40

 

Op woensdagmiddag sloot Amanda Jenkins af voor het OM, hoewel ze haar ritme eigenlijk nooit had herwonnen - of gevonden. Ze had al haar getuigen opgeroepen.

De onderhoudsman van de San Francisco Golf Club had de jury het hek aan het eind van het parkeerterrein laten zien. Er zat een groot gat in.

Jenkins had Paul Thieu en de politieagenten van het wijkbureau laten opdraven en de naaste buurvrouw, Frances Matsun, die (bleek later) nooit goed met Mark Dooher had kunnen opschieten en die hem in feite helemaal niet aan de lamp had zien draaien.

Bij het kruisverhoor kreeg Farrell het eruit - Dooher had omhoog gereikt en wat met de lamp gerommeld, iets gedaan. Hij zou de lamp losgedraaid kunnen hebben.

Jenkins probeerde het niet te laten blijken, maar Glitsky zag duidelijk dat ze aangeslagen was door het meedogenloze spervuur waarmee Farrell haar getuigen had bestookt. Ze probeerde nog steeds te geloven dat het bloed alleen voldoende zou zijn voor een veroordeling en dat Emil Balian overtuigend had aangetoond dat Dooher in de buurt was geweest. Ze hield zich dapper en deed nog steeds alsof de jury zou terugkomen met een schuldigverklaring, en zeker als het OM Diane Price zou kunnen oproepen om het beeld van een heel andere Mark Dooher te laten schilderen. Glitsky bewonderde haar omdat ze niet in het openbaar in tranen uitbarstte, maar ze ging eraan en dat wist iedereen.

De kranten en de televisie hadden hun uitspraak al gedaan. Vanochtend toen hij naar het werk reed, had Glitsky zijn naam op de radio gehoord, toen hij daaraan zat te draaien en had hij zichzelf gedwongen om te luisteren naar de presentator van een praatprogramma die vond dat de beslissing om Mark Dooher voor de rechtbank te brengen met zulk ondeugdelijk bewijsmateriaal een sprekend voorbeeld was van het gebrek aan positieve actie in het stadhuis. Glitsky, een neger, en Jenkins, een vrouw, waren gepromoveerd boven het niveau van hun competentie. Hij riep de luisteraars op om te bellen wanneer ze vonden dat er een eind moest komen aan deze onzin en dan terug moesten naar aanstelling en promotie op basis van kennis en verdienste. Ze kregen de stroom tegen.

Toch begon de ochtend met een tegenslag voor de verdediging. Zodra Jenkins haar pleidooi had beëindigd, had Wes Farrell bij de rechter een verzoek om een vrijspraak ingediend. De rechter werd daarmee gevraagd te concluderen dat geen enkel jurylid tot een redelijk vonnis kon komen op basis van het door het OM gepresenteerde bewijsmateriaal. Dit verzoek werd altijd ingediend door de verdediging wanneer het OM zijn pleidooi had beëindigd en bijna nooit ingewilligd. Als de rechter gunstig op dit verzoek inging, dan zou hij de zaak niet-ontvankelijk verklaren en zou Mark Dooher vrij zijn. Thomasino opende met de afwijzing van het verzoek en Jenkins fluisterde tegen Glitsky: 'Het bloed.' Glitsky knikte neutraal.

 

Farrell, die ervoor had gekozen om bij het begin van het proces in een eerste verklaring het pleidooi van Jenkins te weerleggen, ging staan en zei tegen Thomasino dat de verdediging klaar was om haar visie ter tafel te brengen en graag zou beginnen met het oproepen van de gedaagde, Mark Dooher.

Dit was een berekende gok, maar liet zien hoe groot Farrells zelfvertrouwen was. De gedaagde had het volste recht om niet te getuigen, maar een sympathieke houding en een goed verhaal kon heel wat bijdragen om de menselijke kant van een gedaagde te laten uitkomen en dat was alleen maar gunstig. Ook had Dooher na zijn uitbarsting op de eerste dag een masker gedragen en behoedzaam alle emoties vermeden. Rustig schonk hij aandacht aan elk woord en elke nuance, overlegde af en toe met zijn beide advocaten wanneer een of ander punt hem had getroffen. Hij toonde zich geïnteresseerd en niet verslagen, maar voor de juryleden was hij nog geen persoon. Dooher boog in de richting van Christina en fluisterde: 'Wens me geluk.' Vervolgens legde hij een broederlijke hand op Farrells schouder en kneep even. Hij liep met grote passen naar de getuigenbank. Zo te zien was hij vol vertrouwen en zelfs gretig om - eindelijk - zijn verhaal te vertellen. Farrell liep naar het midden van de rechtszaal en nam met hem de vertrouwde gebeurtenissen van de middag, de hapjes en de champagne door. 'En nadat Sheila had gezegd dat ze naar boven ging om wat te slapen, wat ben jij toen gaan doen?'

Dooher keek even in de richting van de jury. Hij wilde de juryleden er niet te vaak bij betrekken - dat zou onoprecht overkomen en de indruk wekken dat hij ze bespeelde - maar af en toe kon geen kwaad, wist hij. 'Ik hing wat rond in huis en toen besloot ik naar de golfclub te gaan. Ik liep dus naar mijn auto...'

'Een ogenblik, Mark. Je liep naar je auto. Maar daarvoor, bij de achterdeur, weet je wat je daar deed?'

'Ik herinner me niets specifieks, nee.'

'En toch hebben we mevrouw Matsun horen getuigen dat je bleef staan en iets deed met de lamp boven de deur. Weet je dat nog?'

'Nee. Er kunnen spinnenwebben bij de lamp hebben gezeten. Ik kan ze hebben weggehaald, maar ik herinner me niets bijzonders.' Een vlugge blik in de richting van de jury ter verklaring. 'Misschien.'

Dit was natuurlijk gerepeteerd. Dooher ontkende niet wat Frances Matsun had getuigd. Hij was redelijk en vertelde zijn eigen waarheid zonder die van haar aan te vallen. Dat werkte, zoals de verdediging wist, heel goed.

'Mark, jouw huis heeft toch een alarmsysteem?'

Een laconiek knikje. 'Ja.'

'Heb je dat aangezet toen je die dag het huis verliet?'

Deze zorgvuldig voorbereide vragen zouden de beweringen van Jenkins onschadelijk maken nog voordat ze die kon aanvoeren. 'Nee. Ik ben alleen maar het huis uit gelopen.'

'Maar je hebt toch wel de deur afgesloten?'

'Nee.'

'Was dat niet ongewoon? Waarom heb je die dingen niet gedaan?' Dooher leunde even achterover om zijn antwoord te formuleren. 'Ik denk dat de echte reden is dat het niet bij me is opgekomen.' 'Waarom niet?'

'Nou, om te beginnen was het licht buiten. Ik dacht er niet aan dat iemand zou kunnen inbreken. We hebben nooit eerder een inbraak meegemaakt.' 'Maar je hebt de deur niet afgesloten?'

'Ik ga elke ochtend naar mijn werk en dan sluit ik de deur ook niet. Ik liet geen leeg huis achter. Sheila was er. Het is nooit bij me opgekomen dat ze niet voor zichzelf kon zorgen. We wonen in een veilige buurt. Dat dacht ik tenminste. Wanneer ik de sloten controleer, dan is dat gewoonlijk 's avonds voor het slapen gaan, zoals iedereen dat doet.' 'En het huisalarm?'

'Sheila houdt - hield niet van het alarmsysteem.' 'Waarom niet?'

'Toen we het net hadden laten installeren, deed ze drie of vier keer een deur open om huisvuil weg te zetten of wat dan ook en toen het alarm afging had ze wat moeite met het bedienen van de schakelaar of zoiets - in elk geval was er een probleem voor haar. We gebruiken het alarm eigenlijk nooit tenzij we op vakantie gaan of het weekend weg zijn. Ik was niet van plan om het alarm aan te zetten toen ze boven even een dutje ging doen. Als ze wakker werd en naar buiten liep en het alarm ging af, dan zou ze me wat hebben gedaan.'

Vervolgens naar de golfclub, waar Dooher twee emmers met ballen kocht. Ja, hij wist precies vanaf welke mat hij had geslagen. Hij ging gebukt onder zelfkritiek. 'Ik ben bang dat ik voor dit' - hij gebaarde om zich heen -'een zekere ijdelheid koesterde over mijn... over de indruk die ik maakte. Ik wilde liever niet dat men mij zag stuntelen. En dat gold ook voor mijn golfspel. Ik wilde niet dat anderen - wie dan ook - me zagen terwijl ik aan mijn slag werkte en misschien extra corrigeerde om erachter te komen wat ik verkeerd deed...'

'Edelachtbare.' Jenkins liet haar eigen ongeduld blijken. 'Dit is allemaal heel fascinerend, maar het geeft geen antwoord op de vraag vanaf welke mat hij die golfballen sloeg.'

Thomasino boog zich over de rechterstoel. 'Beantwoordt u alleen de vraag, meneer Dooher.'

'Het was de laatste mat, helemaal achteraan, aan de linkerkant als je het clubhuis verlaat.'

Farrell bleef in het ritme. 'En je bleef van die mat golfballen slaan? Tot hoe laat?'

'Tot ongeveer half tien, denk ik, tien over half tien.' 'Ben je op dat moment van de mat weggegaan?'

'Na de eerste emmer ben ik naar het toilet gegaan en heb ik in de kantine een cola gehaald. Daarna ben ik weer naar buiten gegaan voor de laatste slagen.'

'Goed.' Farrell leidde hen langs de gruwelijke ontdekking, het bellen van het alarmnummer en het wachten op de politie. Alles kwam fascinerend en geloofwaardig over zoals hij het vertelde.'

Nu schakelde Farrell in een hogere versnelling. 'Mark, inspecteur Glitsky heeft getuigd dat ik in jouw huis aanwezig was toen hij je op de avond van de moord ondervroeg. Waarom was ik daar?'

'Ik had je gebeld en jij bent gekomen.'

'Ben ik gekomen als je advocaat, omdat jij jezelf wilde beschermen tegen politievragen? Omdat je wist dat je verdacht zou worden van moord op je vrouw?'

'Nee, helemaal niet. Ik heb je gebeld als vriend.'

'Waarom heb je van al je vrienden mij gebeld, want toevallig ben ik ook je advocaat?'

'Ik ken je al vijfendertig jaar. Je bent mijn beste vriend. Daarom heb ik je gebeld.'

Farrell wierp een blik op de jury en vervolgens weer op zijn cliënt. 'Ander onderwerp. Heb je tijdens je laatste bezoek aan het kantoor van dokter Peter Harris een buisje met bloed gepakt en meegenomen?'

Dooher, die kennelijk nog steeds verbaasd was over het absurde van de vraag, schudde zijn hoofd en keek voor de laatste keer de jury direct aan. 'Nee. Nee, dat heb ik niet gedaan.'

'En zou je ten slotte, voor de laatste keer, en denk eraan dat je onder ede staat, voor de jury willen antwoorden op deze vraag: Heb jij jouw vrouw vermoord?'

Dit keer was er geen theatraal gedoe. Hij schoof naar voren, ademde in en uit en antwoordde met een vlakke, heldere stem die door de hele rechtszaal klonk. 'God is mijn rechter. Ik heb het niet gedaan.'

Farrell knikte, zei 'Dank je' en draaide zich om. 'Uw getuige.'

 

Voordat Jenkins overging tot het gedetailleerde kruisverhoor van Dooher over zijn gangen in de loop van de middag en avond van de zevende juni, wilde ze één specifiek punt ophelderen.

Ze liep naar de tafel met bewijsstukken en pakte twee stukken ter grootte van een poster die ze als bewijsmateriaal had aangemerkt tijdens de ondervraging van de onderhoudsman van de golfclub. Het eerste was een vergrote foto van het slaggebied van buitenaf genomen midden op het terrein en het andere was een schematische weergave van de rangschikking van de matten. Ze zette beide naast elkaar op een statief naast de getuigenbank.

'Zoals u kunt zien,' zei ze, 'geven ze weer hoe de oefenafslagplaats ligt. Zou u voor de duidelijkheid ten behoeve van de jury de mat willen aanwijzen waarop u hebt gestaan?'

Dooher deed dat meteen.

'De allerlaatste mat. Dat weet u zeker?'

'Dat weet ik zeker. Ja.'

'Dat is toch de mat die het dichtst bij het gat in het hek langs het parkeerterrein ligt?'

'Dat weet ik niet. Mij is dat gat nooit opgevallen. Maar als uw getuige zegt dat het er is, dan zal dat wel.'

Jenkins stond onbeweeglijk midden in de rechtszaal. Na twintig of dertig seconden sprak de rechter haar aan. 'Mevrouw Jenkins?'

Ze knipperde met haar ogen en bracht haar aandacht terug naar de rechtszaal.

Haar kruisverhoor duurde drieënhalf uur. Het leverde haar niets op.

 

'Waar ging dat allemaal over?' Christina zat aan de tafel in hun kamer te eten van een berg worteltjes en selderiestaafjes op een kartonnen bord terwijl de mannen zich bezighielden met salamisandwiches. 'De exacte mat vanwaar je de ballen hebt geslagen?'

Dooher schudde zijn hoofd. 'Ik heb geen enkel idee.'

Farrell staarde kauwend uit het raam. 'Het staat me niets aan. Ze heeft iets anders dat ze ons niet laat zien.'

'Je bedoelt nieuw bewijsmateriaal?' Christina kon zich dat niet voorstellen. 'Hoe zou dat kunnen, Wes? We hebben haar vondsten gezien. We kennen al haar getuigen. Ze had ons eerder op de hoogte moeten brengen.'

'Dat zou inderdaad volgens de regels zijn.'

Maar Dooher keek zijn vriend behoedzaam aan. 'Wat zou ze trouwens kunnen hebben, Wes?'

'Ik weet het niet. Maar ik maak me zorgen. Het is mijn werk om me zorgen te maken.'

'Maak je geen zorgen,' zei Dooher. 'Ik stond daar op de laatste mat golfballen te slaan en daarmee uit.'

Farrell knikte weer. 'Laten we het hopen.'

 

Glitsky dacht dat Richie Browne alle details van Dooher geloofde. Hij was de beroepsgolfer van de golfclub en had gestuurd kunnen zijn door een theaterbureau - een goedgebouwde man, midden dertig, in poloshirt en sportbroek. Hij had Dooher in de drie of vier maanden voorafgaand aan de moord leren kennen toen de gedaagde regelmatig zijn club begon te bezoeken.

'Zeker, hij was er de hele tijd.'

'Daarvan bent u zeker?'

'Absoluut.'

Farrell draaide zich om en keek naar de jury om hen te betrekken in die zekerheid. Over zijn schouder vroeg hij: 'Bent u zich de hele avond van hem bewust geweest?'

Browne nam de tijd. 'Ik herinner me dat hij binnenkwam. We praatten over een paar nieuwe clubs die hij wilde aanschaffen - hij was bezig geweest met een grafieten steel voor zijn drivers en dacht erover een hele set te kopen. Dus u begrijpt dat ik belangstelling had. We praten dan tenslotte over duizend dollar.'

'En was dat toen hij binnenkwam?

'Ja.'

'En wekte hij de indruk dat hij angstig, nerveus, gespannen...' 'Bezwaar! Dat is vragen om een conclusie.'

Het viel Glitsky op dat Jenkins op het puntje van haar stoel zat, met haar ellebogen op de tafel en haar vingers tegen haar lippen. Hij wist niet wat haar in dit late stadium wakker had geschud, aangezien voor hem de conclusie bijna voorbestemd was, maar ze had kennelijk iets. Toch schoof Thomasino haar bezwaar terzijde.

Farrell herhaalde de vraag en Browne vertelde dat Dooher ontspannen en vriendelijk was geweest. 'Hij praatte over golfclubs. Hij speelde geen toneel.'

'En toen hij ballen ging slaan. Wanneer hebt u hem daarna gezien?' 'Dat weet ik niet precies. Vijftien, twintig minuten later. Ik liep de deur uit met een vrouwelijke klant en zag hem helemaal aan het eind, met zijn hoofd omlaag en er helemaal in verdiept. Pats, pats, pats.' 'Goed, meneer Browne. De heer Dooher heeft getuigd dat hij binnenkwam en ongeveer halverwege een cola ging halen...' 'Edelachtbare, alstublieft!' Jenkins vloog overeind. 'Manipulatie van de getuige.'

Thomasino was een en al aandacht. Tot Glitsky's verrassing nam hij niet meteen een beslissing maar dacht hij een ogenblik na. 'Afgewezen.' Farrell ging meteen door. 'Wanneer hebt u de heer Dooher vervolgens gezien?'

'Ook dat weet ik niet precies. Hij kwam binnen voor een cola.' Jenkins sloeg geërgerd met haar hand op haar tafel. 'Misschien na zijn eerste emmer.'

'Edelachtbare! Hoe is het mogelijk!' Jenkins, die weer stond. Farrell spreidde zijn armen. 'Ik heb niets gevraagd, edelachtbare. De getuige verstrekte deze informatie uit eigen beweging.'

'Het is speculatie - een...'

Thomasino stak kalmerend een hand op. 'Ja, dat is zo. Ja, dat is zo.' Hij zei tegen de jury dat de laatste informatie moest worden genegeerd en Glitsky bedacht dat de juryleden dat collectief net zo gemakkelijk konden als dat ze op een seintje konden gaan zweven.

Maar de zitting ging verder en Farrell rondde af. 'En hebt u de heer

Dooher op een ander tijdstip in de loop van de avond gezien?'

'Zeker. Toen hij wegging.'

'Toen hij twee emmers golfballen had geslagen?'

'Bezwaar! Speculatie!'

Thomasino gaf haar weer gelijk, maar dat kon Farrell niets schelen. Hij had bijna alles gekregen wat hij wilde hebben. 'Hebt u de heer Dooher gezien toen hij wegging?'

'Ja.'

'En hoe deed hij toen?'

'Zoals altijd. Normaal. Hij kwam binnen en we praatten een paar minuten over zijn spel. Hij vertelde me een grap.'

'Hij vertelde u een grap?'

'Ja, we stonden een paar minuten te praten en toen vroeg hij me hoe je een hond moet laten stoppen als hij je been een beurt staat te geven. Daardoor weet ik dat ik hem weg heb zien gaan. Ik lachte.' 'Jullie lachten samen?'

'Het was een goede grap.' Browne zweeg even, wierp een snelle blik op de jury en gaf toen de clou prijs. 'Je geeft hem een pijp.'

Het bleef even stil in de rechtszaal en toen klonk er een nerveus gelach. Thomasino liet een paar keer zijn hamer neerkomen, de orde werd hersteld en Farrell droeg Richie Browne over aan Amanda Jenkins voor het kruisverhoor.

 

'Meneer Browne, ik stel bijzonder belang in de cola die u de heer Dooher zag halen. Bij uw verhoor door inspecteur Glitsky over die avond hebt u daar niets over verteld.'

'Ik geloof het niet. Ik herinnerde me dat moment niet. Later dacht ik eraan dat het die avond was.'

'En weet u het nu zeker?'

'Ja.'

'Dus - om volstrekt duidelijk te zijn, meneer Browne - getuigt u nu onder ede, dat de heer Dooher een cola kocht toen hij halverwege het slaan van golfballen die avond pauzeerde.'

Browne voelde zich niet op zijn gemak. 'Ik denk dat hij een cola kwam halen.'

'U denkt dat de heer Dooher een cola kwam halen? U bent er niet zeker van.'

'Ik ben tamelijk zeker.'

'Maar niet volledig zeker.'

Browne reageerde non-verbaal op de vraag. Hij leunde achterover in de getuigenbank en sloeg zijn armen over elkaar. 'Nee, niet helemaal zeker. Maar ik denk wel dat het die avond was.'

'Meneer Browne, u bent niet volledig zeker dat u de gedaagde halverwege de avond zag binnenkomen om een cola te halen? Is dat uw getuigenis?'

Farrell reageerde meteen. 'Gevraagd en beantwoord, edelachtbare.' Thomasino was het met hem eens.

Het begon vlug te gaan met Farrells getuigen à decharge. Zodra Richie Browne op de tribune was gaan zitten riep Farrell Marcela Mendoza op, een tweeënveertigjarige voormalige hoofdlaborant van het St. Mary's Hospital. Na haar persoonlijke gegevens en de taken die tot haar functie behoorden gedurende de twaalf jaar dat ze in het ziekenhuis werkte te hebben vastgesteld, vroeg Farrell: 'Mevrouw Mendoza, hebt u in de tijd dat u op de afdeling bloedonderzoek van het ziekenhuislaboratorium werkte, ooit meegemaakt dat bloed dat bij een patiënt was afgenomen voor bloedonderzoek op een of andere manier zoekraakte?'

'Ja.'

'Vaak? Wacht even voordat u daarop antwoord geeft. Hoeveel bloedtesten deed u?'

'Nou, we deden zo'n zes-, zevenhonderd bloedtesten per week, denk ik.'

'Een honderd per dag?'

'Zo ongeveer.'

'En hoe vaak kreeg een buisje met bloed een verkeerd etiket of werd het verkeerd weggezet of raakte het zoek, gemiddeld, in de twaalf jaar dat u in het ziekenhuis werkte.'

'Bezwaar, edelachtbare. De dokter van de gedaagde werkte niet in dat ziekenhuis.'

Glitsky had de indruk dat Farrell juist had gehoopt dat Jenkins dit zou zeggen. 'Edelachtbare, dat is precies het punt. We willen laten zien dat het bloed van een aantal plaatsen afkomstig kan zijn.' Thomasino's wenkbrauwen gingen omhoog. 'Afgewezen. Gaat u door.'

De vraag gaf mevrouw Mendoza duidelijk een onbehaaglijk gevoel. Het betrof informatie waarmee het publiek niet erg blij zou zijn. Toen ze nog in het ziekenhuis werkte, zou ze ook nooit vragen hebben beantwoord over zoekgeraakt bloed - zowel omdat ze dat niet zou hebben gewild als omdat haar dat zou zijn opgedragen.

Maar Farrells detective had haar in augustus opgespoord en haar ervan overtuigd dat haar deskundigheid op dit terrein het leven van een onschuldige kon redden. 'Ik denk dat we een of twee keer per week bloed kwijtraakten.'

'Per week?' Farrell, die het antwoord natuurlijk al kende, deed of hij geschokt was. 'Een of twee keer per week?'

'Soms meer, soms minder.'

'En dat zoekgeraakte bloed, waar gaat dat naar toe?'

Mendoza veroorloofde zich een glimlachje. 'Als we dat wisten, meneer Farrell, zouden we het toch niet kwijt zijn?'

Een en al instemming, deed Farrell een stap in haar richting. 'Goed, mevrouw Mendoza, hebt u persoonlijk ooit meegemaakt dat een laborant een buisje met bloed liet vallen en dat niet rapporteerde?'

'Ja.'

'En waarom was dat?'

'Ze wilden niet in moeilijkheden komen, dus zeiden ze dan dat ze het bloed voor de testen nooit hadden gekregen.'

'En bent u persoonlijk bekend met zo'n geval?'

'Ja.'

'Zou u wat vollediger kunnen zijn?'

'Een van mijn mensen deed precies wat ik zojuist heb beschreven en ik heb dat niet gerapporteerd en het daarbij gelaten.'

Hij hoefde hier niet op door te gaan en Farrell vervolgde: 'Mevrouw Mendoza, hoeveel bloedlaboratoria zijn er ongeveer in de stad?' 'Grote laboratoria zijn er zo'n acht of negen. Kleine laboratoria, dokterspraktijken, mobiele centra, bloedbanken - daarvan zijn er waarschijnlijk honderden. Precies weet ik dat niet.'

'Meer dan vijftig?'

'Zeker.'

'En was er voorzover u weet ooit een probleem met kwijtgeraakt bloed in een van deze instellingen? Bij het transport naar en van een dokterspraktijk? Iets dergelijks?'

Mevrouw Mendoza vond de vraag niet leuk, maar ze kende het antwoord. 'Met het meeste bloed is er nooit een probleem,' zei ze. 'Dat besef ik. Maar soms...?'

'Natuurlijk. Zeker.'

Over het bloed kwam de een na de andere getuige aan het woord, wat dubbel bezwaarlijk was, dacht Glitsky, omdat Amanda Jenkins niet veel kon doen tijdens het kruisverhoor. Artsen en laboranten van het County General Hospital, het St. Luke's Hospital, de Masonic Blood Bank en een groot aantal andere plaatsen namen allemaal in de getuigenbank plaats en getuigden tien minuten, waarbij ze in wezen allemaal hetzelfde vertelden: Er raakt altijd bloed kwijt. Het was mogelijk - misschien niet waarschijnlijk en misschien moeilijk, maar zeker mogelijk - voor een persoon om een buisje met bloed op te pakken en ermee een gebouw uit te lopen. Het ergste moment vanuit Glitsky's perspectief kwam helemaal aan het eind van de dag toen Farrell brigadier Eames van bureau Park Station opriep. Het was altijd vervelend wanneer de verdediging een wetshandhaver opriep om te getuigen. De afgelopen zes jaar had Eames gewerkt aan zaken op het gebied van voodoo, zwarte kerk en satanisme, die stuk voor stuk bij hun rituelen gebruik maakten van bloed uit allerlei bronnen. Eames was van mening dat elke politieman in de stad die bloedmonsters wilde hebben niet verder hoefde te zoeken dan de kluis voor bewijsmateriaal in elk districtsbureau op een normale zaterdagavond.