1.  Annie

Manhattan, het eiland van de schitterende dromen, lag te slapen in de duisternis van de vroege ochtend. Het was een eiland waar dromen werkelijkheid werden, waar dromen werden ingewisseld voor andere en werden afgedankt, soms veranderden ze in nachtmerries. Op dat moment, in het duister van een nacht in mei, aan het eind van de jaren tachtig, was het ook een eiland waar veel vrouwen alleen sliepen.

De slaapkamer van Annie MacDuggan Paradise had de eenvoud waar veel smaak en geld voor nodig waren. De vloer had een aparte donkere, kastanjebruine kleuren een rijke, matte glans, de volmaakte ondergrond voor het satijnachtige Chinese kleed dat erop lag. Behalve de opvallende uitzondering van het lila, crème en blauw van het tapijt, was de kamer geheel in gebroken wit gehouden, van het behang en de zijden gordijnen tot het damasten beddengoed. Alles in de kamer was smetteloos; zelfs het vuur in de beige marmeren haard was keurig opgebrand tot fijne, witte as. Alleen het bed zelf was een warboel, het dekbed lag op een hoop, de kussens lagen op de grond, net als de lakens.

Alles in de kamer was uiterst smaakvol en kalmerend, met één uitzondering: naast het bed lag op het marmeren blad van het nachtkastje een stapel boeken. Boeddhisme en Ecologie: een Manier om de Planeet te Redden; De Gekwetste Vrouw; Vrouwen Die Te Veel Beminnen; de Symbolen van Jung en het Collectieve Onderbewustzijn; De Dans van Woede en Vrouwen van Japan. De felgekleurde omslagen van de boeken vormden een schril contrast met een kristallen vaasje met drie fijne takjes heel kleine orchideetjes in precies dezelfde tint wit als de kamer. De serene bloemetjes leken te drijven op de lugubere achtergrond van de omslagen. Toen rinkelde de telefoon naast het vaasje.

Een magere, gebruinde arm kwam onder het beddengoed vandaan en pakte handig de hoorn zonder de bloemen of de boeken van het nachtkastje af te gooien. De hand aan het eind van de arm was ook bruin en mager, maar had bijna de vorm van een kinderhand, met korte, ongelakte nagels. Bij nadere inspectie zag men evenwel de duizenden rimpeltjes die een bepaalde leeftijd aanduidden. De hand pakte de telefoon voor hij nogmaals de kans kreeg te rinkelen en trok de hoorn onder de slordige stapel beddengoed.

‘Hallo.’ Haar stem kraakte. Ze schraapte haar keel. ‘Hallo.’

‘Anne? Met Gil.’ In de stilte die volgde, waarin Annie probeerde helder en helemaal wakker te worden, verduidelijkte hij: ‘Gil Griffin.’ Ze was aan het dromen geweest, ver weg in een andere wereld, een plek die ze niet wilde verlaten. Maar met tegenzin maakte ze zich los. Gil Griffin.

‘Gil. Hallo.’ Hij belde vast niet voor de gezelligheid, dacht ze. Annie kon zich niet herinneren wanneer ze Gil Griffin voor het laatst had gesproken. Zeker in jaren niet, in elk geval lang voor zijn scheiding van Cynthia. En nooit telefonisch om - ze keek op haar horloge - half zes in de ochtend. Er moest iets vreselijks gebeurd zijn.

‘Ik heb je hulp nodig. Het gaat over Cynthia. Ze is dood, Anne.’

Annie kon het niet helemaal bevatten. Er klopte iets niet; de woorden en de toon pasten totaal niet bij elkaar. Helemaal geen emotie. Een weerbericht. Een koufront dat uit Canada naar het zuiden kwam waaien. Toen drong het ineens tot haar door.

‘O, mijn God. Wat is er gebeurd?’ Dit kón niet. Cynthia was niet ziek. Annie dacht in ieder geval van niet, ze had er niets van gemerkt. En Cynthia was maar een jaar ouder dan zij. Misschien was het een ongeluk. Had Cynthia te veel gedronken? Nee, bracht ze zichzelf in herinnering, haar vriendin Elise was degene die dronk. Maar wat was er dan?

‘Nee. Het was zelfmoord.’ Annie was met stomheid geslagen. In de stilte die volgde gaf hij droogjes een paar afschuwelijke details. Badkuip. Polsen. Bijna twee dagen dood. ‘Ik wil er liever niet over praten.’ Zijn stem klonk vriendelijk, neutraal. Nu en dan regen, dacht ze. Hij leest het weerbericht voor. Vervolgens: ‘Je moet iets voor me doen.’

‘Natuurlijk. Hoe kan ik je helpen?’ Het was haar automatische brave-meisjesreactie. Mijn God. Cynthia dood. Cynthia is dood en ik doe beleefd. Annie rilde onder de dekens, hoewel het eind mei was. ‘Wat kan ik doen?’

‘Morgenochtend is de begrafenis.’

‘Morgenochtend, Gil? Zo snel al? De mensen hebben toch tijd nodig om...’

Hij viel haar in de rede. ‘Zou jij een aantal van haar vriendinnen kunnen bellen om het aan hen te vertellen? Ik heb al een tijd geen contact meer met haar kennissen.’

‘Natuurlijk wil ik dat graag doen, maar het is bijna Memorial Day. De mensen gaan vroeg de stad uit. En...’ Ze dacht aan haar eigen trip naar Boston om bij de diploma-uitreiking van haar zoon te zijn. En Sylvie. Het pakken. Dit waren hun laatste paar dagen samen. O, nee. Niet nu. Het was al zo’n zware week geweest. En nu dit. Bij deze gedachten voelde ze een golf van schaamte opkomen. Ze schraapte haar keel. ‘Op zo’n korte termijn weet ik niet zeker of...’

‘Doe je best. Mijn hoofd loopt ook over,’ sprak hij toonloos. Een waarschuwing voor overstromingen in New York, dacht Annie, een misselijke grap. Ze ging rechtop zitten. Waarom zo’n haast? Waarom zo vreselijk snel?

‘Maar is alles al geregeld? Niemand zal weten wat ze met de bloemen en zo moeten. Ik bedoel...’ Ze voelde dat ze een brok in haar keel kreeg en de tranen sprongen haar in de ogen. Ze probeerde kalm te blijven. ‘En toespraken bij het graf, Gil?’

‘Ik heb alles geregeld, Anne. Bel jij alleen haar vriendinnen. Dus morgen om tien uur bij Campbell.’

‘Om tien uur?’ Ze schudde haar hoofd, alsof het daardoor helderder zou worden. ‘Zo snel? Ik...’

‘Doe je best. En bedankt.’ Hij hing op. Hij had haar verder niet nodig. Annie bleef de zwijgende telefoon in haar hand houden. Ze kon nauwelijks ademhalen. Vuile schoft, dacht ze. Vuile, koude schoft. Langzaam legde ze de hoorn neer.

Cynthia had een eind aan haar leven gemaakt. Cynthia is dood. Annie krulde zich op in bed. Ondanks het donzen dekbed rilde ze. Ze zou daar gewoon even blijven liggen, in het veilige duister onder het dekbed, en proberen dit te verwerken. Mijn gevoelens voelen, zoals dr. Rosen, haar ex-therapeut, haar had geleerd. Ze rekte zich uit onder het dekbed. Haar Siamese kat, Pangor, liep stilletjes de kamer door en sprong naast haar op het bed. Cynthia, die lieve, geestige Cynthia was dood. Het was vreselijk. Maar vreemd genoeg wilden de tranen nu niet komen.

Alleen de herinneringen. Cynthia, haar vriendin bij juffrouw Porter. Haar kamergenote. Cynthia was zo aardig voor haar geweest. Op hun eerste avond op school, toen Annie zich vol schaamte tot op haar hemd had uitgekleed, had Cynthia niet de spot met haar gedreven. Zonder iets te zeggen had ze haar een beha gegeven, zich omgedraaid en gezegd: ‘Je zult die waarschijnlijk moeten aantrekken, anders pesten de andere meisjes je misschien.’

Zij en Cyn gingen vaak samen uit. Cynthia’s broer had Annie aan Aaron voorgesteld en toen ze trouwden was Cynthia haar bruidsmeisje geweest. Toen was Cynthia met Gil getrouwd. En beiden kregen tegelijk een dochter.

Cynthia had haar dochter, haar enige kind, op latere leeftijd gekregen. Ze zou nu ongeveer even oud zijn geweest als mijn Sylvie, dacht Annie. De twee vriendinnen hadden samen hun zwangerschap doorgemaakt. Cynthia’s dochter Carla was een mooie, volmaakte baby geworden. Het was niet leuk om toe te geven, maar het had Annie pijn gedaan Carla te zien groeien en zich te zien ontwikkelen, terwijl Sylvie zo traag was. En toen, op een dag in maart, was Carla door een auto aangereden toen ze uit de schoolbus stapte. Annie voelde zich natuurlijk dubbel schuldig vanwege haar heimelijke jaloezie. Ze had wekenlang aan het ziekbed gezeten in het ziekenhuis in White Plains, waar het kind hersendood in coma lag. Uiteindelijk kwamen de meeste andere vriendinnen niet meer, maar Annie bleef komen. Ze wist dat ze niets kon doen, maar de gedachte dat Cynthia daar alleen zou zitten kon ze niet verdragen.

Eind mei was Cynthia op een ochtend nog bleker dan anders en met donkere kringen onder haar ogen de zonnige kamer binnengekomen. Met luide, toonloze stem had ze tegen Annie gezegd: ‘Hij wil dat ze van de beademingsapparatuur afgehaald wordt,’ zei ze. ‘Gil wil dat er een eind aan komt.’

Annie stond op en opende haar armen. Cynthia liet zich omhelzen en boog het hoofd om troost te vinden op de schouder van Annie. Ze huilde zonder een geluid te maken, maar haar lange lichaam schokte en haar tranen waren zo warm dat zelfs Annie, die het altijd koud had, het te warm kreeg. Toch bleef ze staan en hield Cynthia een hele tijd in haar armen. Toen Cynthia ten slotte niet meer huilde, haalde ze diep adem, keek Annie recht in de ogen en zei: ‘Mijn moeder heeft nooit van me gehouden.’ Annie had geknikt en niet geweten wat ze daarop moest zeggen. Cynthia trok haar schouders op, haalde een zakdoek te voorschijn en bette haar ogen.

Die middag maakten ze het kind van de apparaten los en aan het begin van die avond stierf het. Kort na de begrafenis waren de Griffins naar Europa vertrokken. Na hun terugkomst verkochten ze hun huis en verhuisden naar een ander, groter huis in Greenwich.

Intussen waren de twee jongens van Annie naar kostschool gegaan en waren zij en Aaron naar Manhattan verhuisd. Natuurlijk ging ze af en toe met Cynthia lunchen en winkelen in de stad, maar Cynthia leek op de een of andere manier te bevriezen. Ze sprak steeds minder. En na de scheiding van Gil was ze nog stiller. Cynthia de Zwijgster.

Nu was Cynthia dood. En door haar eigen hand. Het was geen toeval dat Carla ook eind mei was gestorven.

O, God, besefte ze, het was de dag waarop Carla was doodgegaan! Annie knipperde met haar ogen. Ze had eraan moeten denken! Hoe had ze zo’n afstand kunnen laten groeien tussen zichzelf en een vriendin? Hoe kon het dat ze het niet wist? Waarom schaamden zelfs goede vrienden zich zo voor de diepste pijn, de wanhoop, dat ze er niet over praatten? Ze draaide zich om in bed en kreunde.

Annie was drieënveertig. Ze was een vijfenzestig, precies de gemiddelde lengte voor een Amerikaanse vrouw, maar ze woog maar zesenvijftig kilo, niets meer dan ze vijfentwintig jaar geleden op school bij juffrouw Porter had gewogen. Ze besteedde veel zorg aan haar gewicht, evenals aan een groot aantal andere dingen: kleren, appartement, buitenhuis, bonsaiboompjes, schrijven, therapie. Zoals haar therapeut haar had geleerd, liet ze de golven van verdriet nu over zich komen. O, God, wat deed het een pijn. Cynthia was dood. Had ze maar gebeld, dacht Annie. Ik heb haar de laatste tijd niet veel gezien. Ik had moeten...

De tranen begonnen uit haar ogen te stromen en rolden over haar wangen. Ze begon hartverscheurend te snikken. Ze trok het dekbed over haar gezicht in de hoop het lelijke gehuil te smoren. Het was niet alleen uit bezorgdheid voor haar dochter, die aan het andere eind van de gang lag te slapen. Annie kon zelf het geluid niet verdragen.

Ook de pijn leek onverdraaglijk, dacht ze terwijl ze huilde. Er kwamen beelden bij haar op. Staal dat de huid doorklieft. Bloed dat zich met het badwater vermengt. Het was te afschuwelijk. Waarom heb ik haar niet gebeld? O, Cynthia, waarom heb jij mij niet gebeld? Terwijl ze op haar rug met het dekbed over haar gezicht lag te huilen, liepen de tranen over Annies wangen naar beneden, volgden de fijne rimpeltjes aan de zijkant van haar ogen en rolden in haar oren. Ze kriebelden. Ze moest een vinger in haar oren stoppen om het kietelen te stoppen. Ten slotte werd het snikken minder, de tranen hielden op en langzaam kwam ze overeind.

Ze keek door de smetteloze, opgeruimde kamer naar de hoge ramen, waar het vroege licht net de hemel begon te kleuren. Ze was uitgeput en de dag was nog niet eens begonnen. ‘Barst,’ zei ze, terwijl ze het dekbed opzij gooide en uit bed stapte.

Beneden haar begon de stad net wakker te worden. In Queens, aan de overkant van de grijze rivier, twinkelden de lichtjes nog, waardoor het eruitzag als een sprookjesland. In werkelijkheid was Queens grotendeels een grauwe wijk waar Annie alleen doorheen was gekomen op weg naar het vliegveld, dus wist ze hoe bedrieglijk dat uitzicht was. Schijn was vaak bedrieglijk. Vanuit het raam van haar penthouse zag Annie een paar heel vroege joggers hun eenzame kilometers maken over de regenachtige promenade. De hele vorige week was vreselijk geweest, nat en kil. Grauw als de dood. Ze wreef over haar bovenarmen en wendde zich af van het raam.

Hoe kom je over de zelfmoord van je oudste vriendin heen? vroeg ze zich af, terwijl ze over het zachte kleed naar de badkamer liep.

Ze zou doen wat ze altijd deed. Ze zou aan de gang blijven. Er was zoveel te doen. Ze zou Brenda en Elise moeten bellen en alle vrienden van Cynthia die ze kon bedenken, maar eerst zou ze een douche nemen en zich aankleden.

Wie waren de vrienden van Cynthia? vroeg ze zich af. Annie moest bekennen dat ze weinig van die mensen van vroeger uit Greenwich meer sprak. Alleen die gekke Brenda Cushman, die er daar nooit tussen had gepast, en Elise Atchinson, die ook een huis in de stad had. Maar ze had het meest met Cynthia opgetrokken. Cynthia was een echte vriendin in een stad waar vriendschap was gebaseerd op wie je kende, met wie je trouwde, wat je bezat en wat je kon geven of krijgen. Annie wenste - ach, het deed er nu niet meer toe wat ze wenste. Cynthia was dood.

Annie deed in haar marmeren badkamer het licht en het straalkacheltje aan. Ze stapte in de matglazen douchecabine en draaide de stoomkranen open. Misschien kwam het door haar gewicht of haar lage bloeddruk, maar ze kon moeilijk warm blijven. Ze had vaak lagen wollen kleren over elkaar aan, zelfs nú, in mei. Toch had ze het nog koud en werd alleen warm in de sauna of de stoomcabine.

Toen Annie gehuld in een beige badhanddoek en met door het vocht krullend haar de badkamer uitkwam, zag ze er afgetobd uit, haar huid was vlekkerig en haar ogen waren rood. Ze schudde haar hoofd tegen haar eigen spiegelbeeld, maar bleef niet staan. Ze liep de lange gang door die van de ouderslaapkamer naar de rest van het penthouse ging. Ze kwam langs de gesloten deur van de slaapkamer van Sylvie, waar ze nu nog sliep. Over een paar dagen zou ze weg zijn. Annie wist dat ze niet alleen om de dood van Cynthia zou moeten treuren, maar ook om het verlies van haar dochter.

Maar nu was er geen tijd. Er was niet eens tijd meer om over Cynthia na te denken. Er waren alleen maar dingen die gedaan moesten worden. Annie zei tegen zichzelf dat ze maar beter kon beginnen. In de smetteloos betegelde keuken liep ze langs de Zweeds blauwe tafel en stoelen die in het midden van het grote, lichte vertrek stonden en ging naar het bureautje dat in de hoek naast het raam was ingebouwd. Hier zat ze altijd te schrijven, dingen die niet erg bijzonder waren. Er waren pas twee boeken met korte verhalen van haar gepubliceerd, een vlak voor haar trouwen, het andere erna en beide lang voordat de kinderen waren geboren. Maar door Aaron en hun groeiende gezin was ze gestopt. Het derde boek was niet goed genoeg om gepubliceerd te worden, had hij gezegd. Waarschijnlijk had hij gelijk. Maar toch bleef ze schrijven en in de laden van het bureau stapelden de manuscripten zich op. Vandaag zou daar natuurlijk geen tijd voor zijn.

Ze deed de tweede la van haar bureau open en haalde haar grote boek met telefoonnummers eruit, dat ze had gekocht in het Metropolitan Museum of Art. Er stond een reproductie van een Mary Cassat op het omslag, een schilderij van een moeder met een klein meisje. Annie zuchtte. Ineens had ze trek in een lekkere, sterke kop koffie met veel suiker. Ze gebruikte geen van beide meer, maar nu kon ze de prikkel wel gebruiken. Nee. Slecht idee. In plaats daarvan zette ze water op voor thee en ging aan haar bureau zitten.

Allereerst zou ze Brenda natuurlijk bellen, haar beste vriendin in New York. Brenda was geestig, stabiel, eerlijk. Maar soms niet zo gevoelig. Toch wilde Annie haar bellen om gerustgesteld te worden en wat vaste grond onder de voeten te krijgen. Ze keek op haar horloge, de gouden Cartier Panther die ze nooit afdeed. Ze wilde altijd weten hoe laat het was. Het was bijna kwart voor zeven. Ze vond het vreselijk om het Brenda aan te doen. Terwijl Annie een ochtendmens was, wist ze dat Brenda soms wel tot twaalf uur sliep en ze hadden afgesproken dat Annie nooit voor elven zou bellen. Maar die regel gold nu niet. Annie drukte op een knopje en haar automatische kiezer piepte de vertrouwde tonen in haar oor. Het verbaasde haar niet dat de telefoon een aantal keren overging voor hij werd opgenomen.

‘Wie is dit in vredesnaam?’ De stem van Brenda was altijd hees, maar nu was het een waar gegrom.

‘Ik ben het. Het spijt me dat ik je wakker maak, maar...’

‘Je zult nog veel meer spijt krijgen. Hoe laat is het in godsnaam? Jezus Christus, Annie, het is nog niet eens zeven uur. Je mag alleen nog hopen dat het zeven uur ’s avonds is en dat ik de hele koleredag door heb geslapen.’

‘Brenda, ik zou niet bellen als het niet ernstig was.’

‘Ben je van streek omdat Sylvie weggaat? Dan word ik wakker. Is het dat?’

‘Nee. Nee. Dat is het niet. Cynthia Griffin is dood.’

‘Wie?’

‘Cynthia Griffin. Je weet wel, de moeder van Carla.’ Brenda’s zoon Tony had korte tijd bij Carla in de klas gezeten.

‘Shit. Het is lullig als iemand doodgaat, maar waarom bel je me? Om zes uur in de ochtend?’

‘De begrafenis is morgenochtend.’

‘Jezus, waar is ze aan gestorven, aan de pest soms? Waarom stoppen ze haar zo snel onder de grond?’

‘Brenda, ze heeft zelfmoord gepleegd. Een paar avonden geleden. Ze hebben haar gisteren pas gevonden. Het zag er kennelijk heel akelig uit.’

‘Jezus.’ Brenda was even stil. ‘Christus, ze had blijkbaar het lef om eruit te stappen, hè? Dat verbaast me. Ze was zo’n koele, hooghartige tante.’ Annie dacht aan Cynthia’s hete tranen op haar schouder in het ziekenhuis. Soms was Brenda werkelijk onmogelijk. Een omgekeerde snob en ze verborg haar gevoelens altijd achter spottende opmerkingen.

‘Ga je erheen of niet?’

‘Natuurlijk. Waar en wanneer?’

‘Tien uur bij Campbells.’

Brenda kreunde nogmaals. ‘Gil zet er wel vaart achter. Wat een klootzak.’

‘Ik bel Hudson en laat me door hem brengen. Als je wilt kan ik je om negen uur ophalen.’

Weer een gekreun. ‘Jezus, Annie, er is geen uur voor nodig om tien straten te rijden, zelfs niet in Manhattan. Deze week is het trouwens een spookstad. Iedereen gaat eerder weg in verband met Memorial Day. Ze zijn in de Hamptons, of in Connecticut. En je hoeft niet in te checken om Campbells binnen te komen. Kom om tien uur. Dan komen we deftig te laat.’

Annie zuchtte. ‘Ik haal je om half tien op. Laat me niet wachten. Ik moet nu ophangen. Ik moet mensen bellen.’

‘Wie?’

‘Gil heeft me gevraagd te helpen het deze en gene te laten weten.’

‘Door de mensen zo weinig tijd te geven, hou je ze wel weg.’

‘O, je moet niet denken dat hij het zo gepland heeft.’

‘Wedden?’

‘Met dit soort zaken neem ik aan dat het beter is het zo discreet mogelijk te doen.’

‘Ga je Aaron nog bellen?’

Annie kreeg in haar borst een vlinderachtig gevoel. ‘Daar heb ik nog niet aan gedacht.’ Ze zweeg even. Hij zou het wel moeten weten. Hij had Cynthia altijd nogal excentriek gevonden, maar hij had haar wel gemogen. Annie zou haar voormalige echtgenoot overmorgen spreken, wanneer hun zoon op Harvard zou afstuderen. Ze hoopte dat het een plezierige dag zou worden, dat ze misschien... Ze dacht er even aan hem nu te bellen, aan de mogelijkheid dat de telefoon door een vreemde vrouw zou worden opgenomen.

‘Ik zal hem wel voor je bellen,’ bood Brenda aan toen ze voelde dat Annie aarzelde.

‘Zou je dat willen doen?’

‘Natuurlijk. Het is me een waar genoegen die klootzak vroeg uit zijn bed te bellen.’

Brenda vond dat Aaron de schuldige partij was, maar Annie zelf wilde zo ver nog niet gaan. En in het geheim hoopte ze nog steeds dat hij terug zou komen. Wellicht dat de tragedie rond Cynthia hen weer bij elkaar zou brengen.

‘Bedankt, Brenda. Ik zie je morgen om half tien. Probeer nog wat te slapen.’

Ze hing op en kwam overeind om het water uit te zetten. Ze zou nu Elise moeten bellen, maar daar zag ze tegenop. En dan alle andere telefoonnummers die ze nog op zou moeten zoeken. Daarnaast moest ze pakken voor Sylvie en de tranquillizers voor de kat ophalen bij de dierenarts. Ze moest kijken wat ze aan wilde bij de diploma-uitreiking en Ernesta haar weekendtas laten pakken. Daarna zou ze over de begrafenis nadenken. IJdelheid. IJdelheid. Alsof het ertoe deed wat ze aan had of hoe ze eruitzag. Cynthia was dood. Maar toch. Ze zou Aaron zien. Misschien met hem praten. Misschien zelfs samen huilen. O, Aaron, ik zou nu wel wat troost kunnen gebruiken. Maar Aaron was nog steeds kwaad op haar, vanwege Sylvie. Omdat ze Sylvie had weggestuurd naar school. Hoewel hij zelf hun dochter niet vaak opzocht sinds hij was weggegaan en geen deel had aan haar verzorging, wilde hij niet dat ze naar school werd gestuurd.

Het water kookte. Ze keek naar de keurige ontbijttafel die voor haar en Sylvie was gedekt. Dat had ze gisteravond gedaan, in een ander leven, voor ze het nieuws over Cynthia had gehoord.

Annie besefte dat ze nog steeds de ketel in haar hand had. Ineens draaide ze zich om en zette hem met een klap weer op de kookplaat. Met hernieuwde energie deed ze de koelkast open en begon het vriesgedeelte te doorzoeken. Daar moest ergens een pond geroosterde Braziliaanse koffie liggen, en ze zou een kop nemen. Uiteindelijk was ze nu alleen en niemand zou zien dat ze zondigde. Een van de weinige prettige kanten van het door je man verlaten zijn.

Plotseling werd ze zo hevig door een golf van eenzaamheid overvallen, dat ze zich tot haar knokkels wit werden aan de zijkant van de dubbeldeurs koelkast moest vastklemmen. Ze dacht aan de dag waarop ze op dezelfde plaats had staan kijken, terwijl Aaron met zijn koffers met kleren door de keuken liep om ze bij de deur neer te zetten. ‘Ik neem alleen deze twee mee, en laat de portier de rest beneden voor me opslaan,’ had hij gezegd.

Annie had zwijgend geknikt.

‘Ik ga een tijdje in het Carlyle logeren. En overdag kun je me op kantoor bereiken.’

Ze had weer geknikt, met stomheid geslagen door verdriet en verwarring.

‘Laten we proberen elkaar wat ruimte te geven, oké?’

‘Ruimte is het laatste wat ik nodig heb,’ had Annie gezegd. Toen ze het zei, hoorde ze hoe triest het klonk.

Hij keek haar vriendelijk aan. In zijn hart was Aaron aardig. ‘Kijk niet zo tragisch, Annie. Ook dit gaat voorbij,’ zei hij. Toen was hij weg.

Hij had gezegd dat het een tijdelijke scheiding was, maar hij had gelogen. Aaron - haar studievriendje, haar grote liefde, de goede vader van haar zonen, de man in wie ze meer dan in wie dan ook geloofde - was ervandoor gegaan. Ze greep het handvat van de koelkast vast, duizelig bij de herinnering.

Ze stond alleen in haar glimmende, smetteloze, lege keuken tot het gevoel voorbij was. Annie dacht weer aan dr. Rosen, haar therapeut, die na drie jaar zo abrupt een eind aan de behandeling had gemaakt. Misschien moest ze haar bellen, alleen om haar te helpen deze laatste episode door te komen. Maar dr. Rosen had haar gekwetst, had haar een ‘afhankelijke persoonlijkheid’ genoemd en ‘een martelaar’, en hoewel Annie het gedeeltelijk met de diagnose eens was, wilde ze bewijzen dat dr. Rosen ongelijk had.

Annie knielde en aaide Pangor. ‘Heb je honger, liefje?’ zei ze en maakte een blikje van zijn lievelingseten open, blij met de bezigheid, blij met de genegenheid van de kat, ook al ging die liefde door de maag. Als ze zich zorgvuldig opmaakte, als ze vroeg naar de begrafenis ging, zou ze Aaron misschien te spreken krijgen. De scheiding was nog niet uitgesproken. Ondanks het feit dat ze niet meer samenwoonden, ondanks de ruzie om Sylvie, was hij misschien even ongelukkig zonder haar als zij zonder hem. Hoewel hij twee avonden geleden niet ongelukkig had geklonken, toen hij belde over de plannen voor de diploma-uitreiking. Maar dit nieuws zou een schok voor hem zijn. Misschien zouden ze nu praten. Hij zou haar aankijken en zich herinneren dat het eens, eens zo ontzettend fijn was geweest. Misschien zou de begrafenis iets van het verleden terugbrengen, het verleden dat het bewaren, het koesteren waard was. Misschien.

Annie was het soort vrouw dat geloofde in handelend optreden, en in zekere mate voer ze daar wel bij. Ze was gezond en aantrekkelijk en had een goed huwelijk gesloten. Ze had drie kinderen grootgebracht, onderhield sterke vriendschapsbanden, deed veel liefdadigheidswerk en had een scheiding overleefd. Ze had een volmaakt thuis en een stijlvol, prettig leven gecreëerd aan het duurste en misschien mooiste plein van Manhattans Upper East Side. Ze wist nog steeds de aandacht van mannen te trekken, maar ze wist dat dat op een subtiele manier gebeurde en niet omdat ze een opvallende schoonheid was. Maar ze was alleen en haar man had haar verlaten. Het probleem was dat Annie, net als Cynthia, slechts de eerste echtgenote was.