28

Na een jaar kwam er even plotseling als het was begonnen een eind aan mijn nachtelijke bedoeken aan hun huis. Hetzelfde gold voor mijn bezoeken aan de school van Jonah en aan de plaats van het ongeluk. De enige plek waar ik nog regelmatig naartoe ging, was het graf van Missy en dat kreeg een plaatsje in mijn wekelijkse programma, waar ik het in gedachten op donderdag invulde. Ik sloeg nooit een dag over. In weer en wind ging ik naar de begraafplaats en liep over het pad naar haar graf. Ik lette er nooit meer op of er misschien iemand stond te kijken. En ik bracht altijd bloemen mee.

Dat er een eind kwam aan de andere bezoeken overviel me eigenlijk. Hoewel jullie misschien denken dat mijn dwangmatig gedrag na een jaar langzaam begon af te nemen, was dat niet het geval. Maar precies zoals ik de drang had gevoeld om hen een jaar lang in de gaten te houden, zo drong plotseling het tegenovergestelde gevoel zich aan me op en ik wist dat ik ze hun eigen leven moest laten leiden, zonder door mij bespioneerd te worden.

De dag waarop dat gebeurde, zal ik nooit vergeten.

Het was op de dag af een jaar na Missy's dood. Inmiddels had ik zoveel ervaring met het rondsluipen in de duisternis, dat ik me vrijwel onzichtbaar kon verplaatsen. Ik kende elke bocht en elke oneffenheid in de weg die ik moest volgen en de tijd die ik nodig had om bij hun huis te komen was bijna gehalveerd. Ik was een professioneel voyeur geworden: in plaats van alleen maar door de ramen naar binnen te gluren, had ik al maanden een verrekijker bij me. Het was namelijk een paar keer voorgekomen dat er andere mensen in de buurt waren, hetzij op een van de wegen of in hun eigen tuin, en dan kon ik niet dicht genoeg bij de ramen komen. En het kwam ook weleens voor dat Miles de gordijnen voor het raam van de woonkamer dichtdeed, maar omdat de drang niet verdween door een gebrek aan succes, moest ik iets anders verzinnen. De verrekijker was de oplossing voor dat probleem. Naast hun tuin, vlak bij de rivier, staat een enorme, oude eik. De takken zijn laag en dik en een paar ervan lopen evenwijdig aan de grond en daar sloeg ik dus af en toe mijn kamp op. Ik ontdekte dat ik, als ik maar hoog genoeg zat, precies door hun keukenraam kon kijken, zonder dat me iets in de weg zat. Ik bleef urenlang spioneren, tot Jonah naar bed ging en vaak zelfs nog langer. Dan keek ik naar Miles als hij in de keuken zat.

In het afgelopen jaar was hij, net als ik, veranderd.

Hoewel hij nog steeds in het dossier zat te kijken, deed hij dat niet meer zo vaak als in het begin. Naarmate de maanden na het ongeluk verstreken, nam zijn aandrang om mij te vinden af. Niet dat het minder belangrijk voor hem was geworden, het was meer een kwestie van de waarheid onder ogen zien. Ik wist inmiddels dat er geen schot zat in de zaak en ik vermoedde dat Miles dat ook besefte. Op de dag dat het ongeluk precies een jaar geleden was gebeurd, haalde hij het dossier weer te voorschijn nadat Jonah naar bed was gegaan. Maar hij zat er niet piekerend over gebogen zoals hij daarvoor altijd had gedaan. In plaats daarvan bladerde hij het door, zonder pen of potlood in zijn hand, en hij maakte helemaal geen aantekeningen. Het leek bijna alsof hij een fotoalbum doorkeek om herinneringen op te halen. Na een poosje legde hij het opzij en verdween naar de woonkamer.

Toen ik besefte dat hij niet terug zou komen, klom ik uit de boom en sloop naar de veranda.

Daar zag ik dat hij weliswaar de gordijnen had dichtgetrokken, maar dat een van de ramen openstond om nog een beetje frisse avondlucht binnen te laten. Vanaf mijn uitkijkpost kon ik af en toe een glimp opvangen van de kamer binnen, genoeg om te zien dat Miles op de bank zat. Naast hem stond een kartonnen doos en uit de houding van zijn hoofd kon ik opmaken dat hij tv zat te kijken. Met mijn oor tegen de kier van het openstaande raam gedrukt stond ik te luisteren, maar wat ik te horen kreeg, leek nergens op te slaan. Af en toe waren er lange periodes waarin niets werd gezegd en de rest van het geluid leek vervormd, terwijl de stemmen door elkaar klonken. Toen ik weer naar Miles keek en probeerde te zien waar hij naar zat te kijken, zag ik plotseling zijn gezicht en toen wist ik het meteen. Het bleek uit alles: uit de blik in zijn ogen, de vorm van zijn mond, zijn houding.

Hij zat naar homevideo's te kijken.

Zodra ik dat wist, begonnen ook andere dingen tot me door te dringen en toen ik mijn ogen dichtdeed, herkende ik langzaam maar zeker de stemmen die op de band klonken. Ik hoorde Miles, met een stem die dan weer van dichtbij en dan weer van veraf klonk, ik hoorde het hoge stemmetje van een kind. En op de achtergrond, vaag maar goed hoorbaar, hoorde ik nog een stem. Haar stem.

De stem van Missy.

Het was verbijsterend, het was vreemd en heel even had ik het gevoel dat mijn adem in mijn keel bleef steken. In al die tijd, in dat hele jaar dat ik Miles en Jonah had bespioneerd, had ik het idee gekregen dat ik hen had leren kennen, maar het geluid dat ik die avond hoorde, bracht daar verandering in. Ik kende Miles niet en ik kende Jonah niet. Je kunt mensen gadeslaan en bestuderen, maar dat is iets heel anders dan hen kennen. En hoewel ik het eerste had gedaan, was het tweede me niet gelukt en dat zou ook nooit het geval worden.

Ik stond als aan de grond genageld te luisteren.

Haar stem stierf weg. Een moment later hoorde ik haar lachen.

Het geluid veroorzaakte bij mij een schok van binnen en mijn ogen richtten zich meteen op Miles. Ik wilde zijn reactie zien, hoewel ik wist hoe die zou zijn. Hij zou zitten staren, helemaal verzonken in herinneringen, met tranen van woede in zijn ogen.

Maar ik had het mis.

Hij huilde helemaal niet. In plaats daarvan zat hij met een tedere blik glimlachend naar het scherm te kijken.

En toen ik dat zag, wist ik plotseling dat het tijd was om ermee op te houden.

Na dat bezoek dacht ik werkelijk dat ik nooit meer naar hun huis zou gaan om hen te bespioneren. In het jaar daarop probeerde ik mijn eigen leven weer op te pakken en oppervlakkig bekeken slaagde ik daarin. De mensen in mijn omgeving merkten op dat ik er beter uitzag en weer een beetje mezelf begon te worden.

Diep van binnen geloofde ik dat zelf ook. Nu er een eind was gekomen aan mijn dwangmatig gedrag, had ik het idee dat ik de nachtmerrie van me afgezet had. Niet wat ik had gedaan, niet het feit dat ik Missy had gedood, maar de obsessieve schuldgevoelens die me een jaarlang hadden gekweld.

Wat ik me toen niet realiseerde, was dat ik die schuldgevoelens en die angst nooit helemaal kwijt was geraakt. In plaats daarvan waren ze gewoon latent geworden, als een beer die zijn winterslaap houdt en zich voedt met zijn eigen vetreserve, wachtend op het nieuwe seizoen dat nog moet aanbreken.