15

 

Christina wist dat het gebeurd was op zaterdag tijdens het etentje bij Sam thuis... of daarna.

Op weg naar haar appartement bleef Joe maar zeuren. Hoe kwam het dat Christina dacht Mark Dooher zo goed te kennen? Wat was er tussen hen tweeën? Hoe kwam ze erbij om te zeggen dat hij zeker geen rotzak was? En nu ze het er toch over hadden, wat wist ze eigenlijk van die 'retraites' van Dooher en Farrell?

Christina had haar ogen gesloten, te moe om er nog langer tegenin te gaan, het uit te leggen of het zich aan te trekken. Ineens had ze gezien dat Joe voor haar niet de ware was en niets in de hele wereld zou daar iets aan veranderen. Het zou nooit iets worden met hem. Ze hield niet van hem. In het begin had ze hem bewonderd, daarna was uit nieuwsgierigheid verlangen ontstaan gevolgd door vertrouwen. Maar het feit bleef dat ze gewoon niet veel voor hem voelde. Behalve wanneer hij begon over feiten. En zelfs dan had ze geen hekel aan hem - ze vond hem alleen maar irritant, vervelend.

Zogenaamd met hoofdpijn was ze alleen haar appartement binnengegaan met de belofte hem te zullen bellen zodra ze zich beter voelde. Dat was zondag niet het geval. Op maandag was hij naar L.A. gevlogen, waar hij had overnacht. Beide avonden had ze buitenshuis gestudeerd. Bij thuiskomst had ze op haar antwoordapparaat zijn humeurige boodschappen aangehoord en was alles nog duidelijker geworden. Nu was het woensdagochtend en ze bleef in de deuropening van zijn kantoor staan. Zoals altijd kwam hij om in het werk. In zijn ene hand hield hij de telefoon, met de andere ondertekende hij iets en tegelijk las hij iets anders, gaf stukken door aan zijn secretaresse, die met een notitieblok en een uitdrukking van ergernis en angst naast hem stond. Ja, dacht Christina, Joe gaat het helemaal maken.

Het lot bezegelde haar besluit. Op dat moment zei Joe op redelijke toon door de telefoon: 'Ik denk niet dat je alles helemaal op een rijtje hebt, Bill, dat is een feit.'

Ze liep zijn kantoor in. Toen hij haar zag, stak Joe een vinger op, wees naar de telefoon en glimlachte alsof ze een cliënte was die hij had verwacht. Zijn lippen vormden geluidloos 'wacht even'.

Ze schudde verdrietig haar hoofd en legde de envelop met daarin de ring en haar brief op zijn bureau. Ze tikte er een keer op, draaide zich om en liep naar buiten.

 

'Ik voel me een lafaard omdat ik gewoon ben weggelopen.' 'Wat had je hem dan moeten zeggen?' 'Ik weet het niet. Gewoon alles.' 'Zou hij hebben geluisterd?'

'Misschien naar het feit dat ik het uitmaakte. Wie weet.' Ze keek uit het raam naar de schuimkoppen op het blauwe water van de baai, naar zeiljachten die bijna kielden in de bries, San Francisco in de verte, de Golden Gate Bridge achter de Sausalito bocht aan haar rechterhand. Bij het zien van Sams uitdrukking lachte ze. 'Nee, je hebt gelijk. Zelfs dat niet. En die blik van jou is niet eerlijk.' 'Welke blik? Ik zei helemaal niets.' 'Je weet wat voor blik. En je hoefde niets te zeggen.' Ze hadden de veerboot naar Sausalito genomen en zaten nu bij Scoma. In het centrum zaten twee ervaren vrijwilligsters en Sam had besloten dat ze wel een paar uur weg kon blijven. Christina had na het afgeven van haar envelop eerst naar het kantoor van Dooher willen gaan om hem alles te vertellen, tot ze bedacht dat ze daardoor misschien de indruk wekte dat ze hem probeerde te verleiden, iets wat ze helemaal niet van plan was. Met welk doel? Hij had duidelijk gemaakt dat hij getrouwd was en in dat opzicht niet in haar was geïnteresseerd. Dat was echt een opluchting geweest, hoewel ze hem geweldig vond.

Soms dacht ze dat geen enkele man op deze planeet kon zien hoe ze van binnen was. Mark wel. Hij hield gewoon van haar zoals ze was. Dat maakte haar gelukkig.

Christina besefte echter ook wel dat haar besluit om met Joe te breken mede was ingegeven door het feit dat ze ongewild een vergelijking had getrokken tussen de jongere man en Dooher met zijn bedwelmende mengeling van een knap uiterlijk, importantie, ervaring, macht en humor. Ze besloot dat haar ontluikende vriendschap met hem de lakmoesproef zou zijn voor het soort relatie waar ze ten slotte... bewust voor zou kiezen. Iemand met de goede eigenschappen van Dooher, als zo iemand tenminste te vinden was. Het zou wel eens een poos kunnen duren. Maar dat was de andere kant, het andere - geweldige - resultaat van de vriendschap met Mark Dooher. Kwam er geen andere man op haar weg om te bevestigen wie zij was, dan hoefde dat niet het einde van de wereld te betekenen.

Christina probeerde het Sam duidelijk te maken. 'Ik weet niet waarom ik zoveel tijd nodig had om dat te gaan inzien. Soms denk ik dat Mark en mijn vader de enige mannen zijn die me mogen omwille van mezelf.' Sam, die een overheerlijk stukje vers brood in de voortreffelijke goudbruine saus doopte, reageerde nuchter. 'Het is de vloek van een fabelachtige schoonheid.' Ze sloeg haar ogen op. 'Ik meen het.'

Christina wist dat ze haar oogleden niet met valse bescheidenheid hoefde neer te slaan. 'Best. Maar nu krijg ik tenminste de indruk dat ik zelf ook iets waard ben.'

'En anders?'

'Ik weet het niet. De mindere helft van de vent met wie ik toevallig samen ben?'

'De trofee?'

Christina knikte. 'Tot op zekere hoogte is het vleiend. Dus laat ik het over me heen komen en word degene die ze graag willen dat ik ben.' 'Het is aanlokkelijk. En het is vleiend. Het is ook wat iedereen jou altijd heeft voorgehouden: je wilt behagen. Dus doe je dat.' Sam depte nog wat saus op. 'Zo'n heerlijke saus maken lukt me thuis nooit. Hoe doen ze dat toch?' Ze nam een hap, kauwde, zuchtte. 'Het is een van de harde waarheden.' 'De saus?'

Sam lachte, schudde haar hoofd. 'Welke saus?' Opnieuw een lach. 'Ik draaf door, hè? Nee, de harde waarheid over wie we zijn. Ongeveer tien jaar geleden heb ik hetzelfde doorgemaakt.' 'Ik kan je niet helemaal volgen. Hetzelfde wat?'

'Deze beslissing, dat ik niet de persoon was die een man dacht dat ik was.' 'En je nam hem gewoon?'

'Nee.' Weer een glimlach, een opgestoken vinger. 'Maar ik probeerde het wel. Voor de buitenwereld deed ik het. Ik heb vier of vijf keer mijn hart gebroken en raakte verbitterd en cynisch over mannen. Maar ik begon beter over mezelf te denken. Denk ik. Uiteindelijk.' Christina knikte. 'Nou, ik ga niet terug. Niet zo. Geen volgende Joe.' 'Goed. Hou dat gevoel vast. Je zult het nodig hebben als je zes maanden verder bent. Dan word je een beetje eenzaam. Neem dat van mij aan.' 'Ik denk dat ik tegen eenzaamheid ben opgewassen. Ik ben eerder alleen geweest. Alleen was het toen duidelijk de periode tussen het vorige en het volgende vriendje. Nu denk ik dat ik bepaalde vriendschappen ga koesteren.' 'Vriendschappen zijn goed,' zei Sam. 'Zolang je niets door elkaar haalt.' 'Je bedoelt Mark Dooher?' Christina schudde haar hoofd. 'Nee. Zo is Mark niet.'

Sam fronste een wenkbrauw. 'Is hij dan seksloos?'

'Nee.' Ze lachte. 'In dat opzicht straalt hij... vertrouwen uit, denk ik. Maar hij is gelukkig getrouwd. Hij heeft me nooit zo benaderd. Eerder het tegenovergestelde. Handen thuis. Ziet me in de eerste plaats als een persoon. Het is echt geweldig.'

'Ik moet die eens ontmoeten. Wes denkt ook dat hij een godheid is.' 'Nu we het over hem hebben...' 'God? Of Wes?'

Christina knikte. 'Meneer Farrell.'

'Ik vrees dat de eenzaamheid het van me won en dat ik hem wat, eh, overmoediger achternaliep dan ik wilde. Nu denk ik graag dat we voorzichtig een vriendschap ontwikkelen, maar we hebben nog een lange weg af te leggen voordat we het oppervlakkige stadium voorbij zijn.' 'Dat is toch niet zo erg?'

Sam haalde haar schouders op. 'Ik weet het echt niet. Dat is het gekke. Waar we de laatste dagen over hebben gepraat, maakt me wat nerveus. Ik wil absoluut niet iets hiervan' - ze klopte op haar hart - 'investeren voordat ik hem beter ken.' 'Niet voor je weet of het echt is.'

Sams gezicht was een caleidoscoop van gevoelens. Ze knikte schaapachtig. 'Daar draait het altijd om, hè?'

 

Glitsky kon het niet uitstaan wanneer hij een plausibele verdachte moest laten schieten en zijn laatste twee gesprekken - het ene met zijn vrouw, het andere met Paul Thieu - hadden daar nu voor gezorgd. Het ontbrak hem niet alleen aan bewijsmateriaal dat Mark Dooher aanwees als de moordenaar van Victor Trang, maar - zoals hij Flo had verteld - er was evenmin een aanvaardbaar motief waarom de succesvolle eigenaar van een advocatenkantoor een andere advocaat zou doodsteken vanwege een mogelijke ongunstige schikking. Hoe graag hij het ook had, die mogelijkheid was eenvoudig uitgesloten.

Hij moest het dus over een andere boeg gooien en daarom was hij even langsgegaan bij Paul Thieu op Vermiste Personen. Glitsky had Paul gevraagd Felicia Diep te bellen om een afspraak te maken, de eerste helft van de middag als het kon.

In de tussentijd ging Glitsky naar boven, naar Moordzaken. Het vertrek zag er net zo uit als altijd - een grote, open ruimte met twaalf bureaus waarvan er nooit meer dan drie tegelijk in gebruik waren; de deuropening die toegang gaf tot het 'kantoor' van het hoofd van Moordzaken, inspecteur Frank Batiste, en waarin de deur ontbrak; twee dikke pilaren waarop iedere poster, fax, bericht over onderschepte partijen munitie, aangifte van autodiefstal, willekeurig telefoonnummer van een call-girl enzovoort, enzovoort was aangeplakt, vastgespeld of geniet dat de afgelopen vier jaar terecht was gekomen op het bureau van een rechercheur, die het op dat moment te belangrijk, vreemd of ongewoon had gevonden om het meteen naar de prullenmand te verwijzen.

Glitsky's bureau stond naast een van die pilaren. Hij wipte zijn stoel achterover, vouwde zijn handen achter zijn hoofd en legde zijn voeten op zijn bureau. Zijn blik bleef rusten op een briefje op ooghoogte: 'Laat je mond geen cheque uitschrijven die je kont niet kan dokken'. Glitsky liet zijn stoel weer naar voren zakken, probeerde het knagende gevoel van zich af te zetten. Hij moest zich niet langer op Mark Dooher concentreren die in sommige opzichten de minst waarschijnlijke verdachte was. Maar juist om die reden...

Intuïtie was belangrijk. Dat was het probleem. Glitsky's instinct schreeuwde iets wat hij niet kon bewijzen - de moord op Trang moest iets persoonlijks zijn geweest. Iemand had hem intens gehaat. En dat aspect leek gewoon niet aanwezig bij Mark Dooher, zijn zakelijke tegenspeler. Glitsky moest dus niet langer zijn energie aan hem verspillen.

Behalve als Trang iets belichaamde dat Dooher door en door haatte. Zoals Vietnamezen.

Nee. Vergeet dat. Hij had werk genoeg. Nog zes urgente moordzaken. Het kon ook Lily, de vriendin, zijn. Vriendinnen hadden altijd wel een motief. En Lily zou ervan profiteren als Trang Doohers voorstel accepteerde. Was ze misschien kwaad op hem geworden, toen hij het had afgewezen? Gisteren had hij zich voorgehouden dat ze te tenger was en Trang nooit omhoog kon hebben gehouden. Maar - een gedachte die plotseling bij hem opkwam - stel dat ze nog een vriend had? Ze had geweten dat Victor alleen op kantoor was. Hij had dat over het hoofd gezien - als ze vriend nummer twee had gestuurd... 'Abe. Heb je even?'

Frank Batiste stond in de deuropening van zijn kantoortje. De inspecteur en Glitsky waren steeds gelijktijdig bevorderd. Allebei behoorden ze zogenaamd tot een etnische minderheid - Glitsky was voor de helft zwart en Batiste was een 'Spaanse achternaam' - en allebei wilden ze nergens van profiteren, hoewel er in San Francisco legio voordelen aan die status verbonden waren. Zoiets schiep een band. Hoewel Batiste op dit moment een hogere rang had dan Glitsky, waren ze even lang bij de politie in dienst en voelden ze zich gelijken.

Glitsky stond dus op en tegen de tijd dat hij bij de deuropening was zat de inspecteur achter zijn bureau. 'Wat is er, Frank?'

'Kom binnen. Ga zitten. Doe de deur dicht.'

Een grapje, omdat er geen deur was. Glitsky ging op de klapstoel tegenover het bureau zitten. Batiste haalde een potlood uit zijn la, begon daarmee op het bureau te tikken en vertelde weer een van zijn grapjes. De enige constante, bedacht Glitsky. Er was altijd wel iemand met een flauwe grap. En Batiste had daar patent op.

'Zorg dat je een impresario krijgt, Frank. De juiste impresario maakt nog een ster van jou.'

'Klopt. Het nadeel is dat hier dan een vacature ontstaat,' zei Batiste. Hij ging wat rechter zitten om ter zake te komen. 'Dat brengt me op de kwestie die ik wil bespreken. Ik zag dat je dit jaar niet opgaat voor het inspecteursexamen. Wil je niet meer verdienen?' 'Extra geld zou welkom zijn.' 'Wat is dan de reden?'

'Misschien wil ik geen inspecteur worden. Misschien wil ik niet weg bij Moordzaken.' Bevordering tot inspecteur hield normaal overplaatsing naar een andere afdeling in. Er bestonden echter uitzonderingen op deze regel. Batiste was zelf voor zijn bevordering rechercheur op Moordzaken geweest. Je mocht er niet op rekenen, maar Batiste zinspeelde erop dat met Abe hetzelfde kon gebeuren. Hij moest dan natuurlijk wel eerst voor dat examen slagen.

Batiste trok de la van zijn bureau open en haalde er een handvol ongepelde pinda's uit. Hij legde die tussen hen in op het bureau, pakte er een en maakte die open. De pinda's waren ook een constante factor op de afdeling Moordzaken. Niemand die zich herinnerde wanneer of hoe ze daar voor het eerst waren verschenen, maar ze waren er altijd. 'Dat is prima, als je dat echt wilt. Ik wil alleen niet dat je een vergissing maakt. Ik weet dat je de laatste tijd veel aan je hoofd hebt.'

Batiste kauwde op de pinda en pelde er nog een. Dit was een penibel onderwerp. 'Als je het mij vraagt, wil je dat examen afleggen, en je opties openhouden.'

Glitsky dacht daar even over na en knikte toen. 'Goed. Bedankt dat je me eraan liet denken.'

'Best.'

Het geluid van pinda's die werden gepeld. Geen van beide mannen verroerde zich. 'Zeg, Frank...' 'Ja?'

Weer een langdurig zwijgen. Batiste haalde nog een handvol pinda's uit zijn la. Glitsky stond op, liet zijn pindadoppen in de prullenbak vallen, keek door de deuropening van Batiste's kantoor en ging toen weer zitten. 'Weet je zeker dat er niets anders speelt? Als dat zo is, ik kan ertegen.' 'Zoals wat?'

'Bijvoorbeeld dat ik zoveel aan mijn hoofd heb dat ik mijn werk niet goed doe?' Glitsky's stem bleef zakelijk. 'Of dat ik beter als inspecteur op Verkeerszaken wat paperassen heen en weer kan gaan schuiven, dan als brigadiertje op Moordzaken me te barsten te werken.' Glitsky keek de inspecteur aan. 'Ik zou dat willen horen, Frank, ik zou het echt willen weten. Als ik soms...' 'Wie zegt dat?'

Glitsky liet zijn schouders hangen. 'Ikzelf, denk ik. Ik vraag erom. Ik kon de zaak Levon Copes niet sluitend krijgen. Daarna kreeg ik de zaak toegespeeld van die leukerd die bij de Tastee Burger in het wildeweg begint te schieten; een zaak waarin geen onderzoek hoeft te worden gedaan maar die me van de straat houdt? Dat soort dingen zet me aan het denken.' Batiste liet zijn pinda's voor wat die waren, schudde zijn hoofd. 'Geen mens die dat zegt, Abe. Zelfs de gedachte is niet bij me opgekomen.' Glitsky haalde diep adem. Batiste: 'Alles in orde, Abe?'

'Ik vat alles verkeerd op, Frank. Het spijt me. Ik wilde het jou niet aanwrijven. Ik interpreteer alles gewoon verkeerd.'

Batiste vertelde Abe dat hij zich niet zo druk moest maken over wat hij misschien verkeerd deed. Wat maakte het uit als hij een paar minuten verspilde? Zij werkten in het laatste bolwerk van de stad waar de resultaten telden - niet de uren. Als Glitsky soms dacht dat hij niet op alle cilinders liep, dan deden er nog genoeg mee om het werk gedaan te krijgen. Hij moest dus de twijfel van zich afzetten, waarom hij dacht dat Dooher het had gedaan.

Deskundigen hadden soms een voorgevoel. Je stelde jezelf iedere vraag die je kon bedenken, zelfs al wist je niet precies waarom je het moest vragen. Het beantwoorden van al die vragen vergde vermoedelijk niet meer dan een kwartier.

Daarna kon hij weer met Lily Martin gaan praten, of met Felicia Diep. Of de paus.

Wat Glitsky op een idee bracht.

 

'Tussen haakjes, gisteravond heb ik je vriendin weer ontmoet. Ik geloof dat ze je wel aardig vindt.'

Wes Farrell zat op de houten vloer van de squashbaan en leunde met zijn rug tegen de achterwand. Hij ademde zwaar. Dooher hoefde niet op adem te komen. Afwezig mepte hij de bal tegen de muur en sloeg hem met een sprongetje terug. Een machine.

'Ik heb er zoveel, Wes, over welke hebben we het?

'De knappe.'

Dooher hield zijn racket schuin en de bal vloog recht van zijn racket met een sierlijke boog in zijn wachtende hand. 'Ze zijn allemaal knap,' glimlachte hij.

'Maar niet allemaal zo knap als zij. Het meisje uit de Fior d'Italia? Christina. Je zomerstagiaire. Gaat er een belletje rinkelen?' Dooher corrigeerde hem. 'Een van mijn stagiaires, Wes. Ik denk dat we er ongeveer tien aannemen. En hoewel ik het jammer vind je fantasieën te bederven, we houden het platonisch.' 'Ik dacht dat ik het over jóuw fantasieën had.'

'Ik koester geen fantasieën. Ik leid een geordend en gedisciplineerd leven, zodat ik jou bij de volgende partij weer kan verslaan. Bovendien genieten Sheila en ik op dit moment juist van een kleine opleving.' Dooher trok zijn schouders op om het niet al te belangrijk te maken en liet de bal op de vloer stuiteren. 'Dubbel of niets? Ik ben zover. Waar zag je haar?'

Farrell hees zich moeizaam overeind. 'Ik beleef zelf ook een kleine opleving.'

'Met Lydia?'

'Welke Lydia? Ze heet Sam.' Hij kwam hinkend overeind en hield zijn rug vast. 'Hoe komt het trouwens dat ik zo kapot ben? Ik eet goed en ik drink matig. En op dit moment ben ik toch lichamelijk bezig?'

Dooher liet de bal stuiteren en ving hem blindelings op. 'Wie is Sam?'

'Mijn vriendin, stommerd. En Christina Carrera is een vriendin van haar. We hadden een dineetje.'

'Waarbij mijn naam viel?'

Wes haalde zijn schouders op. 'Niet voordat tot ons doordrong dat de helft van de aanwezigen jou kende. Ik zei dat je niet zo kwaad was als je eruitziet. Ik vrees dat ik hun jouw Vietnamverleden heb verteld.' Doohers gezicht betrok even. 'Dat verhaal. De afgelopen tien jaar is het, denk ik, niet één keer ter sprake gekomen en nu twee keer...' Dooher vertelde over Glitsky. 'Daarom liet ik hem de foto zien. Hoe reageerde Christina op al die praatjes over mij?'

'Ze had jouw tragische achtergrond niet nodig om jou een held te vinden. Ze is een van je bewonderaarsters. Blijkbaar heeft iemand haar misleid, waardoor ze denkt dat jij een blanke pit in een ruwe bolster bent.' 'Ze heeft een scherp inzicht in de menselijke natuur,' zei Dooher. 'Misschien geef ik haar opslag.'