DEEL 1

 

1

 

Mark Dooher kon zijn ogen niet afhouden van de jonge vrouw die net de eetzaal van Fior d'Italia was binnengekomen en tegenover hen een plaats kreeg toegewezen aan een tafeltje drie meter verderop. Dooher lunchte met iemand die net als hij advocaat was. Hij heette Wes Farrell en in het algemeen voerde hij zijn praktijk uit op een ander - lager - niveau dan Dooher. De twee mannen waren sinds hun jeugd boezemvrienden geweest. Farrell keek op van zijn calamari met ogen die onheilspellend schitterden, terwijl hij zo tersluiks mogelijk de godin aan de andere kant van het vertrek opnam. 'Te jong,' zei hij. 'Kom nou, Wes.'

'Niks, kom nou. En bovendien,' ging Farrell verder, 'ben je getrouwd.' 'Ik ben getrouwd.'

Farrell knikte. 'Blijf dat tegen jezelf zeggen. Het is goed voor je. Ik, daarentegen, sta op het punt van scheiden.' 'Ik kan niet scheiden. Sheila zou nooit van me scheiden.' 'Je zou van haar kunnen scheiden als je dat zou willen...' 'Onmogelijk.' Hij lichtte toe: 'Niet dat ik het zou willen, natuurlijk, maar het is onmogelijk.' 'Waarom?'

Dooher besteedde even aandacht aan zijn pasta. 'Omdat, mijn beste, zelfs op onze bezadigde leeftijd, nu negentig procent van je inkomen afkomstig is van het aartsbisdom San Francisco en je een vooraanstaand lid bent van de rooms-katholieke gemeenschap, net als ik trouwens, een scheiding ernstig afbreuk zou doen aan je zaken. Over de hele linie. Niet alleen de Kerk, maar op alle gebieden...'

Farrell brak een stukje Italiaans brood af en doopte het in het kommetje met olijfolie dat tussen hen in stond. 'Ik betwijfel het. Mensen scheiden de hele tijd. Je beste vriend ligt op dit moment in een scheiding. Had ik je dat verteld?'

'Lydia scheidt van jou, Wes. Jij scheidt niet van haar. Dat is het verschil.

God,' zei hij, 'moet je haar zien.'

Farrell keek weer even op. 'Ze ziet er goed uit.'

'Goed?' Dooher gaf zijn ogen nogmaals goed de kost. 'Die vrouw is een lichtjaar beter dan goed.'

'Als jij het zegt, zal het wel, maar ze valt toch buiten jouw bereik. Geef me de boter even aan.'

'Boter is niet goed voor je, dat weet je toch?'

Farrell knikte. 'Is het dat niet, dan wel iets anders. Deze calamari milleottocentoottantasei bijvoorbeeld.'

'Alleen al als je het moet uitspreken.'

Een knappe jongeman in een donker kostuum - elke mannelijke gast in het restaurant droeg een donker kostuum - liep naar het tafeltje van de vrouw. Hij trok een stoel tegenover haar naar achteren, glimlachte en zei iets. Ze keek naar hem op met een koele en gereserveerde gezichtsuitdrukking. Farrell zag de uitdrukking en nog iets anders.

'Niet kijken,' zei hij, 'maar de kerel die bij haar gaat zitten, werkt die niet voor jou?'

 

Wes Farrell ging op weg naar het kantoorgebouw op de hoek van Columbus en North Beach waar hij zijn advocatenpraktijk had. Dooher aarzelde in de deuropening van Fior d'Italia, draaide zich toen om en liep de bar in waar hij een Pellegrino bestelde.

Hij dronk van het mineraalwater en keek naar zijn spiegelbeeld in de spiegel achter de bar. Hij zag er nog altijd goed uit. Hij had zijn haar nog - het lichte bruin met blonde strepen camoufleerde het weinige grijs dat aan zijn slapen begon te verschijnen - en zijn huid was nog even rimpelloos als toen hij dertig was.

Hij was nu achtenveertig en wist dat hij er tien jaar jonger uitzag, wat precies genoeg was; nog jonger zou slecht zijn voor de zaken. Hij woog negentig kilo bij een lengte van een meter tachtig. Vandaag droeg hij een Italiaans maatkostuum met twee rijen knopen in een mooie groene tint die bij zijn kleur ogen paste.

Vanaf zijn plaats aan de bar kon hij haar profiel zien. Ze was nu wat meer ontspannen, maar Wes had gelijk gehad, er sprak een zekere spanning uit haar manier van zitten en haar lichaamstaal. De man die tegenover haar zat, was Joe Avery - weer had Wes gelijk gehad - al zes jaar lang een partner in McCabe & Roth, de firma waaraan Dooher leiding gaf. (McCabe en Roth hadden beiden ontslag moeten nemen tijdens de afslanking van de afgelopen twee jaar. In weerwil van de naam was de firma nu van Dooher en werd er weer voorzichtig winst gemaakt.)

Hij dronk zijn Italiaanse mineraalwater en keek naar zichzelf in de spiegel achter de bar. Wat deed hij hier?

Hij kon er niet toe komen om te vertrekken. Het was iets wat hij dacht al lang te zijn ontgroeid - zo'n overweldigende fysieke aantrekkingskracht. Natuurlijk, toen hij jonger was geweest... een paar keer op de universiteit... zelfs tijdens de eerste jaren van zijn huwelijk, af en toe een flirt, een slippertje, iemand die zich aan hem opdrong, meestal op een zakenreis of tijdens een retraite van de firma.

Maar dat was gestopt na die ene crisis toen Sheila had ontdekt wat er aan de hand was. Ze duldde dat niet. Ontrouw paste niet in hun leven. Dooher moest kiezen tussen vreemdgaan of de kinderen.

Sindsdien had hij wel honderd keer gewenst dat hij Sheila met de kinderen had laten gaan.

Maar in werkelijkheid had hij vijftien jaar geleden ook al geen scheiding kunnen riskeren, omdat hij werkte voor liefdadigheidsinstellingen en het aartsbisdom. Daar was geld te verdienen met schoon werk. En Sheila zou daar een eind aan maken als het misliep. Hij wist dat ze dat zou doen. Ook nu nog.

Dus had hij zijn hormonen op een zijspoor gerangeerd en al zijn energie in zijn echte leven gestoken - werk, vrouw, kinderen, gezin. Hij stelde zich tevreden met de tien, vijftien, twintig dagen vakantie per jaar en een nieuwe auto.

Iedereen scheen dat veilige, volwassen bestaan over gebaande paden te overleven. Het was niet zo slecht.

Mark Dooher had er alleen een hekel aan. Nog altijd. Hij had zich nooit aan dezelfde regels hoeven houden als de anderen. Hij was gewoon beter in alles, slimmer, bezat meer charisma. Hij verdiende meer. Hij verdiende beter.

Dat kon gewoon niet het enige zijn. Doe je werk, volg de routine, word oud, ga dood. Dat kon niet. Niet in zijn geval.

 

Hij kon de vrouw niet uit zijn hoofd zetten.

Nou, hij zou het gewoon moeten doen, basta. Hij zou een beroep moeten doen op zijn befaamde discipline en haar gewoon uit zijn gedachten moeten bannen. Hij zou trouwens toch niets met haar kunnen doen. Dooher had geen vertrouwen in de dynamiek van lust, die hormonale waterval gevolgd door een lange periode van spijt. Hij was niet van plan zich daarmee in te laten.

Het was beter gewoon niet meer aan haar te denken. Of zijn hoofd niet op hol te laten brengen en het bij een fantasie te laten. Hij wist immers niets van haar en dus kon er geen echte aantrekkingskracht zijn. Want als bleek dat zoiets wel het geval was, dan zou het veel ingewikkelder worden. Want wat dan? Sheila verlaten...?

Nee, het was beter daar niet op door te gaan. Hij zat gewoon in een van zijn depressies en dacht dat de mogelijkheid om zijn leven een nieuwe inhoud te geven aan hem voorbijging.

Hij wist wel beter. In werkelijkheid was alles teleurstellend. Niets ging zoals je hoopte.

Hij zou haar uit zijn hoofd zetten en niets doen met die fantasie. Hij wilde zelfs die ene stap niet zetten, want wie weet waar dat toe zou leiden? Hij moest haar vergeten. Hij ging helemaal niets doen. Het was te stom om erover te denken.

 

Joe Avery keek op van de paperassen waarmee zijn bureau bezaaid lag, een juridisch resumé dat allang geen resumé meer was. Dooher, de vriendelijkste baas op aarde, stond in de deuropening, één hand tegen het deurkozijn, de andere achter zijn riem gehaakt, jasje open, oprechte glimlach. 'Een carnavalsfuif. Eerst feesten, dan vasten. Tenzij je andere plannen hebt...'

'Nou, ik...'

'Je zult het leuk vinden. Sheila en ik doen het elk jaar. Gewoon ongedwongen, geen kostuums, maskers of achteraf de straat op gaan, dat niet. En goed eten, als je van Mexicaans houdt. Hoe dan ook, acht uur, als je kunt komen...'

Avery was jong en enthousiast en hij had niet meer dan een honderdtal keren met Dooher gesproken in de zes jaar dat hij bij de firma was. Daarbuiten had hij hem nooit ontmoet. Zijn mond hing open van verbazing, maar hij knikte. Hij was zeker van plan te komen en vroeg zich af wat er aan de hand was.

Dooher ging verder: 'Als je andere plannen hebt, maakt het ook niet uit, maar je hebt hier je leergeld betaald - als ik me niet vergis kom je dit jaar in aanmerking voor aandelen?' Avery knikte. 'Volgend jaar, eigenlijk.'

Dooher wuifde dat weg. 'We zien wel. Kom gewoon. Breng je vriendin mee als je die hebt. Of niet. Je ziet maar. Laat het ons alleen weten.' Toen was Dooher weer verdwenen.