16
Het was niet bepaald de paus, maar het Pools van Glitsky was ook niet al te best. Hij dacht dat de aartsbisschop dicht genoeg in de buurt kwam. Flaherty's secretaris deed aanvankelijk nogal koel, maar nadat Glitsky hem duidelijk had gemaakt dat hij Zijne Excellentie persoonlijk moest spreken over de moord op iemand uit zijn kudde, was de man eerst geïnteresseerd geraakt en daarna ontdooid. Hij keek het even na. Flaherty had voor twee uur een afspraak maar hij had vroeg geluncht en was nu op kantoor. Of Glitsky even wilde wachten.
Het was in orde, had de secretaris hem verteld. Als Glitsky nu meteen naar de kanselarij kwam, dan zou de aartsbisschop Glitsky tot zijn volgende afspraak kunnen ontvangen. Zeg twintig minuten als Glitsky vloog. Hij vloog.
De ramen stonden open en van beneden klonk het geluid van spelende kinderen.
Ze hadden plaatsgenomen in fauteuils. Het was kil in het Spartaans ingerichte kantoor. Glitsky hield zijn jack dicht. De rest van het vertrek benadrukte het minimum aan persoonlijk comfort - een berber op de vloer, een sober bureau, een computer, de stoelen, enkele foto's waarop Flaherty stond afgebeeld met onbekenden, kinderen en sportmensen, een crucifix, een muur vol boeken. Zonder pretentie of teken van aardse macht. Glitsky had zoiets niet verwacht.
Ook de man had hij zich anders voorgesteld. Met zijn zwarte pantalon, instappers, witte kousen en groen-wit gestreept overhemd had de aartsbisschop kunnen doorgaan voor een leraar aan een middelbare school. Zijn grijze ogen waren echter opmerkelijk. Daarachter ging intelligentie schuil, dacht Glitsky, grote intelligentie. De bekwaamheid om plannen te maken. Zaken te doorzien.
Maar ondanks dat leek hij Glitsky's vragen niet te begrijpen. 'Wilt u zeggen dat Mark Dooher u vertelde dat wij hier, maandag een week geleden, een bespreking hebben gehad?' 'Nee, dat heeft hij niet gezegd.' 'Goed, want dat was ook niet zo.'
'Er heeft geen ontmoeting plaatsgevonden om te praten over een verhoging van het schikkingsvoorstel dat u meneer Trang wilde doen?' 'Ja, we hebben elkaar ontmoet, maar dat was... dat moet drie weken geleden zijn geweest. Misschien langer. We besloten er niet op in te gaan en vast te houden aan de geboden zes ton.'
De schikking was kennelijk nog niet van de baan. Maar Flaherty wilde meer weten. 'U zei dat u met Mark, meneer Dooher, heeft gesproken? Maar als hij niets over een ontmoeting heeft gezegd, wie dan wel?' 'De vriendin van Victor Trang. En zijn moeder. Los van elkaar.' Glitsky begreep dat hij wat duidelijker moest zijn. 'Ik heb met de mensen gesproken die beschikbaar waren, meneer. Te beginnen met Dooher.' 'Hoe kwam u op een verband tussen Dooher en Trang?' Flaherty mocht dan proberen op de achtergrond te blijven, hij was gewend te bevelen. Glitsky leunde achterover en zei rustig: 'Dooher belde Vermiste Personen. Hij, de vriendin, de moeder. Daar ben ik mee begonnen. Uit eigen beweging vertelde Dooher niets over zijn ontmoeting met u, maar sindsdien hebben twee bronnen er iets over gezegd. Ik probeer nu te ontdekken of die ontmoeting heeft plaatsgevonden.' 'Waarom bent u niet teruggegaan naar Dooher?'
Glitsky boog voorover en zocht oogcontact. 'Neem me niet kwalijk, meneer, maar vindt u het bezwaarlijk als ik een paar vragen stel? Gewoonlijk doen we het op die manier.'
De aartsbisschop lachte galmend, vermande zich en zei tegen Glitsky dat het hem speet. Hij zou verder zijn mond houden. 'Er was dus geen sprake van een ontmoeting?'
'Nee. Niet op die maandagavond. Op geen enkele avond. Zoals ik al zei, we bespraken de schikkingsvoorwaarden tijdens een van onze gebruikelijke, zakelijke besprekingen.'
Glitsky raadpleegde zijn aantekeningen over het gesprek met Lily Martin. 'U noemde nooit het bedrag van één komma zes miljoen.' 'Uitgesloten. Mark zou nooit met een dergelijk bedrag bij mij zijn gekomen. Hij weet dat zoiets absurd zou zijn geweest. Verdraaid, wat we boden - die zeshonderd - was al krankzinnig.' 'Maar Trang wees dat aanbod af?'
De aartsbisschop haalde zijn schouders op. 'Mensen zijn hebzuchtig, brigadier. Het is een van de hoofdzonden en ik wed dat het u niet zou verbazen hoe vaak die zonde voorkomt.' 'Waar zou het dan op uitdraaien? Een rechtszaak?'
'Ik geloof dat meneer Trang van plan was de aanklacht te amenderen en daarna in te dienen. Om te verliezen.'
'Iedereen schijnt dat te denken, dus vraag ik me af waarom hij het dan toch van plan was.'
Opnieuw een schouderophalen. 'Het was een machtsspel, brigadier. Meer niet. Klaarblijkelijk denkt - dacht - meneer Trang dat wij eindeloos diepe zakken hebben. Ik maak daaruit op dat hij geen ervaring had met zulke zaken en dacht er meer uit te kunnen slepen door de duimschroeven wat verder aan te draaien. Maar de aanklacht zelf stelde niet veel voor.' 'En toch wilde u een schikking aanbieden van zes ton?' Flaherty liet een kille glimlach zien. Hij aarzelde, zette zijn benen naast elkaar en boog zich naar Glitsky. 'Een valse beschuldiging kan net zo vernietigend zijn als een veroordeling, brigadier. We wilden betalen om de beschuldiging uit de wereld te helpen.' 'Maar geen één komma zes miljoen?' 'Nee. Zelfs niet de helft.'
'Liet Dooher tegenover u ooit blijken hoe hij over Trang dacht? Persoonlijk?' 'Nee.'
'Mocht hij hem of had hij een hekel aan hem?'
'Hij was een tegenstander. Ik denk niet dat ze elkaar anders dan beroepshalve hebben ontmoet, als u daarop doelt.' Flaherty leunde achterover. 'In alle eerlijkheid, u denkt toch niet dat Mark Dooher hierin de hand kan hebben gehad?'
Glitsky wees met gestrekte vinger alsof hij een pistool vasthield en riskeerde een flauwe glimlach. 'Nu stelt u weer vragen, maar het antwoord is dat ik daar geen aanwijzingen voor heb. Trangs dood lijkt het aartsbisdom bijzonder goed uit te komen.'
Eindelijk iets van frustratie. 'Brigadier, wij zijn voortdurend in rechtszaken verwikkeld over van alles. Een gerechtelijke procedure of een schandaal meer of minder maakt niet veel uit. En dat is echt de waarheid.' Glitsky nam dat niet voetstoots aan, maar zijn aanpak leverde niets op. 'Goed, nog een laatste vraag. Hebt u een afsprakenagenda die ik mag inzien? Om te zien wat u op die bewuste maandagavond dan wel deed?' Dit verzoek was voor de aartsbisschop duidelijk de druppel die de emmer deed overlopen. Flaherty knikte kortaf en geërgerd, stond op en liep het vertrek uit. Even later kwam hij terug met een groot zwart boek dat hij -voorzichtig - opengeslagen op Glitsky's schoot legde. 'Dat is de bewuste dag?'
'Ja, meneer.' Glitsky keek. 'Bijeenkomst van de Catholic Youth Organization. Herinnert u zich dat? Werd het laat?'
Flaherty vond Glitsky niet meer aardig, dat was zeker. Toch antwoordde hij beleefd: 'Dat was in Asilomar, brigadier, helemaal in Pacific Grove! Weet u waar dat is? Honderdzestig kilometer naar het zuiden.' Hij pakte het boek op. 'En kijk naar deze streep die doorloopt tot de middag van de volgende dag. Dat betekent dat ik daar heb overnacht.' Vervolgens sloeg hij het boek vastberaden dicht.
Het was een van die verbazingwekkende toevalligheden, dacht Glitsky, dat juist op dat moment werd aangeklopt en de secretaris zijn hoofd om de deur stak om Flaherty te vertellen dat zijn bezoeker voor twee uur was gearriveerd.
Glitsky keek op zijn horloge, klapte zijn notitieboekje dicht en stond op.
Het gesprek was voorbij. Hij stak zijn hand uit en de aartsbisschop drukte die. 'Dank u, meneer. U hebt mij erg geholpen.'
Flaherty leek zijn hand in een bankschroef te klemmen en zijn blik was koud als staal. 'Weet u, brigadier, ik probeer er niet op aan te dringen, maar de meeste mensen spreken mij aan met "monseigneur". Sommigen zeggen zelfs "Uwe Excellentie".'
Glitsky kneep terug. 'Dank u. Ik zal er de volgende keer aan denken.'
Maar wat betekende het?
Hij kon maar beter uitgaan van de mogelijkheid dat er op die maandagavond geen ontmoeting had plaatsgevonden. Tenminste niet tussen Flaherty en Dooher. Waarom dachten die twee vrouwen - Lily Martin en mevrouw Trang - dan dat er wel een ontmoeting was geweest? Maar wacht even - wie zei dat die ontmoeting in Flaherty's kantoor had plaatsgevonden? Misschien had Flaherty pas later met Dooher kunnen spreken omdat... maar nee, dat hield in het gunstigste geval in dat Flaherty loog en in het ergste geval dat hij betrokken was bij de moord. En hoewel Glitsky elke dag leugenaars tegen het lijf liep - en ook moordenaars -geloofde hij niet echt dat de aartsbisschop hierbij betrokken was. Hij had hem alleen een beetje willen stangen, omdat hij altijd wat moeite had gehad met mensen die dachten dat ze een directe telefoonverbinding met de hemel hadden.
Hij had wat pirosjki's en mineraalwater gekocht en at een late lunch in zijn auto die met open raampjes net voorbij Market Street geparkeerd stond. Het was buiten warmer dan het in Flaherty's kantoor was geweest en hij rook de scherpe geur van koffie. Een van de restaurants in de buurt moest zijn eigen koffie branden.
Zijn gedachten bleven teruggaan naar de ontmoeting. Op dit moment was hij geneigd te geloven dat er nooit een ontmoeting had plaatsgevonden. En hij geloofde niet dat Flaherty die maandagavond met Dooher had gesproken.
Wat niet inhield dat Dooher niet met Trang had gesproken. Zo was het toch?
Terwijl Glitsky met die vraag worstelde en een redelijke verklaring probeerde te vinden voor de berichten die Trang op zijn computer had ingetikt en die zogenaamd van Dooher afkomstig waren. Trang had het hele verhaal dat hij tegenover zijn moeder en vriendin had opgehangen natuurlijk kunnen verzinnen - 'Kijk mij, ik sta op het punt door te breken, naam te maken. Ik ga het grote geld verdienen, succes boeken. Dat kan nu elk moment gebeuren. De tegenpartij staat op het punt toe te geven. Kijk, deze berichten van hun advocaat tonen dat aan. Ik ben geen mislukkeling, zoals jullie allemaal dachten. Ik ga het maken.'
Was dat te ver gezocht? Glitsky wist het niet. Hij had een heleboel mensen gekend - eeuwige verliezers - die op een dergelijke manier hadden geprobeerd zichzelf en anderen te bedotten. Misschien was Trang iemand geweest die zowel zichzelf als de vrouwen in zijn leven probeerde te overtuigen. En als de schikking uiteindelijk niet doorging, zou hij in de rol van slachtoffer stappen. Het was niet zijn schuld geweest, het geluk had hem in de steek gelaten, tegen de macht van de Kerk was niet op te boksen, de grote jongens spanden tegen hem samen.
Maar - het viel Glitsky ineens in - er was wel degelijk een behoorlijk aanbod geweest. Zeshonderdduizend dollar was geboden en Trang had dat afgewezen. Zou hij dat hebben gedaan als hij niet tamelijk zeker was dat hij meer zou krijgen?
Nee. In dat geval had hij toegehapt. Wat inhield...?
Dat het psychologische profiel van Trang als verliezer dat Glitsky had geschetst, niet klopte. En in dat geval geloofde Trang dat Dooher wel met een nieuw schikkingsvoorstel zou komen. Hij had het niet volledig verzonnen. Hooguit een deel ervan.
Dus had Dooher hem wel gebeld. Twee keer op die maandag. Misschien drie keer.
Hij vroeg zich af of Dooher dat zou toegeven. Het was misschien niet helemaal een aannemelijk motief, maar Glitsky wist dat hij een rechter kon vinden die bereid zou zijn een gerechtelijk bevel af te geven om Doohers telefoongegevens na te trekken. Maar als Dooher Trang niet vanuit zijn huis of kantoor had gebeld, dan zou het haast onmogelijk zijn om dat na te trekken - de telefoonmaatschappij registreerde gebelde nummers, geen inkomende gesprekken.
Glitsky kauwde op zijn laatste pirosjki en dronk wat water. Hij had nu wel een aannemelijk excuus om naar Dooher terug te gaan, met hem te praten en nog een blik op de Vietnam-foto te werpen als die er stond. Misschien kon hij terloops enkele andere onderwerpen ter sprake brengen: 'Vanochtend toen ik de kruiswoordpuzzel deed, liep ik vast op een woord met zeven letters dat met een "b" begint en infanteriemes betekent. Wat zou dat kunnen zijn?' Een subtiele benadering was de sleutel.
Dooher zou vanwege vergaderingen het grootste deel van de middag niet op kantoor zijn, maar zodra hij belde om te informeren of er berichten voor hem waren, zou zijn secretaresse hem zeggen dat de brigadier had gebeld.
Glitsky besteedde de rest van de woensdagmiddag dus aan zijn administratie. Hij zwoegde op zijn voorlopige rapport inzake de moord in de Tastee Burger, controleerde de uitgewerkte verslagen van drie getuigen die hij daar had verhoord.
Daarna vulde hij het verzoek in om inzage te krijgen in de zakelijke en privé-telefoongesprekken van Dooher. Vervolgens de aanvraag voor het inspecteursexamen.
Voor de afronding van een moordzaak moest de voorlopige hechtenis worden verlengd van een inbreker die de week daarvoor een zeventigjarige man had vermoord. De oude man was jammer genoeg in het holst van de nacht wakker geworden van het lawaai en had zijn .38 gepakt. Toen Glitsky om tien over vijf helemaal gaar was van het papierwerk en net zijn jack aantrok, ging de telefoon. 'Dat is Mark Dooher,' zei hij bij zichzelf en hij bleek gelijk te hebben.
Dooher was op dat moment vrij, maar als de brigadier slechts een of twee korte vragen had, kon hij die ook telefonisch beantwoorden en hem de rit besparen. Glitsky vroeg zich af of hij de Vietnam-foto echt moest zien. Het was tijdverspilling. Glitsky wilde naar huis, bij zijn gezin zijn. Hij had er een lange werkdag op zitten. Hij was niet meer de bezielde agent die hij ooit was geweest. Dus zei hij dat enkele vragen zouden volstaan. 'Zeker, ik heb hem die dag gesproken.' 'Meer dan eens?'
'Misschien. Ik geloof van wel. Hoezo?'
'Toen wij elkaar laatst spraken, hebt u daar niets over gezegd.' 'Hebt u daar naar gevraagd? Het spijt me. Ik wist niet...' 'Ik dacht dat bij u misschien de gedachte was opgekomen dat het belangrijk kon zijn. Dat u een vermoorde man kort voor zijn dood had gesproken.' Geen antwoord.
'Weet u nog waarover u hebt gesproken?'
'Zeker. Hij vroeg me advies over een andere zaak die hij behandelde. Zoals ik u heb verteld, konden we het wel met elkaar vinden. Ik denk dat hij hoopte dat ik hem een baan bij onze firma zou aanbieden.' 'U hebt niet over de schikking gesproken?' Weer een stilte. 'Niet dat ik me kan herinneren.' 'Hoewel hij had gedreigd de aanklacht de volgende dag in te dienen?' 'Waarna wij de zaak voor de rechter zouden uitvechten. Zo doen wij dat, brigadier. De regels stonden vast. Daar hoefde niets meer over gezegd te worden.'
'En hij leek niet bezorgd, ongerust?' 'Volgens mij niet. Hij leek me heel normaal.'
'Weet u nog waar die andere zaak over ging, de zaak waarin hij uw advies wilde?'
'Natuurlijk. Dat betrof een schikking wegens smaad. Brigadier, sta ik soms onder verdenking?'
'De zaak is nog volledig open,' zei Glitsky dubbelzinnig. 'Ik heb geprobeerd te achterhalen wat meneer Trang de laatste uren deed.' Maar misschien kan ik er net zo goed meteen mee komen. 'Bezat u in Vietnam een bajonet als onderdeel van uw wapenuitrusting?' Daar ging je met je subtiele benadering. 'Dat klinkt alsof ik contact moet opnemen met mijn advocaat.' 'U kunt ook gewoon de vraag beantwoorden.'
'Ja, ik had inderdaad een bajonet. Werd Victor met een bajonet gedood?' 'Dat denken we. Hebt u die van u nog steeds?'
'Nee. Het leger neemt die in als je afzwaait.'
'Vindt u het bezwaarlijk om mij te vertellen waar u afgelopen maandagavond was?'
Een zucht, misschien van boosheid. 'Ik geloof dat ik naar de golfbaan ben gereden en daarna weer hier naar kantoor ben gekomen om tot laat te werken. Brigadier Glitsky, hoe komt u er in hemelsnaam bij dat ik een man zou willen vermoorden, laat staan Victor die ik graag mocht?' 'Dat heb ik niet gezegd. Ik verzamel gewoon zoveel mogelijk informatie in de hoop dat het me ergens brengt.' 'Uw suggestieve vragen zijn verdorie bar vervelend.' 'Dat spijt me. Aartsbisschop Flaherty vond dat ook al.' 'U hebt met de aartsbisschop gesproken? Hierover?' 'Hij is uw belangrijkste cliënt, nietwaar?' 'Veruit. En?'
'En Trangs dood betekent dat van rechtsvervolging wordt afgezien...' 'Trangs dood betekent dat mevrouw Diep een andere advocaat neemt, brigadier. Verder niets.'