7.  Larry Cochran

Larry stapte uit de kleine badkuip op het versleten linoleum van zijn keukenvloer. ‘Alleen de armsten in New York hebben een bad in hun keuken,’ zei hij hardop, zoals hij altijd deed als hij de ouderwetse badkuip en de handdouche had gebruikt. Hij had een kamer aan de voorkant van twaalf bij twaalf, een keuken met een badkuip en oude kastjes met vijfhonderd generaties kakkerlakken erin, een klein achterkamertje dat uitkeek op een luchtkoker en een toilet in een kast. Hij waste en schoor zich aan het aanrecht in de keuken. En dat alles voor maar zevenhonderdtweeënveertig dollar per maand.

Hij had pijn in zijn maag van zelfmedelijden en paniek. Deze maand had hij de zevenhonderdtweeënveertig dollar niet. Sinds zijn ontmoeting met Elise Elliot had zijn schrijven een dramatische wending genomen. Sindsdien was hij bezeten geweest. De tijd was in een koorts van scheppingsdrang voorbijgegaan. Nu had hij eindelijk duidelijk een verhaal voor een toneelstuk in gedachten en hij zag Elise in de hoofdrol. Hij schreef dag en nacht, zonder op te houden ergens aan te denken. Niet aan zijn perspas, die weldra weer zou verlopen, en zelfs niet aan waar de huur vandaan moest komen.

Meestal kon hij in zijn eenvoudige behoeften voorzien door het maken van foto’s van wezenloos kijkende beroemdheden en die aan kranten en tijdschriften te verkopen. Maar hij was zo bezeten geweest van Elise en het toneelstuk dat hij voor haar aan het schrijven was, dat hij niet aan geld had gedacht tot de rekening van de huur kwam. En meneer Paley, de huisbaas, die graag huurders eruit zette om weer meer huur te kunnen vragen aan de volgende, had nooit veel geduld.

Dit werk was goed. Werkelijk waar. Hij wist het. Sinds hij klaar was met zijn opleiding had hij drie toneelstukken geschreven, maar dat was commerciële troep geweest. Of zo commercieel mogelijk.

Maar niet commercieel genoeg, beste Larry, zei hij tegen zichzelf. Niemand had gebeten. Hij had niet eens een agent. Wat doe je als je uitverkoop hebt gehouden en niemand wil kopen? Je gaat terug naar de kunst. Terwijl hij zijn lange, magere lichaam afdroogde, schudde hij zijn hoofd, waarbij water druppelde op het gescheurde linoleum. La Bohème. Het toevluchtsoord voor mislukkelingen.

Hij liep naar de kleine ruimte waar hij sliep op een eenpersoons bed, stak zijn hand uit naar de bundel kleren die aan een opgehangen bezemsteel hing die hij lachend zijn kast noemde en pakte zijn oude, heel oude, standaard nette pak. Net zoals hij zijn appartement de laatste tijd door de bril van de armoede bekeek, zag hij nu zijn blazer en grijze broek zoals ze werkelijk waren: versleten, glimmend en gerafeld. Dit is geen manier van leven, dacht hij voor de honderdste keer sinds zijn ontmoeting met Elise.

Hij pakte een blauw oxford overhemd van de metalen kleerhanger, rook aan de oksels om te zien of hij het nog een keer aan kon en knipte wat rafeltjes van de boord. De schoenen waren afgetrapt en de hakken waren versleten. Hij haalde zijn zwarte, slangenleren riem door zijn broek - een cadeautje van een vroegere vriendin die hem een keer met kerst met personeelskorting had gekocht toen ze bij Bloomingdales werkte. Hij begon nu te schilferen. Laat eens kijken, dacht hij, hoe lang geleden was dat? Drie jaar? Vier jaar. Ik heb al vier jaar geen nieuwe riem gekocht, verdomme!

Hij pakte zijn horloge van het aanrecht en liet het onhandig uit zijn handen vallen. Perfect. Dat kan ik er nog net bij hebben. Maar toen hij het opraapte, liep het gelukkig nog. Het was al vijf over vijf en hij had tegen Asa gezegd dat hij er om zes uur zou zijn. Jezus, als hij zijn beste vriend om een lening moest vragen, kon hij in ieder geval zorgen dat hij op tijd was.

Haastig verliet hij het appartement, het dubbele slot achter zich sluitend. Wat een mop, dacht hij. Wat bescherm ik? Een kapotte tv, waarvan ik de reparatie niet kan betalen en een oude platenspeler. Wie gebruikt er eigenlijk nog een platenspeler? Er zijn alleen nog maar cd’s. Ik loop zo achter dat ik niet eens een cassetterecorder heb aangeschaft en dat is al ouderwets.

Hij liep de vaag verlichte gang door. Het kraken van de vloer werd overstemd door het geruzie uit de flat van de huisbewaarder. Rosie was weer dronken. Nou, die zou vanavond of morgenochtend niet in staat zijn om de huur te komen vragen. Laten we hopen dat ze een vreselijke kater heeft. Dan heb ik misschien drie dagen respijt.

Toen hij op het trottoir was, voelde hij zich meteen beter, bevrijd van de druk van zijn gevangenis van armoede. Herfst in New York. De bomen langs York Avenue lieten hun gele bladeren op het grijze trottoir vallen. Hij liep snel naar de bushalte en vergat niet om een gratis overstapkaartje te vragen toen hij instapte. Alle beetjes hielpen. Hij had nog tweehonderdzestien dollar op zijn rekening staan en eenendertig dollar in zijn zak. Verder had hij geen cent. Zijn moeder, thuis in Missouri, leefde van haar onderwijzers pensioentje. Hij wist dat ze er wat van spaarde, maar hij zou nooit een cent van haar aannemen had hij gezworen toen hij klaar was met zijn opleiding. Zijn vader had hen in de steek gelaten toen Larry nog een baby was. Op een dag zou hij haar geld geven, niet andersom. Maar wat moet ik nu doen? Asa was zijn laatste hoop tot het geld van People binnenkwam. Zijn gezicht vertrok, terwijl hij zich herinnerde hoe pijnlijk het was geweest de foto van Elise aan dat tijdschrift te verkopen.

Hij had gedacht dat hij zich er niet toe zou verlagen haar foto te verkopen. Nee, had hij gedacht, dat zou hij nooit kunnen. Maar uit wanhoop had hij het toch gedaan. Het was een daad van verraad geweest nu hij over de streep was gegaan van verliefd zijn op haar beeld, haar beeltenis op het scherm, naar van haar houden, daadwerkelijk van haar houden. En dat deed hij. Hij hield van haar. Hij ontwikkelde de foto’s die hij van haar had gemaakt en had ze overal in zijn appartement opgehangen. Steeds weer doorleefde hij de momenten die ze samen in Kamer 705 hadden doorgebracht. Af en toe hield hij even op met schrijven om naar haar films te gaan als ze in Thalia of Biograph draaiden. Hij hield van haar en dat sprak uit zijn werk.

Hij begon na te denken hoe hij Asa om een lening zou vragen. Uiteindelijk deden ze dat vroeger, toen ze nog studeerden, voortdurend over en weer en daarna zelfs ook nog als een van beiden krap zat. Maar ze hadden nu al lang niet meer bij elkaar geleend. Asa kwam rond van zijn bescheiden salaris bij de Wall Street Journal en Larry slaagde erin bij te blijven met zijn rekeningen door af en toe wat foto’s te verkopen. Tot nu toe was de situatie oké geweest. Niet geweldig, maar oké.

Maar nu niet meer. Larry had er schoon genoeg van. Al tien jaar niet meer op school en nog steeds voelde hij zich als een student die platzak was. Geen inkomsten, geen bezittingen. Niets te verkopen. Behalve natuurlijk de foto die hij van Elise had gemaakt buiten het uitvaartcentrum. Hij had ontdekt dat People er aardig wat voor wilde geven, aangezien Elise zelden werd gefotografeerd. Ze was bijna even schuw voor de pers als Garbo was geweest. Maar hij had zich een verrader gevoeld door te verkopen.

God weet had hij moeten proberen wat te schnabbelen deze week. Maar hij vond het vreselijk heimelijk foto’s te maken van de groten, de bijna groten en de in ongenade gevallenen. Het maakte hem misselijk. Hij had zich er gewoon niet toe kunnen zetten. Bovendien was zijn schrijven een obsessie geworden. En het ging zo goed, zo soepel.

Larry begreep vrouwen, achtenswaardige vrouwen, eenzame vrouwen. Jezus, hij was door zo’n vrouw grootgebracht. En dit toneelstuk, dit verhaal over een eenzame, mysterieuze vrouw begon zo prachtig vorm te krijgen. Hij zou het vreselijk vinden er nu mee op te moeten houden en zijn visie kwijt te raken, de betovering te verbreken. Hij zou gewoon wat geld van Asa moeten zien te krijgen om hem uit de brand te helpen tot People hem zijn cheque stuurde.

Op Fifth Avenue stapte hij over op een andere bus om Asa te ontmoeten bij een of andere opening van een stomme tentoonstelling. Asa had erop gestaan en gezorgd voor een uitnodiging voor hen beiden. Wie weet zou hij daar een paar foto’s kunnen maken en een lening los kunnen peuteren. In West Fifty-seventh Street stapte hij uit en liep naar het adres dat hij op had gekregen.

Terwijl hij in de lift stapte, dacht hij, alsjeblieft, Asa, leen me genoeg om deze maand de huur te kunnen betalen, tot eind oktober maar. Ik weet dat ik dan het toneelstuk klaar heb en dan zal het geld van de foto er zijn. Ik ben er zo dichtbij, Asa. En het is geweldig, Asa, echt geweldig. Dat heb je me nog nooit eerder over mijn schrijven horen zeggen. En als ik die lening krijg, zal ik als een razende foto’s maken van al die verdomde, achterlijke beroemdheden in New York! Dat beloof ik.