Op 26 juli 1988 trouwen we officieel met elkaar. Twee nieuwe getuigen, Lketinga's oudere broer en nog een paar mensen die ik niet ken zijn bij het huwelijk aanwezig. De ceremonie wordt eerst in het Engels en daarna in het Suaheli voltrokken door een aardige beambte. Alles verloopt gladjes, alleen spreekt mijn liefste op het cruciale moment zijn 'Yes' pas uit nadat ik hem krachtig tegen zijn been heb geschopt. Dan wordt de akte ondertekend. Lketinga pakt mijn paspoort en zegt dat ik nu eigenlijk een Keniaans paspoort moet hebben, want ik heet nu immers Leparmorijo. De beambte zegt dat dat in Nairobi moet gebeuren, waar Lketinga toch heen moet om een permanente verblijfsvergunning voor mij aan te vragen. Nu begrijp ik er niets meer van. Ik dacht dat alles nu in orde was en het gevecht met de bureaucratie definitief tot het verleden behoorde. Maar nee, ondanks het huwelijk blijf ik toeriste tot ik die verblijfsvergunning in mijn paspoort heb staan. Mijn goede humeur ebt weg, en ook Lketinga begrijpt er niets meer van. In het hotel besluiten we dan maar meteen naar Nairobi te gaan. Met de getuigen en de oudere broer, die nog nooit een lange reis heeft gemaakt, vertrekken we de volgende dag. Tot Nyahururu rijden we met onze landrover, daarna nemen we de bus naar Nairobi. De broer valt van de ene verbazing in de andere. Ik vind het prachtig iemand te zien die op zijn veertigste voor het eerst een stad bezoekt. Hij is sprakeloos en nog hulpelozer dan Lketinga. Zonder onze hulp kan hij zelfs geen straat oversteken. Als ik hem niet bij de hand zou nemen, zou hij vast tot vanavond als aan de grond genageld blijven staan, omdat het verkeer en de vele auto's hem angst aanjagen. Bij het zien van de enorme woonblokken begrijpt hij niet hoe mensen boven elkaar kunnen leven. Ten slotte bereiken we het Nyayo-gebouw. Ik sluit achteraan in de rij wachtenden om weer eens formulieren in te vullen. Als me dat eindelijk is gelukt, zegt de vrouw achter de balie dat we over ongeveer drie weken nog maar eens moeten informeren. Ik protesteer en probeer haar duidelijk te maken dat we van heel ver komen en dat ik niet van plan ben hier zonder stempel in mijn paspoort de deur uit te gaan. Ik smeek haar bijna, maar ze zegt beleefd dat alles nu eenmaal tijd kost, maar dat ze zal proberen het binnen een week te regelen. Ik begrijp dat dit het uiterste is waartoe ze bereid is en vertrek. Buiten bespreken we de toestand. We zijn met zijn vieren en moeten een week wachten. Ik zie dat helemaal niet zitten met die drie mannen uit het oerwoud, en daarom stel ik voor naar Mombasa te gaan, zodat de broer de zee ook eens kan zien. Lketinga vindt het goed, want hij voelt zich veilig omdat wij bij hem zijn. En zo beginnen we aan de reis van acht uur, die voor ons een soort huwelijksreis is. In Mombasa zoeken we allereerst Priscilla op. Ze vindt het geweldig dat we getrouwd zijn en denkt dat de rest nu ook wel goed zal komen. Lketinga's broer wil nu snel naar zee, maar als hij voor het enorme wateroppervlak staat, grijpt hij zich aan ons vast. Dichterbij dan tien meter durft hij niet te komen, en na tien minuten moeten we het strand verlaten, zo bang is hij. Ik laat hem ook een toeristenhotel zien. Hij gelooft zijn ogen niet. Op een gegeven moment vraagt hij mijn man of dit echt nog steeds Kenia is. Het is een prettig gevoel om dit alles te laten zien aan iemand die overal nog oprecht verbaasd over is. Later gaan we eten en drinken. Hij drinkt voor het eerst van zijn leven bier, wat hem niet goed bekomt. In Ukunda vinden we een morsig hotelletje. De dagen in Mombasa kosten me een hoop geld. De mannen drinken bier en ik zit erbij, want ik heb geen zin om alleen naar het strand te gaan. Het begint me de keel uit te hangen voortdurend voor drie personen bier te betalen, en de eerste kleine ruzies steken de kop op. Lketinga, die nu officieel mijn man is, begrijpt me niet en vindt dat het mijn schuld is dat we zo lang moeten wachten voor we naar Nairobi terug kunnen. Hij begrijpt trouwens helemaal niet waarom ik nog een stempel nodig heb. Hij is tenslotte met me getrouwd, en daardoor ben ik een Leparmorijo en een Keniaanse geworden. De anderen geven hem gelijk. Ik zit erbij en weet ook niet hoe ik hun dat hele bureaucratische gedoe moet uitleggen. Na vier dagen aanvaarden we wrevelig de terugtocht. Met pijn en moeite weet ik Lketinga nog een keer, voor de laatste keer, zoals hij verklaart, dat gebouw in Nairobi in te krijgen. Ik hoop vurig dat ik dat stempel vandaag nog krijg. Ik leg opnieuw de situatie uit en vraag hoe het ermee staat. We moeten weer wachten. De drie anderen werken elkaar op de zenuwen, en mij ook. De mensen staren ons toch al verbijsterd aan. Een blanke vrouw met drie Masai, dat zie je in dit kantoor niet elke dag. Na een hele tijd worden mijn man en ik opgeroepen; we moeten met een vrouw meelopen. Als we voor een lift blijven wachten, voorzie ik al wat er zal gebeuren als Lketinga daarin moet. De liftdeur gaat open en er komt een stroom mensen naar buiten. Lketinga staart geschrokken naar de lege cabine en vraagt: 'Corinne, what's that?' Ik probeer hem uit te leggen dat we in deze doos naar de twaalfde verdieping worden getild. De vrouw staat al ongeduldig in de lift te wachten. Lketinga wil niet. Hij is bang om op deze manier naar boven te gaan. 'Dar-ling, please, this is no problem, if we are on the twelfth floor you go around like now. Please, please come!' Ik smeek hem de lift in te komen, bang dat de vrouw ons niet meer zal willen helpen als het te lang duurt. En waarachtig, hij stapt in, met ogen op steekjes. We worden een kantoor binnengeleid waar een strenge Afrikaanse ons zit op te wachten. Ze vraagt me of ik werkelijk met deze Samburu getrouwd ben. En Lketinga moet haar vertellen of hij in staat is voor mij te zorgen met een huis en eten. Hij kijkt me met grote ogen aan: 'Corinne, please, which house must I have?' Mijn god, denk ik, zeg toch gewoon ja! De vrouw kijkt ons om beurten aan. Ik ben zo hypernerveus dat het zweet met straaltjes langs mijn lijf loopt. Ze kijkt me streng aan en vraagt: 'You want to have children?' 'Oh yes, two,' antwoord ik zonder aarzelen. Er valt een stilte. Dan loopt ze eindelijk naar een lessenaar en zoekt zorgvuldig een stempel uit. Ik betaal tweehonderd shilling (ongeveer vijfentwintig gulden) en krijg mijn paspoort gestempeld terug. Ik kan in mijn geliefde Kenia blijven. Nu gauw weg hier en naar Barsaloi, naar huis!