6

 

Joe Avery deed niet boos of krenkend. Christina wilde niet al te kritisch zijn. Hij had een heleboel goede eigenschappen. Maar hij maakte haar gek.

Met geestdodende regelmaat gaf Joe zich over aan eenvoudige, dagelijkse procedures om aan te tonen dat hij dan wel advocaat was, maar toch ook een aardige, jofele vent en geen eersteklas boosaardige sadist. Zoals bij het vissen met de vlieg - altijd zette hij de vis terug en hij gebruikte alleen gladde haakjes - waardoor de vissen niets voelden en vermoedelijk genoten van het wegen aan het eind. Daardoor bleven ze in vorm.

Of het vrijwilligerswerk bij de Siërra Club. Kijk maar. Ook al verdiende hij goed - en daar schaamde hij zich allerminst voor - toch toonde hij zich gevoelig voor zijn omgeving.

Omdat Christina zelf vrijwilligerswerk deed kon ze hierin met hem meegaan. Een brede belangstelling en betrokkenheid waren belangrijk, als je het zicht niet wilde verliezen op datgene waar het eigenlijk om ging: een goed leven.

Nog een van zijn bombastische termen - een goed leven. Ook zei hij vaak: 'Kijk naar de feiten,' gevolgd door: 'Dat is hoogst interessant.' Bij allebei moest Christina haar kiezen op elkaar zetten. In het begin had ze zich aangetrokken gevoeld tot Joe vanwege de hartelijkheid die hij uitstraalde. Er waren bijna drie jaar verstreken sinds haar professor. En Joe was toevallig in haar leven verschenen. Hij was studie-assistent geweest bij haar college zakelijk recht. Na een paar colleges bleven enkele studenten na afloop nog wat na, gingen samen een pizza eten en praatten wat over de altijd boeiende rechtenstudie. En toen kwam die avond waarop iedereen vroeg naar huis was gegaan. Zij en Joe hadden het lokaal gesloten, lieten in de loop van de avond de rechtenstudie voor wat die was, ontdekten dat ze allebei belangstelling hadden voor rondtrekken met de rugzak, skiën, activiteiten buitenshuis. Christina viel ook op Joe's uiterlijk, zijn dikke, zwarte haardos boven een gezicht met scherpe trekken. Een kin met een kuiltje zoals haar vader had. Joe wilde met Thanksgiving samen met een paar vrienden vijf dagen lang door de ongerepte natuur van Tahoe Valley trekken. Of Christina soms zin had om mee te gaan?

Hij had geen druk op haar uitgeoefend. Dat mocht ze wel.

Na een poos begon ze te beseffen dat ze enig enthousiasme begon op te brengen voor zijn manier van doen en zijn persoonlijkheid. En soms laaide dat op tot een gloeiende hartstocht. Dat was prima. Misschien zou dat veranderen - ze wachtte af. Ze verliet zich niet al te veel op hartstocht. Ook wilde ze wanhopig geloven dat 'aardig vinden' na verloop van tijd kon worden omgetoverd in 'verliefd zijn'. Dus had ze na al deze tijd een aardige persoon uitgekozen; iemand wiens gezelschap - al was het dan niet opwindend - prettig en draaglijk was.

Joe zat nu - het was vier uur 's middags - aan zijn bureau, rolde een potlood tussen zijn vingers, keek Christina aan en had moeite zijn ergernis te bedwingen.

'Ik begrijp niet waarom je zo kwaad bent,' zei ze.

'Ik ben niet kwaad. Ik dacht alleen dat we dit hadden besproken. Je hebt er gisteravond zelfs met geen woord over gesproken en nu sta je ineens hier, piekfijn opgedoft om indruk te maken...' Ze spreidde haar handen. 'Joe, dit is een eenvoudig, zakelijk pakje.' 'Ja, maar elke andere sollicitant voor een stageplaats stuurt een brief in met een curriculum vitae. Die bespreken we vervolgens en dan besluiten we of...'

'Dat weet ik allemaal. Mark Dooher heeft me gevraagd om langs te komen, dus dacht ik dat het correct was iets passends aan te trekken.' 'Wat in jouw geval...' Hij zweeg omdat hij niet wilde zeggen, niet wilde toegeven dat haar schoonheid belangrijk was, of ze het nu leuk vond of niet. 'Ik ben... misschien wat teleurgesteld, dat is alles.' Het potlood brak tussen zijn vingers en hij keek er verbaasd naar.

'Ik begrijp niet waarom je teleurgesteld zou moeten zijn. Echt niet. Mark zei...'

'Mark. Je bedoelt meneer Dooher?'

Geërgerd kneep ze haar lippen op elkaar. 'Hij zei dat ik hem Mark moest noemen. Het is een aardige vent, Joe.'

'Het is een aardige vent.' Avery hield zichzelf in. 'Ik heb gelogen,' zei hij kalm. 'Ik ben echt kwaad.' Hij keek over Christina's schouder om er zeker van te zijn dat de deur was gesloten. 'Meneer Dooher is geen aardige vent. Laten we daar duidelijk over zijn. Kijk naar de feiten. Hij is een gangster. Hij heeft zowel McCabe als Roth de deur uit gewerkt na dertig jaar en...' Ze schudde haar hoofd. 'Goed. Hij is hard in zaken. Is hij de baas of niet? Het is zijn terrein. Hij heeft me gevraagd langs te komen. Wat had ik dan moeten doen?'

'Ik heb jou niet gevraagd om langs te komen. Hoe staat het daarmee? Hoe leuk, denk je, dat ik het vind, als jij achter mijn rug vraagt hoe het hier met de banen staat?'

'Dat heb ik niet gedaan.' Ze verhief haar stem. 'Zoals ik je al zei, ik liep hem in de kerk tegen het lijf. Verdorie, Joe. Doe niet zo... zo...' 'Zo wat?' Hij haakte in op haar woorden. 'Zo verdomd bemoeizuchtig.'

Avery leunde achterover. Zijn stem was nauwelijks meer dan een gefluister toen hij zei: 'Ik, bemoeizuchtig? Als ik dat ben, dan ben ik er niet erg goed in, hè?'

'Dat zou je ook niet moeten zijn. Daar gaat het juist om. Dit is mijn leven en mijn carrière en als de belangrijkste vennoot mij hier uitnodigt voor een sollicitatiegesprek, wat verwacht je dan dat ik doe? Moet ik zeggen: "Het spijt me. Ik ben een moderne, geëmancipeerde vrouw, maar mijn vriend zou vreselijk van streek zijn.'" 'Ik ben niet van streek.'

'En zeker ook niet kwaad.' Hoewel ze wist dat hij laaiend was. 'Verdomme, Joe, je hebt geen enkel recht om kwaad op mij te zijn.' Nijdig pakte ze haar aktetas op. 'Waar ga je heen?'

'Ik ga met meneer Dooher praten.' Ze aarzelde. 'Met Mark.'

Dat laatste deed hem met uitgestoken hand opspringen waarbij hij bijna zijn stoel omgooide. 'Wacht even, Christina. Een moment!'

Ze bleef staan met haar hand op de deurklink. 'Goed. Waarvoor?'

Hij liep om zijn bureau heen, bleef voor haar staan. 'Luister...' Hij haalde diep adem om zijn zelfbeheersing terug te krijgen. 'Luister, het spijt me. Ga niet naar meneer Dooher, niet zo.'

'Niet zo? Omdat ik kwaad op jou ben? Omdat ik jou in problemen breng? Ik beloof je dat ik jouw naam niet eens zal noemen.'

'Christina...'

'Ik begrijp niet waarom jij niet wilt dat ik hier werk, Joe. Ik dacht dat je dat fijn zou vinden. We zouden bij elkaar zijn, elkaar overdag zien, samen kunnen gaan lunchen... Ik dacht dat het prettig zou zijn.'

Hij pakte haar teder bij haar armen. 'Ik weet het,' zei hij. 'Ik weet het. Dat zou ook zo zijn.'

'Wat is dan het probleem?'

'Het verraste me, dat is alles. Ik dacht dat we iets anders hadden besloten en dit... het overvalt me gewoon.'

'Dit is geen overval, Joe. Ik had niet het idee dat ik jouw toestemming hoefde te vragen. Ik kwam langs en hier ben ik nu en vertel het je. Ik verberg niets.'

'Goed,' zei hij. 'Goed, het spijt me. Ik wil er niet over kibbelen.' 'Ik ook niet.'

'Goed dan.' Hij deed een stap terug. 'Heb je je curriculum vitae? Een sollicitatiebrief?'

Ze knikte, liep naar zijn bureau, zette haar aktetas erop en klikte die open. Ze gaf hem de envelop en vroeg hem wat daar nu mee gebeurde. Hij had een blik die haar niet erg aanstond. Daarna een schuin glimlachje. Hij wenkte met zijn hoofd - volg me. Op de vloer, naast een van de boekenkasten, aan de andere kant van het vertrek, stond een kartonnen doos waar oorspronkelijk een kistje wijn in had gezeten. Als vennoot die belast was met het stagiairesprogramma in de zomermaanden, kreeg Avery alle veelbelovende curricula vitae in handen die eens in de twee weken door een commissie van vier man werden bekeken. Ondertussen 'bewaarde' Avery in een kartonnen doos de curricula vitae, die nu voor vijf tot zeven centimeter vol was. Die van Christina legde bij bovenop.

'Goed,' zei hij, 'je zit in de ideeënbus. Daarna gaat het naar de commissie.' Hij stak een hand uit en raakte zacht haar mouw aan. 'Daarna gaat het tamelijk objectief, Chris. We zullen gewoon moeten afwachten wat er gebeurt.'

 

Al dat gedoe om haar brief in een doos te deponeren! Ze was uitgeschakeld. Christina was zo kwaad, dat ze pas een reactie voelde nadat Joe haar bij de liften een afscheidskus had gegeven en ze de tweeëntwintig verdiepingen was afgedaald naar de hal die uitkwam op Market Street. Daar bleef ze opeens stokstijf en met bonzend hart staan.

 

Hoewel hij heel laat werd gebeld, had Victor Trang met alle plezier ingestemd met een bespreking die middag met meneer Dooher die het aartsbisdom vertegenwoordigde.

Trang had het zoals altijd niet echt druk met rechtszaken en het feit dat Dooher bijna meteen reageerde met dit telefoontje, gaf hem moed. Omdat het al vrij laat op de dag was, was hij ook blij met het excuus om zijn één kamer tellende kantoor te verlaten dat was gevestigd in een donkere achterhoek van een gebouw dat rond de eeuwwisseling was neergezet nabij de Geneva Avenue afrit van de Junipero Serra Freeway - de naargeestigste locatie die San Francisco te bieden had.

Of hij zo vlug mogelijk naar het centrum wilde komen, naar de ongetwijfeld als chic te bestempelen vijfentwintigste etage van het One California Building om de zaak te bespreken? Natuurlijk. Hij zou daar tijd voor vrijmaken.

Hij had pas afgelopen donderdag de kwestie onder Doohers aandacht gebracht en vond deze snelle reactie een goed voorteken voor een snelle regeling, reden waarom hij ja zei.

Mark Dooher dronk niets maar zijn secretaresse kwam binnen en serveerde heerlijke, versgebrande koffie in een haast doorschijnend porseleinen kopje met een gouden randje. Trang zat aan een mahoniehouten salontafel op een bank in empirestijl, van waaruit hij dwars door Doohers ruime kantoor keek en door de ramen die van vloer tot plafond liepen. Het kantoor dat onbeschut boven de binnenstad leek te zweven, was heel imposant. De boodschap die eruit sprak, was duidelijk: Dooher had het niet tot hier geschopt door veel zaken te verliezen. Het weer was de hele dag al somber geweest en nu dreven op de krachtige wind donkere wolkenflarden langs die beurtelings het uitzicht belemmerden of vrijgaven -op Bay Bridge en Treasure Island, vrachtboten en slepers op het water. De heuvels in de verte aan de overkant van de baai waren onbestemde vormen met een staalgrijze kleur.

Trang nam een slokje van zijn koffie, knikte en glimlachte naar zijn gastheer. Hij was drieëndertig, sinds vijftien jaar Amerikaans staatsburger en gewend aan blanke gezichten, maar dit was een ondoorgrondelijk - open, eerlijk, kennelijk vriendelijk, beschaafd en goed verzorgd gezicht. Zulke gezichten joegen hem de meeste angst aan en de man aan wie het toebehoorde, zat tegenover hem met gevouwen handen, licht naar voren gebogen met zijn ellebogen op zijn knieën en kwam meteen ter zake. 'Om te beginnen, de aartsbisschop wil dat ik u namens hem laat weten dat er geen sprake is van een opzettelijk tolerante houding jegens zulke gedragingen in het aartsbisdom. Als pastoor Slocum een verhouding had met mevrouw Diep...'

'Wis en waarachtig en ook met haar dochter.'

'Als - zoals ik zei - als dit het geval was met pastoor Slocum, dan was dat een misstand en betreuren wij zijn handelwijze. Maar,' vervolgde Dooher, 'de belangrijkste kwestie - de hele zaak van het officieel een andere kant op kijken - ligt uiterst gevoelig.'

Trang knikte. 'Dat is zo,' zei hij, 'maar het is even waar dat veel mensen aanzienlijke schade hebben geleden.'

Dooher kromp ineen bij die juridische formulering. Zonder 'schade' was geen genoegdoening mogelijk. Trang maakte hem er fijntjes op attent dat hij hier was om duidelijke taal te spreken. 'Sommige mensen hebben misschien daadwerkelijk schade geleden, meneer Trang. Op dit moment, denk ik, kunnen we ons misschien tot mevrouw Diep beperken. Zij is uw oorspronkelijke cliënte, nietwaar?'

Hij zette zijn koffiekopje neer en glimlachte. Voor het eerst had hij het gevoel dat deze aanpak zou werken. En als dat zo was, dan was hij een flink eind op streek. 'Totdat ik een geamendeerde aanklacht heb ingediend.' Opnieuw een glimlach. 'Die u, naar ik aanneem, onder ogen heeft gekregen.'

'Ja, uiteraard. Daar wil ik met u over spreken. Onnodig te zeggen dat wij het liefst zien dat u die aanklacht niet indient.'

Trang verborg nauwelijks zijn opwinding. Het aartsbisdom zou een schikking aanbieden. Hij trok zijn schouders wat op. 'Natuurlijk, als we op dit punt tot overeenstemming zouden kunnen komen...' Dooher glimlachte, knikte en stond op. 'Ik denk dat ons dat wel lukt,' zei hij. Hij liep naar zijn bureau waar hij een leren map oppakte en opensloeg. 'Ik heb hier een cheque ten bedrage van vijftienduizend dollar als voldoening voor de vordering van mevrouw Diep.'

Trang kreeg een wee gevoel in zijn maag. Tien tellen eerder had hij aan miljoenen gedacht en nu... ' Vijftienduizend?'

'Alles welbeschouwd is het een riant aanbod,' zei Dooher. 'Ik weet dat mevrouw Diep het gevoel heeft dat haar onrecht is aangedaan, maar laten we niet doen alsof ze niet gewillig betrokken was in heel dit onverkwikkelijke scenario. Zover willen we gaan. Ik ken de aartsbisschop en als ik u was, zou ik het aanbod aannemen. Dat is een welgemeend advies.' Trang dwong zichzelf te blijven zitten, zijn stem in bedwang te houden. 'Wij vroegen ons af...'

'Ik weet het, ik weet het, maar kijk, Victor - je vindt het toch niet erg als ik je Victor noem? - Luister, laten we niet om de zaak heen draaien. Jij en ik weten wat jij hebt gedaan. Jij hebt een klopjacht gehouden om getuigen of slachtoffers of hoe je ze ook wilt noemen te vinden om priesters te beschuldigen van dingen die niet zijn voorgevallen of die uiterst lastig te bewijzen zijn. De zaak zal verzanden in een langdurige, slepende affaire die je, vergeet dat niet, uiteindelijk zult verliezen. Je gaat vijf jaar van je jonge leven verspillen.' Dooher was bij de ramen gaan staan. 'Kom eens even hier.' Trang stond gehoorzaam op en liep door het vertrek. De hoogte was duizelingwekkend. De etage waarop ze stonden leek te zweven, in de ruimte te eindigen. Dooher liep zo dicht naar het raam dat zijn schoenen bijna het glas raakten. Hij gebaarde Trang naast zich te komen en stond te dicht bij hem, angstaanjagend dichtbij.

Dooher pakte de draad van het gesprek weer op. 'Weet je, er gaat geen dag voorbij dat ik hier niet sta, uitkijkend over de stad en nadenkend over de frivoliteit van onze medemensen. Al deze gebouwen, al deze drukte...' Hij leunde voorover naar het raam. '... heel die mensenmenigte daar beneden op straat, nietig en bedrijvig als mieren, die zoveel lichtzinnigs doet. Je begrijpt wat ik wil zeggen?'

'U waarschuwt me voor de gevaren om lichtzinnig een rechtszaak aan te spannen.'

Over Doohers gezicht gleed een voldane glimlach. 'Heel goed, Victor. Dat is precies wat ik doe. Ik wil jou aan je verstand brengen - misschien is dit oud nieuws voor je - dat de rechtbanken overbelast zijn en bijzonder gevoelig voor onbenullige processen. Heel gevoelig. Aan zulke zaken zit een frivool luchtje en je krijgt te maken met strafeisen en zelfs verdagingen die je niet voor mogelijk houdt. Heel linke soep. Vooral voor advocaten zoals jij die hun praktijk alleen uitoefenen. Het is bekend dat rechtbanken hun de toegang tot de balie hebben ontzegd.'

Trang rechtte zijn rug, liep bij de ramen vandaan. 'Dit is geen lichtzinnig proces.'

'Mevrouw Diep heeft misschien recht op een zekere schadeloosstelling. Daar gaan we mee akkoord. Vandaar die vijftien mille. Luister.' Dooher legde een hand op zijn schouder, leek hem weg te duwen, over de stad heen. 'Ik was van plan het keihard te spelen, Victor, en jou geen enkel aanbod te doen. Maar toen ik Jim Flaherty - de aartsbisschop - vertelde dat jij een boete zou krijgen en onze honoraria zou moeten betalen en dat jou misschien tijdelijk de toegang tot de balie zou worden ontzegd en zo - nou ja, toen drong hij erop aan dat ik jou deze waarschuwing zou geven en deze royale schikking zou aanbieden. Persoonlijk heb ik er de pest aan mijn strategie op te geven, maar Zijne Excellentie wil niet dat jij eronder lijdt, wat het geval zal zijn als jij deze rechtszaak doorzet.'

'Dat klinkt als een dreigement, meneer Dooher.'

'Helemaal niet. Het is een welgemeend advies. Kom, laten we gaan zitten.' Dooher leidde hem terug naar de bank. 'In de loop der jaren hebben we honderden rechtszaken afgewikkeld waarbij de eisende partijen de kerk voor schatrijk aanzagen. Een of ander kind breekt met een skateboard zijn been op onze trap. Pa stelt ons aansprakelijk - goed, we treffen een schikking, een enkele keer. Maar sommige hebzuchtige lieden hebben advocaten die het daar niet bij laten - zij beroepen zich op nalatigheid als gevolg van gebrekkig onderhoud, eisen hoge schadevergoedingen, dat soort dingen. Zulke rechtszaken worden altijd verloren.'

Dooher pakte de cheque van de salontafel en liet die in Trangs schoot vallen. 'Weet je waarom zij hun zaak verliezen en jouw aanklacht geen enkele kans maakt? Omdat je in termen spreekt van absolute onzin waarmee deze stad al vergeven is, wanneer je drie miljoen dollar eist. Victor, ik heb zoiets honderden keren meegemaakt. Terwijl daar, in jouw schoot, vijftienduizend dollar ligt - jij krijgt er toch een derde van - vijf mille voor jouw moeite, tien mille voor mevrouw Diep en de eerstkomende vijf jaar zullen voor jou heel wat winstgevender blijken te zijn.' Trang had een gevoel alsof hij moest overgeven. Wat Dooher zei kon gewoon niet waar zijn, deze zaak moest te winnen zijn. Het was het beste idee dat ooit bij Trang was opgekomen. Als hij aan deze zaak niets kon verdienen, dan zou hij het als advocaat nooit redden. Zijn mond voelde aan als schuurpapier. Hij keek omlaag, zag zijn koffiekopje en pakte dat op. Koud. Hij slikte, moest bijna kokhalzen, probeerde een antwoord te bedenken. 'Ik kan de cheque niet aannemen zonder met mijn cliënte te overleggen.'

Het zoemen van de telefoon gaf hem enig respijt.

Dooher nam op, knikte en zei: 'Goed, laat haar binnen.' Als verontschuldiging haalde hij zijn schouders op naar Trang toen de deur openging en een beeldschone vrouw in de deuropening verscheen - ze was minstens zo lang als Trang en had een volmaakte huid en een gaaf, regelmatig gebit. Ze deed een stap de kamer in, bleef toen staan. 'O, het spijt me, Janey zei... Ik wilde je niet storen.'

Dooher liep naar voren. 'Het geeft niet, Christina. Meneer Trang en ik hadden net ons gesprek afgerond.'

Hij stelde hen aan elkaar voor. Trang beantwoordde haar koele, stevige handdruk met zijn eigen hete en vochtige handdruk. Voorzover Trang kon beoordelen volgde er een lang en pijnlijk moment, daarna oogcontact tussen de vrouw en Dooher. Ze leek het niet al te erg te vinden dat ze stoorde, dat er nog iemand in de kamer was. Het was duidelijk dat ze een moment voor zichzelf had verwacht en op een of andere manier teleurgesteld was.

Op datzelfde moment verdween ook Doohers vertoon van durf. Ze was kennelijk een van zijn jonge vennoten en toch was het duidelijk dat hij verliefd op haar was en met zijn mond vol tanden stond.

Nee, dacht Trang, het was wederzijds; allebei namen ze risico's. 'Ik kan buiten wachten,' zei hij.

Christina herstelde zich. 'Nee, dat hoeft echt niet. Ik heb maar een kort berichtje.' Ze richtte haar aandacht weer op Dooher. 'Ik wilde alleen zeggen dat ik mijn curriculum vitae, zoals beloofd, bij Joe heb achtergelaten.' 'Prima.'

Ze haalde haar schouders op. 'Joe zegt dat het nu in jouw handen ligt.' Ze liet de toonhoogte van haar stem dalen en trok een ernstig gezicht. 'Hierna, Christina, wordt het allemaal tamelijk objectief.' Een flits van die band tussen hen.

'Objectiviteit is in jouw voordeel, Christina. Ik ben blij dat je het me hebt laten weten. Spreken we elkaar later nog?'

Trang dacht een vleugje paniek in die vraag te horen. Het was niet zo terloops als het klonk - Dooher verlangde er wanhopig naar haar weer te ontmoeten, hij moest haar terugzien. Hij kon zoveel veinzen als hij wilde bij hun onderhandelingen, maar Trang besefte dat hij hier, op dit moment een glimp opving van zijn onderliggende kwetsbaarheid. Maar ze hield het luchtig, zei 'natuurlijk' en verontschuldigde zich opnieuw tegenover Trang voordat ze zich omdraaide en hen alleen liet.

Toen ze weg was, bleef Dooher haar nog een moment in gedachten verzonken nastaren. Daarna, alsof hij tot zijn verrassing merkte dat Trang er nog steeds was, glimlachte hij weer en vervolgde quasi-opgewekt: 'Goed, meneer Trang - Victor - wil je mijn telefoon gebruiken, mevrouw Diep nu bellen? Ga gerust je gang.'

Maar door de komst van de vrouw was Dooher uit zijn ritme gebracht. Hij was niet langer dezelfde manipulator die hij was geweest. Plotseling leek het belachelijk dat hij de zaak nu meteen wilde afhandelen. Trang kreeg er wat hoop door. Dooher was niet zo hard. Hij was te verslaan in dit spel en Trang zou dat nooit zeker weten als hij het niet helemaal uitspeelde. 'Ik vind dat mevrouw Diep en ik daar persoonlijk over moeten overleggen.'

Dooher haalde zijn schouders op. Geen spoor van teleurstelling. Hij zat weer in zijn rol. 'Best, de beslissing ligt bij jou. De cheque ligt hier tot morgenochtend negen uur. Daarna is het aanbod herroepen. Is dat duidelijk?'

Trang was opgestaan. 'Ja, helemaal. Bedankt voor de waarschuwing. Ik zal er goed over nadenken.

 

Er viel een vage schaduw over het bureau van brigadier Glitsky en hij keek op van het rapport dat hij veinsde te lezen. Een vrouw, die van achter werd beschenen door de tl-buizen boven hun hoofd. Lusteloos schoof hij zijn stoel achteruit en keek naar de wandklok. Vijf voor vijf en toevallig kwam een getuige naar het Paleis van Justitie. Hij trof het ook altijd. 'Kan ik u helpen?' vroeg hij. 'Er is me toch iets te binnen geschoten.'

Glitsky had geen idee wie ze was. Hij stond op. 'Neem me niet kwalijk, u bent..?'

Ze stak haar hand uit. 'Christina Carrera. Tania Willows? We hebben elkaar vanmorgen in het Rape Crisis Center ontmoet.' Glitsky kneep zijn ogen samen. Het was mogelijk, veronderstelde hij. Tegenwoordig lette hij niet echt op vrouwen. De vrouw die hij vanochtend had ontmoet, had een spijkerbroek en een vochtige jas gedragen en haar drijfnatte haren hadden voor haar gezicht gehangen. Maar hij dacht niet dat hij deze vrouw bij een confrontatie uit een rij had kunnen halen als de persoon die hij vanochtend had gesproken.

Hij streek met een hand over zijn voorhoofd en deed een zwakke poging om te glimlachen. 'Scherp oog voor details. Daaraan herken je de goede politieman.' Hij ging weer zitten, gebaarde haar plaats te nemen op de houten stoel voor zijn bureau. 'Goed, wat is u te binnen geschoten?' 'Ik weet niet of het iets is. Ik was in het centrum voor een sollicitatie. Ik dacht dat ik misschien ook wel zonder afspraak even langs kon komen.' 'Dat is prima,' zei Glitsky en hij herhaalde zijn vraag: 'Wat is u te binnen geschoten?'

'Hij heeft een tatoeage.'

In de verre toekomst, dacht Glitsky, zou deze tijd worden bestempeld als het Tijdperk van de Lichamelijke Verminking. Iedereen had een tatoeage. Of een tepelring, of op zijn minst iets van metaal dat ergens door erectiel weefsel was geprikt.

Maar tenzij de verkrachter/moordenaar van Tania Willows zich met naam en toenaam had laten tatoeëren, zou zijn tatoeage vermoedelijk niet opvallend genoeg zijn om Glitsky te helpen bij een identificatie. Maar de vrouw, Christina, praatte al verder.

'Ik weet niet waarom ik er vanochtend niet aan heb gedacht toen we elkaar spraken.' Ze raakte haar hoofd aan. 'Het zat gewoon niet hier. Ik had een heleboel andere dingen aan mijn hoofd. En daarna dacht ik na over Tania, wat er was voorgevallen - en later, terwijl ik op de bus stond te wachten, zag ik op een aanplakbiljet de afbeelding van een knaap met een tatoeage...' 'Mooi.'

Ze zweeg even, slikte. 'Op zijn penis.'

Glitsky trok zich naar zijn bureau en ging rechtop zitten. Dit was misschien iets. 'Op zijn penis?'

Ze knikte. 'Hij vroeg haar of ze zijn tatoeage wilde zien en ze zei, goed, omdat ze dacht dat het iets was... Ik bedoel, u begrijpt wel. Niet op die plaats. Dat had ze niet gedacht.'

Glitsky's gezicht spleet in een zeldzame glimlach. 'Het oude "wil jij mijn kijkdoos even zien", aangepast aan de romantische jaren negentig. Zag Tania toevallig wat het was?'

Christina schudde haar hoofd. 'Ik weet zeker van niet. Ze zou...' Haar stem stierf weg, maar haar knappe hoofd bleef gebogen nee schudden, geschokt, vermoedde Glitsky, door het onderwerp. Haar blik ontmoette de zijne en hij zag dat ze zich inspande om haar lach te beheersen. Hij wist precies wat ze dacht. 'Toch niet Wendy?'

'Het is niet grappig,' zei ze. 'Ik wilde niet lachen. Nee, niet Wendy. Ik denk het niet.'

De Wendy van Wanten-grap: Kreeg de man een erectie, dan gaf de tatoeage te zien 'Welkom in Jamaica. Prettige dag.'

Glitsky, die beroepsmatig te maken had met een aaneenschakeling van slachtoffers van geweldsmisdrijven, die de afgelopen maand nooit meer dan vier uur per nacht had geslapen, die krap bij kas zat, de zorg had voor drie jonge kinderen en wiens negenendertigjarige vrouw aan kanker zou sterven - plotseling brak er iets in hem en hij kon zijn lach niet bedwingen.

 

Het hoofd van de afdeling Moordzaken, inspecteur Frank Batiste, was uit zijn piepkleine kantoortje gekomen om te zien of er iets mis was. Voorzover hij zich herinnerde had Glitsky hier op Moordzaken nooit gelachen. Ergens anders misschien ook niet. 'Alles goed, Abe?'

Glitsky had zich weer in bedwang, stak een hand op naar Batiste en keek Christina aan. 'Dat overkomt me anders nooit. Het spijt me heel erg.' De tranen van het lachen blonken in zijn ogen. Zijn gelach had bijna een halve minuut geduurd.

'Dat geeft niets.' Christina had zich ook een paar tellen niet kunnen bedwingen. 'Lachen is gezond, zeggen ze.'

Glitsky wreef in zijn ogen, haalde diep adem en zuchtte. 'Tjonge.' Batiste verdween weer in zijn kantoor. 'Hoe dan ook, het spijt me,' herhaalde hij. Daarna, volkomen onverwacht: 'Ik snap niet wat ik hier doe.' 'Wat bedoelt u?'

'Vier uur nadat ik u heb gesproken, herken ik u niet eens. De tatoeage van een verkrachter bezorgt me een zenuwinzinking. Ik zou verlof moeten nemen, terugkomen zodra ik iets waard ben.'

Ze wist niet hoe ze moest reageren op zo'n persoonlijke ontboezeming, maar wist dat ze iets moest zeggen. 'U zei dat uw vrouw ziek was. Misschien bent u met uw gedachten alleen bij haar?'

Nu volkomen ontnuchterd pakte Glitsky het Willows-dossier. 'Dat zou kunnen,' zei hij.

'Misschien zou u haar moeten bellen. Vragen of ze zich beter voelt.' Hij aarzelde, overwoog of hij het zou vertellen. Ontkennen leek niet te helpen, dus zou af en toe eraan toegeven geen pijn doen. 'Ze wordt niet beter,' zei hij. 'Ze heeft kanker.'

Christina leunde naar achteren. 'O, dat spijt me vreselijk.'

Hij wuifde het weg, sloeg het dossier open, staarde er een paar tellen naar.

'Is er verder nog iets wat u zich herinnert?'