***
Hij las Ede-Stad in Topkapi. Op de voorpagina: 'Stille tocht naar gedenksteen Hugo Forsman indrukwekkend.' Een foto over de hele breedte van de kop van de stoet: burgemeester en wethouders, het bestuur van de school, oftewel de lokale bourgeoisie.
Meer dan drieduizend mensen liepen mee. Toespraken. Deze miljoenen jaren oude zwerfsteen moest voortdurend en in algemene zin de gedachte oproepen hoezeer geweld zinloos was enzovoort.
Vijf uur in de ochtend. De wachtpost in de kazerne, de nachtploeg in de fabriek, verplegend personeel weten het: tegen de ochtend heb je de minste weerstand, je vecht tegen de slaap, je bent kwetsbaar. Op dat moment gebeuren er ongelukken met wapens, worden verkeerde dingen gezegd, worden dingen verkeerd gezegd.
De fijne sneeuw van de voornacht was overgegaan in een sneeuwjacht die, was voorspeld, tot diep in de ochtend zou aanhouden. De lantaarns wierpen grote trillende lichten op straat. Het fijne traliegaas voor de schoolramen leek tule. Nog heerste een koortsige agitatie in de gangen, op de trappen. Ook de straat was nog steeds vol en lawaaiig. Die witte vlek, halverwege, was de namaakolielamp van de mobiele snackbar. De dichte sneeuwval had van de straat een echte steeg gemaakt. Voorbijgangers waren zonder vorm. Ramen vlamden op. Wat waren de dingen mooi in dit licht! Maar de mensen waren trieste dieren die door de straten doolden. Deze toch al geïsoleerde wijk was op dit moment nog minder werkelijk dan anders. Je was hier buiten bereik van de echte wereld. Casper waande zich veilig.
Buiten bereik van de andere wereld? Op de hoek met de Hoefkade reed een surveillanceauto geluidloos de straat in. Ken tweede verscheen. Vanaf Hollands Spoor kwam een arrestantenwagen met agenten met grote snelheid de straat in. Te snel over de voetgangersdrempel; de agenten vielen over elkaar. Hij stopte voor de ingang van de school. Van de ramen op de etages in 'De Poel' die nog bezet waren, ging het licht uit. De agenten sprongen uit hun auto's, trokken een spoor in de sneeuw en posteerden zich voor de ingang. De sneeuw accuenteerde de silhouetten van de bomen, de volle vuilniszakken tegen de bomen.
Van weerszijden kwam nog meer politie de Poeldijksestraat in. In de sneeuw leek de straat veel korter. Het leek alleen te sneeuwen zover het licht van de straatlantaarn reikte. Een politieofficier met een vol gezicht en kinderlijke mond gaf een teken. Agenten renden het gebouw in. Misschien hadden hun vaders hier katholiek lager onderwijs genoten. Dios nüo en quien confio. Mijn God op wie ik vertrouw. Misschien hadden de meisjes nog een blik op hun psalmen geslagen. Ze waren immers volleerd in de berusting.
De gekleurde lampen boven de straat bewogen druk, flikkerden op, weerspiegelden in de schoolramen. Er werd gegild. Deuren sloegen dicht. In deze stad waar alle politiek faalde, waar pasgebouwde flats instortten, de nieuwe tramtunnel op talloze plaatsen lekte, moest bij tijd en wijle een daad gesteld worden. Men liet een aantal meisjes oppakken. Vrouwen die alles hadden achtergelaten, die zoals ooit zijn vader, dag en nacht werkten, gekookte of gestoomde lappen afgekeurde lever aten om geld uit te sparen, werden opgepakt en op het vliegtuig gezet. Een dag later gedoogden de autoriteiten de handel weer. Het waren niet de slechtste vrouwen die hier kwamen.
In de hal: politie aan een tafel. Een kort verhoor. Van de vrouwen die ze te pakken hadden gekregen, toonden sommigen een brief als legitimatie. Anderen bezaten helemaal geen papieren. De agenten, vol argwaan, geloofden bij voorbaat niets, keken de getoonde identiteitspapieren nauwelijks in. Een twintigtal meisjes kwam naar buiten. Casper kende er enkelen. Julia was er niet bij.
Ze werden begeleid door drie vrouwelijke agenten. De meisjes leken op elkaar, schuw en mager, met gezwollen oogleden en zwarte vlekken in het gezicht van uitgelopen make-up. Geen zweem van protest. Ze zwegen. Een van hen begon zacht te snikken. De anderen brachten haar tot bedaren. De drie blonde agentes, stevig en doorbloed, hadden een enorm achterwerk in hun strakke politiebroek.
Toen de arrestantenwagen de straat uit reed, zag Casper dat de overval nog geen vijf minuten in beslag had genomen.
Hij liep de verlaten school binnen.
Een lange, eentonige opeenvolging van gangen en trappen. De harde wind drong tot in het gebouw door. De zwakke lampen in de nepstallantaarns trilden, wierpen door het dikke geribbelde glas gelig licht in de inderhaast verlaten kamers. Het waxinelichtje tegen de plint verlichtte de madonna en het opengeslagen bijbeltje.
Oorlog, in deze op het oog zo vredige stad. Op diverse, steeds wisselende fronten. De ene raamexploitant was machtiger en invloedrijker dan de andere, bezat vijftig ramen, hoewel een maximum van tien was toegestaan. Er waren grote en kleine souteneurs, met veel of weinig handlangers. Een enorme oorlog was hier aan de gang, in enkele straten van Den Haag. Een strijd waarover geen enkele krant ooit schreef, onzichtbaar voor het publiek. Ook straten onderling voerden oorlog. Waar de duurdere 'gesloten huizen' stonden, zag je nooit politie. Politici hadden, na nachtelijk beraad op het Binnenhof, de gewoonte hier vertier te zoeken. Hij liep de brede trap op naar de verdieping. Een vreemde zou gedacht hebben dat hij de eigenaar van het gebouw was. Hij was zelfverzekerd, kende de weg. Van een smal raam in het trapportaal was het verduisteringspapier gescheurd. Door een kier zag hij de sneeuw vallen. Hij bleef staan. Voor zijn geestesoog doemde zijn broer op in de sneeuw, toen Ymke. Lucas stelde haar voor. Was zo trots op deze verovering. Een ravissant, krachtig meisje. Casper hoorde een schrapend geluid buiten. Hij herinnerde zich de oude sneeuwruimer van zijn vader.
Hij liep verder omhoog. Vanaf de hoogste verdieping keek hij neer op de binnenplaats van de school, overwoekerd door struikgewas. In een hoek, tussen korfbalpalen, oude matrassen, in staat van vergaand verval en verwrongen meubilair uit het kamertje van het schoolhoofd.Hij had de indruk dat de storm afnam en het sneeuwen minder werd. I lij dacht aan de vrouwen die opgepakt waren. Uiteindelijk waren ze misschien beter af dan degenen die net ontkomen waren. Kr waren er die hier al langer dan een jaar werkten. De familie eiste meer geld. Holland was een kapitalistisch land. I )e vrouwen maakten steeds langere dagen. Meisjes van twintig die eruitzagen als veertig. Zonder kleerscheuren ontkwam niemand aan dat beroep. Je gevoelens raakten in de war, je vervreemdde van je kinderen.
Toen Casper buiten kwam, was het helder. De sterren keken naar de straat. Algauw verschenen de eerste meisjes weer.