pot. Nu gaat Lketinga ook naar de rivier om zich te beschilderen. We spreken een uur later bij de missiepost af. Binnen trek ik mijn bruidsjurk aan en doe de bijpassende juwelen om. De huishoudster van pater Giuliano helpt me daarbij. De nauwe jurk past me nog net, en nu geloof ik toch zelf ook dat ik zwanger ben. De jurk spant een beetje om mijn borsten en mijn buik. Nadat ik me ook nog heb opgemaakt, staat pater Giuliano sprakeloos in de deuropening. Voor het eerst sinds lange tijd krijg ik weer eens een compliment. Hij zegt lachend dat die lange witte sleepjurk niet bepaald geschikt is voor manyatta's, en al helemaal niet voor de doornstruiken. Dan is mijn liefste er ook al om me op te halen, prachtig beschilderd. Enigszins geergerd vraagt hij me waarom ik zo'n jurk aanheb. Een beetje verlegen lach ik: 'Om er mooi uit te zien.' Godzijdank draag ik gewone witte plastic sandalen en geen westerse schoenen met hoge hakken. We nodigen pater Giuliano uit, die graag komt. Als ik uit de auto stap, gapen kinderen en volwassenen me aan. Zo'n jurk hebben ze nog nooit gezien. Ik voel me onzeker en weet niet wat ik verder moet doen.
Er wordt overal gekookt, en er worden geiten gevild en in stukken gesneden. Het is nog maar even na tienen, en toch zijn er al meer dan vijftig mensen. De oude mannen zitten op de banken en drinken thee, de vrouwen zitten onder een andere boom een eindje verderop. Er springen kinderen om mij heen. Ik deel kauwgom uit, terwijl de oude mensen in de rij staan voor James, die tabak weggeeft. Van alle kanten stromen mensen toe. Vrouwen geven hun melkkalebassen af bij mama, anderen binden geiten aan bomen. Boven een enorm vuur hangt een grote pan, waarin rijst en vlees worden gestoofd. Het water raakt bedenkelijk snel op, omdat er aan de lopende band thee wordt gezet. Tegen de middag is het eerste eten klaar, en ik begin ervan rond te delen, terwijl de inmiddels gearriveerde pater Giuliano staat te filmen. Geleidelijk raak ik het overzicht kwijt. Er zijn ondertussen zo'n tweehonderdvijftig mensen aanwezig, de kinderen niet meegerekend. Telkens opnieuw hoor ik dat dit het grootste feest is dat ooit in Barsaloi heeft plaatsgevonden. Ik vind dat vooral erg fijn voor mijn lieveling, die het risico heeft genomen met een blanke vrouw te trouwen terwijl lang niet iedereen daar enthousiast over was. James komt met de mededeling dat de rijst op is, terwijl veel vrouwen en vooral kinderen nog niets hebben gehad. Ik vertel pater Giuliano van deze 'tegenslag'. Hij rijdt meteen weg en komt terug met een zak van twintig kilo, die hij ons voor onze bruiloft cadeau doet. Terwijl de krijgers een beetje ter zijde beginnen te dansen, wordt er voor de anderen verder gekookt. Lketinga brengt de meeste tijd bij de andere krijgers door, die pas 's nachts aan hun eten toe zullen komen. Af en toe voel ik me behoorlijk eenzaam. Het is tenslotte mijn eigen bruiloft, maar er is niemand van mijn familie en mijn man is meer bij de andere krijgers dan bij mij. De gasten dansen. Iedere groep danst apart, de vrouwen onder hun boom, de jongens in een apart groepje en de krijgers een heel eind verderop. Een paar Turkana-vrouwen dansen voor mij. Ik moet met de vrouwen meedoen, maar na een paar dansen neemt mama me apart en vermaant me niet zo op en neer te springen vanwege de baby. Een eindje verderop is de os inmiddels geslacht en in stukken verdeeld. Tevreden stel ik vast dat er voor iedereen genoeg te eten en te drinken is. Voor het donker wordt, worden ons de cadeaus overhandigd of toegezegd. Iedereen die iets wil geven, hetzij aan mij, hetzij aan mijn man, staat op en deelt dat officieel mee. De betreffende persoon moet er speciaal bij zeggen voor wie het cadeau bestemd is, want bij de Samburu's hebben de mannen en de vrouwen ieder hun eigen bezittingen, dat wil zeggen dieren. Ik ben overweldigd door de hoeveelheid cadeaus die ik krijg: veertien geiten, twee schapen, een haan, een kip, twee jonge kalveren en een kleine kameel, allemaal voor mij. Mijn man krijgt ongeveer hetzelfde. Niet iedereen heeft zijn cadeaus bij zich; sommige zal Lketinga later zelf moeten ophalen. Het feest is bijna voorbij, en ik trek me voor het eerst terug in mijn nieuwe manyatta. Mama heeft alles voor me ingericht. Eindelijk kan ik die knellende jurk uitdoen. Ik zit bij het vuur en wacht op mijn echtgenoot, die nog in het oerwoud is. Het is een prachtige nacht, en ik ben voor het eerst alleen in onze grote manyatta. Nu begint er een nieuw leven voor mij, als zelfstandige huisvrouw.