Twee -02

Met haar lepel duwde Clara de verse muntblaadjes naar de bodem, plette ze om er de laatste smaak uit te persen.

Zo ongemerkt mogelijk gaf ze met haar middelvinger zeven kleine tikjes op het tafelblad. Nu nergens aan denken. Dat was ongehoord zwaar, want ze werd op dit moment voortgestuwd door een simpele honger: hem zien verschijnen. Dan op hem toe rennen. Ze zag het blauw van de hemel. Kon dit blauw óf het krijtwit van de gezwollen wolken iets voor haar betekenen? Waren er tekenen uit af te lezen? Werden in het blauw woorden geschreven die haar konden geruststellen? Ze bleef naar de hemel kijken, waarlangs de wind die witte wolken voortdreef, zó wit dat je bijna ging twijfelen aan het blauw eromheen.

Opnieuw zeven lichte tikken, maar van iets grotere hoogte, op het hout van de tafel, naast het roodbruine pluche. Niet denken. Zich zo leeg mogelijk maken. Een onbeschreven blad. 1-3-5-7 en dan snel terug: 7-5-3-1 Sneller. Met de pink. Opnieuw. Wat een tijd ging met dat alles heen! Maar tijd had ze genoeg.

Ze keek naar het plein, waar nog steeds, voor de ingang van een tent, een kleine kring van gelovigen uitbundig stond te zingen. Ze begeleidden zichzelf met tamboerijnen en een valse gitaar.

Voordat Clara het restaurant binnen was gegaan, had ze hen opgemerkt en gemeend een melodie te herkennen. Op enige afstand was ze, met andere voorbijgangers, stil blijven staan. Clara's ouders hadden een neurotische afkeer van alles wat met religie te maken had, maar de zondagsschool voor hun dochter vanwege de cultuur wel van belang gevonden.

Meewarig had Clara naar het armzalige stelletje gekeken. Onverwacht was het zingen opgehouden. Een jonge vrouw had een stap uit de kring gezet en dwingend over het plein geroepen: 'Jezus verlost. Bekeert u. Ikzelf had grote strijd te voeren, maar ben wedergeboren.'

De vrouw was broodmager, droeg een flodderige bloes en een lange, grauwe rok. Het spichtige gezicht had een heftig bewegende, dunne mond, die alle woorden met dezelfde agressieve beklemtoning de ruimte in smeet. Je moest wel luisteren, je moest wel geïrriteerd raken. Bij Clara riepen ze onmiddellijk onrust en afkeer op. De vrouw riep met luider stemme: 'Wie in de schaduw van de Allerhoogste is gezeten, die zal overnachten in de schaduw des Almachtigen!' Na die woorden had ze Clara in het oog gekregen en was op haar toegelopen en vlak voor haar stil blijven staan. Ze had nog een klein stapje gezet en vluchtig Clara's arm aangeraakt. 'Ik wil met je praten. Jezus zelf heeft je aangeraakt. Je hebt hem nodig. Hij is een vriend voor nu en later.'

Het leek dat ze Clara opnieuw wilde aanraken. Clara had haar gezicht afgewend en zich snel uit de voeten gemaakt. Om haar plaats van afspraak te bereiken zou ze het hele plein moeten oversteken. De vrouw zou haar achterna kunnen komen. Daarom liep ze snel terug richting het Buitenhof, waar het drukker was, vluchtte in lichte ontreddering de Passage in, waar ze buiten het blikveld van de evangeliste zou zijn. Maar stuitte in de overdekte winkelgalerij op een man zonder benen die blokfluit speelde. Een zwarte hond lag op een kleed naast hem. Ze had de Passage verlaten, was langs het hoge gebouw van de Bonneterie gelopen en had zo, via een lange omweg, 't Goude Hooft bereikt.

Ze sloot een moment haar ogen. Waarom had die vrouw haar uitgekozen? Misschien wel omdat ze daar zo verwachtingsvol had gestaan. Het kon ook zijn dat de blik van de vrouw bij toeval op haar was gevallen. Ze hoefde daar geen donkere gedachten aan te verbinden. Ze schudde haar hoofd om die hele scène kwijt te raken.

Clara's lippen bewogen.

'Ik ga nu slapen, Heer, want ik ben moe.'

Het was de beginzin van het avondgebed dat ze vroeger op zondagsschool had geleerd.

'Ik ga nu slapen, Heer, want ik ben moe,' herhaalde ze verbaasd. Dat zinnetje was jaren niet in haar gedachten geweest en zomaar uit haar mond gekomen. Ze zag zich weer geknield voor haar bed. Ze mompelde zacht de woorden. Het gebed moest zuiver zijn. Het was verboden onderwijl te denken aan het leuke jurkje met de schuine zakken van raffia dat mama voor haar gemaakt had. Die voorwaarde had ze zichzelf gesteld. 'Ik ga nu slapen, Heer, want ik ben moe.' Haar gedachten mochten alleen bij Jezus de Verlosser zijn. Ze dacht aan het jurkje met die raffia zakken waar je zo lekker je handen in kon steken. Ze dacht aan het meisje in de klas die de jurk belachelijk had gevonden. Clara kneep haar ogen zo stijf dicht dat ze rode en blauwe sterretjes zag. 'Ik ga nu slapen...' Helemaal zuiver bidden was haast onmogelijk. Of je moest het razendsnel doen. Maar dan vergiste je je gauw en het was ook oneerbiedig. Er waren dagen dat ze het meer dan vijftig keer of nog meer probeerde. In elkaar gedoken, bang dat haar voeten het koude zeil zouden raken. Mama had haar een keer slapend voor het bed aangetroffen en haar van de zondagsschool genomen.

Ze was doorgegaan met bidden. Op een avond toen de zuivere gevoelens steeds opnieuw werden bezoedeld, had ze zich zo hard mogelijk in het vel van haar arm geknepen. De huid daar was algauw donkerblauw geworden, maar ze was rustiger geworden, had haar gebed uitgesproken in bed, pas voor het inslapen had ze de pijn gevoeld.