23
Hierna zei ze niets meer; ze keek niet eens naar hem. Langzaam zakten haar armen, haar benen zwaaiden over de rand van het bed en ze ging rechtop zitten, met haar rug naar hem toe.
Weer hoorde hij in gedachten de woorden van Munn Li Compor toen ze samen in het toeristencentrum op Sayshell hadden gestaan. Hij had het over zijn voorouderlijke planeet gehad, waar Trevize zich nu bevond. 'Ze zijn er uiterst bijgelovig over. Telkens als ze het woord zeggen, tillen ze allebei de handen op en kruisen ze hun vingers om het ongeluk van zich af te wenden.'
Maar ja, dat had hij eerder moeten bedenken.
'Wat had ik dan moeten zeggen, Mitza?' mompelde hij.
Ze schudde even haar hoofd, ging staan, en liep naar buiten door een deur die zich achter haar sloot. Even later hoorde hij het geluid van water uit een kraan.
Hij had geen keuze, hij moest wachten, bloot en onwaardig. Hij vroeg zich af of hij bij haar in de douche zou stappen, maar bedacht zich. En omdat hij het gevoel kreeg dat de douche hem onthouden werd, kreeg hij er steeds meer zin in.
Maar na een poos kwam ze toch weer te voorschijn en ze zocht zwijgend kleding uit.
Hij zei: 'Vind je het erg als ik . ..'
Ze zei niets en hij ging er maar van uit dat wie zwijgt, toestemt. Hij probeerde op gedecideerde mannelijke wijze langs haar heen te lopen, maar voelde zich even ongelukkig als vroeger toen zijn moeder hem als ze boos was niet strafte met slaag, maar met zwijgen. Dan kromp hij steevast van ellende in elkaar.
Hij keek in het gladde hokje om zich heen, maar zag niets, volstrekt niets. Hij keek nu nauwkeuriger, maar zag nog niets.
Hij deed de deur open, stak zijn hoofd naar buiten en zei: 'Zeg, hoe moet ik die douche aan de gang krijgen?'
Ze zette de deodorant neer (Trevize vermoedde althans dat ze zoiets in haar handen had), liep naar het douche-hokje en wees, zonder een woord te zeggen. Trevize volgde de vinger en zag een rond, rozig vlekje op de muur, zo licht gekleurd dat het leek alsof de ontwerper met tegenzin het strakke wit had willen onderbreken voor zo'n onbenullige reden als het aanduiden van een functie.
Trevize trok zijn schouders op, leunde naar de muur en voelde aan de vlek. Dat was waarschijnlijk ook de bedoeling want even later werd hij door een nevel uit alle kanten bespoten. Naar lucht snakkend drukte hij weer op de vlek en de douche hield op.
Hij deed de deur weer open en wist dat hij er nu helemaal onwaardig uitzag, want hij rilde van top tot teen en kon nauwelijks de woorden uit zijn mond krijgen. Met een kraak-stem zei hij: 'Hoe krijg ik heet water?'
Nu pas keek ze hem echt aan en zijn uiterlijk verdreef haar woede (of vrees, of welke emotie haar ook kwelde), want ze begon te giechelen en plotseling dreunde haar lach.
'Hoezo heet water?' zei ze. 'Denk je soms dat wij energie verspillen aan heet water voor de douche? Je hebt prima lauw water daar, de ergste kou is ervan af. Wat wil je nog meer? Jullie Terminianen zijn mietjes! Ga terug en douche je, man!'
Trevize aarzelde, maar niet lang, want hij had duidelijk geen keus.
Met opmerkelijke ingetogenheid beroerde hij nogmaals de roze vlek en vermande zich tegen de ijskoude straal. Lauw! Toen zag hij zeepvlokken op zijn lijf en hij zeepte zich haastig in, want hij had het idee dat hij maar heel kort over water kon beschikken.
De wascyclus draaide verder en hij werd afgespoeld. Aha! Warm! Nou ja, misschien niet warm, maar toch ook niet zo koud en voor zijn verkleumde lijf voelde het onmiskenbaar warm aan. Toen hij overwoog om weer op de vlek te drukken en het water uit te zetten en zich afvroeg hoe Lizalor droog naar buiten had kunnen komen (hij zag nergens een badhanddoek of iets wat daarop leek), stopte de douche. Maar het water werd gevolgd door een luchtstraal die hem zeker omvergeblazen zou hebben als hij niet van alle kanten tegelijk was gekomen.
De lucht was heet; bijna te heet, maar Trevize wist dat het heel wat minder energie kost om lucht te verwarmen dan water. De hete lucht stoomde het water weg en na enkele ogenblikken kon hij zo droog naar buiten stappen alsof hij zijn leven lang geen water had gevoeld.
Lizalor leek zich nu volledig hersteld te hebben. 'En, hoe voel je je nu?'
'Niet gek,' zei Trevize. Hij voelde zich verbazingwekkend prettig. 'Ik was alleen niet op de temperatuur voorbereid. Dat had je me wel eens mogen zeggen.'
'Mietje,' zei Lizalor vriendelijk-verachtend.
Hij leende haar deodorant en begon zich aan te kleden, zich wel degelijk bewust van het feit dat zij schoon ondergoed aanhad en hij niet. Hij zei: 'Hoe had ik die.. . wereld anders moeten noemen?'
Ze zei: 'Wij noemen hem de Oudste.'
Hij zei: 'Hoe had ik kunnen weten dat die naam verboden was? Jij hebt het me niet verteld.'
'Heb je er dan naar gevraagd?'
'Ik kon toch niet weten dat ik dit moest vragen.'
'Je weet het nu.'
'Ik zal het niet vergeten.'
'Dat is je geraden!'
'En wat maakt het uit?' Trevize voelde woede opwellen. 'Het is maar een woord, een klank.'
Lizalor zei duister: 'Er zijn woorden die je niet zegt. Gebruik jij soms onder alle omstandigheden alle woorden die je kent?'
'Sommige woorden zijn vulgair, sommige zijn niet van toepassing, sommige kunnen onder gegeven omstandigheden kwetsen. Wat is er met die ... eh wereld die ik zojuist genoemd heb?'
Lizalor zei: 'Het is een droevig woord, een plechtig woord. Hij geeft een wereld weer waar je allemaal vandaan komt en die nu niet meer bestaat. Dat is heel tragisch en wij voelen dat zo omdat hij ons zo na heeft gestaan. We spreken er liever niet over en gebruiken een andere naam als het niet anders kan.'
'En dat kruisen van die vingers? Verlicht dat soms de pijn en droefenis?'
Lizalor bloosde. 'Dat was een automatische reactie en ik kan het weinig waarderen dat jij mij ertoe gedwongen hebt. Er zijn mensen die geloven dat het uitspreken van een woord, en zelfs de gedachte daaraan al, ongeluk oproept. En op die manier vrijwaren ze zich ertegen.'
'En geloof jij dat ook, dat je met dat kruisen van je vingers het onheil kunt afweren?'
'Nee... ja, in zekere zin wel. Ik voel me niet lekker als ik het niet doe.' Ze keek hem niet aan. En toen snel, alsof ze maar al te graag van onderwerp wilde veranderen: 'En wat heeft die zwartharige vrouw van jullie te maken met het slagen van jullie missie: die wereld die jij zonet noemde?'
'Zeg toch: de Oudste. Of durf je dat zelfs niet te zeggen?'
'Ik wil er liever helemaal niet over praten, maar ik heb je iets gevraagd.'
'Ik geloof dat haar volk rechtstreekse emigranten van de Oudste zijn.'
'Net als wij,' zei Lizalor trots.
'Maar haar volk heeft bepaalde tradities waarvan zij zegt dat die de sleutel zijn tot meer begrip van de Oudste, maar dat kan pas blijken als we daar geland zijn en de archieven kunnen bestuderen.'
'Ze liegt.'
'Kan zijn, maar we moeten het toch nagaan.'
'Je hebt die vrouw met die problematische kennis en je wilt met haar naar de Oudste, wat doe je dan op Comporellen?'
'Om de lokatie van de Oudste te bepalen. Ik heb eens een vriend gehad, net als ik een Foundationist. Maar zijn voorouders kwamen van Comporellen en hij heeft mij verzekerd dat veel van de geschiedenis van de Oudste op Comporellen bewaard is gebleven.'
'O, zei hij dat? En heeft hij jou ook iets van die geschiedenis verteld?'
'Inderdaad,' zei Trevize en hij zocht het nogmaals in de waarheid. 'Hij heeft mij verteld dat de Oudste een dode wereld is, volslagen radioactief. Hij wist niet waarom dat zo was, maar volgens hem was dit door nucleaire explosies veroorzaakt. Vermoedelijk in een oorlog.'
'Nee!' zei Lizalor en het spatte eruit.
'O, is er dan geen oorlog geweest? Of is de Oudste niet radioactief?'
'Hij is radioactief, maar niet door oorlog.'
'Maar hoe is hij dan radioactief geworden? De Oudste kan niet van meet af aan radioactief geweest zijn, anders was er nooit menselijk leven geweest. Dan was er überhaupt geen leven geweest.'
Lizalor leek te aarzelen. Ze ging rechtop staan en haalde diep adem. Het leek of ze lucht inzoog. Ze zei: 'Het is een straf geweest. Het is een wereld geweest die robots gebruikt heeft. Weet jij wat robots zijn?'
'Ja.'
'Ze hebben robots gehad en daar zijn ze voor gestraft. Iedere andere wereld die robots heeft gehad, is ook gestraft en bestaat eveneens niet meer.'
'Wie heeft hen gestraft, Lizalor?'
'Hij Die Straft. De krachten van de geschiedenis, ik weet het niet.' Ze keek verlegen de andere kant uit en zei toen op gesmoorde toon: 'Vraag het anderen maar.'
'Dat zou ik graag willen, maar wie moet ik het vragen? Zijn er Comporellianen die oergeschiedenis gestudeerd hebben?'
'Jazeker. Maar we zijn niet erg op hen gesteld, met we bedoel ik de gemiddelde bevolking, maar de Foundation, jouw Foundation, staat op intellectuele vrijheid zoals zij het noemt.'
'Ik vind dat niet zo'n gek uitgangspunt,' zei Trevize.
'Alles wat van buitenaf opgedrongen wordt is fout,' zei Lizalor.
Trevize haalde zijn schouders op. Het had weinig zin om hierover in discussie te gaan. Hij zei: 'Mijn vriend, dr. Pelorat, heeft zelf oergeschiedenis gestudeerd. Hij zou graag zijn Comporelliaanse collega's ontmoeten, dat weet ik zeker. Kun je daarvoor zorgen, Lizalor?'
Ze knikte. 'Ik ken een historicus, Vasil Deniador, die verbonden is aan de universiteit hier in de hoofdstad. Hij geeft geen colleges, maar misschien kan hij je verder helpen.'
'Waarom geeft hij geen colleges?'
'Het is niet dat hij dat niet mag, maar zijn studenten willen niet bij hem studeren.'
'En ik neem aan,' zei Trevize en hij deed zijn uiterste best om niet te sarcastisch te klinken, 'dat die studenten daartoe aangezet worden.'
'Waarom zouden ze bij hem willen studeren? Hij is een Scepticus, die hebben wij ook, weet je. Je hebt altijd individuen die tegen de heersende opvattingen ingaan en die zo arrogant zijn te denken dat zij en zij alleen het bij het rechte eind hebben en dat de rest zich vergist.'
'En kunnen ze daar soms niet gelijk in hebben?'
'Nooit!' snauwde Lizalor zo vastberaden dat Trevize begreep dat hij ook over dit punt beter niet door kon gaan. 'En ondanks zijn Scepsis, zal hij gedwongen zijn om jou te vertellen wat elke Comporelliaan je vertellen kan.'
'En dat is?'
'Dat als je zoekt naar de Oudste, je hem niet vinden zult.'