VIII

Keulen, 1420

'Kun je daarmee leven?'
Ik zat aan de werkbank en probeerde me te concentreren op het vel papier dat voor me lag. Ik wilde een goede indruk maken op mijn nieuwe meester met mijn vlijt, maar mijn omgeving trok van alle kanten mijn aandacht. Het was alsof al mijn droombeelden in deze ene kamer tot uitbarsting waren gekomen. Talloze gereedschappen hingen aan spijkers aan de muren: etsnaalden, polijsten schraapstaal en beitels, en nog vele waarvan ik de naam nog niet kende. Een hele balk was gereserveerd voor een verzameling hamers, in omvang variërend van een forse houten hamer tot een edelsteenhamertje dat zo klein was dat je er engelenhaar mee had kunnen platslaan. Een rek aan de overkant bevatte nog meer kostbaarheden: glazen en zilveren kralen die hingen aan lange snoeren, stukjes kristal en lood, flesjes van antimoon en kwikzilver voor het legeren van het goud, roze koraal dat zich vertakte als een gewei, lange ijzeren vingers waaraan vele ringen zaten. In een getraliede kast bij het raam wachtten gouden drinkbekers en schotels op hun eigenaars. Zelfs de schroeiplekken op de tafel bij mijn elleboog leken van wonderen te verhalen. Buiten voor de winkel, aan de overkant van het plein, werden steunberen en steigers rondom de kathedraal in aanbouw opgericht.
Konrad Schmidt, meester-goudsmid en nu tevens mijn meester, zuchtte om mijn aandacht weer te krijgen.
'Zeven jaar lang zal ik je onderrichten in de methoden, het ambacht, de vaardigheden en mysteriën van het gilde der goudsmeden. Je zult bij
me inwonen, mee-eten aan tafel en al het werk doen dat ik je opdraag conform de regels van het gilde. Ik zal niets van je vragen wat beneden je waardigheid als leerling is. Je zult water uit de put halen om ijzer te blussen, maar niet om te drinken; je zult hout rapen voor de smeedoven, maar niet voor de bakoven van mijn vrouw. In ruil daarvoor zul je me nu tien guldens betalen en om de drie maanden nog een gulden voor kost en inwoning. Je zult je gedragen zoals een lid van dit edele gilde betaamt. Je zult de geheimen van de smid aan niemand verraden. Je zult nooit van mijn winkel of gezin iets stelen. Je zult je begeerte beteugelen en geen schande over mijn huishouden brengen. Je zult onder mijn dak geen onzedelijke of godvergeten daad begaan, noch mijn gezin schofferen. Kun je daarmee leven?'
Ik trok de rietpen uit de inktpot en krabbelde mijn naam met grote hanenpoten over de onderste helft van het vel papier. In de vurige hoop indruk op mijn nieuwe meester te maken, signeerde ik in het Latijn. Johannes de Maguntia Johann van Mainz. Henchen Gensfleisch, het jongetje dat ik eens was geweest, bestond niet meer, zes dagen daarvoor achtergelaten op de kade van Mainz.
Konrad Schmidt was niet iemand die zich aan enthousiasme te buiten ging. Hij pakte het vel papier aan, bestrooide de natte inkt met zand en legde het vel te drogen.
Ik bestudeerde de man die nu mijn toekomst in zijn handen hield. Hij was rond de vijftig, zijn ogen waren diepliggend en donker, zijn wangen met de jaren uitgehold. Hij droeg een wijnkleurig gewaad met hoog gesloten hals, een met bont gevoerd wambuis eroverheen en een dikke ring aan zijn linkerhand die kostbaar was maar niet protserig. Grijze krullen staken uit onder zijn fluwelen muts; soberheid leek van ieder lijntje in zijn gezicht af te lezen. Wanneer hij glimlachte, wat zelden het geval was, deed hem dat er slechts triest uitzien.
En wat kreeg hij ervoor terug? Ik bekeek mezelf in een zilveren spiegel aan de muur. Ik was beslist een schoolvoorbeeld van een leerling. Ik droeg het hagelwitte hemd dat ik in Mainz had gekocht en dat een week ingepakt had gezeten terwijl de aak me stroomafwaarts over de rivier had getrokken. Mijn haar zat geborsteld en geknipt onder mijn lappen muts, mijn gezicht was schoongeboend in het badhuis, mijn wangen waren gladgeschoren. Al mijn bezittingen zaten in een zak die aan mijn voeten lag. Vanaf het moment dat ik de kade had betreden in Keulen en de kathedraal als een grasspriet op de heuvel had zien prijken, had ik me vrij gevoeld, buiten het bereik van mijn vader en verlost uit de verstikking van mijn ouderlijk huis. Hier, zo voelde ik, zou ik de wereld eens een poepje laten ruiken.
Schmidt zag me staren maar zei niets. 'Ik zal je de rest van het huis laten zien.'
Ik pakte mijn zak op en volgde hem. Een deur achterin leidde naar een binnenplaatsje waar een privaat stond, een provisiekamer, een houten schuurtje en een grote oven tegen de achterste muur. Een man met leren schort werkte met een zwoegende blaasbalg bij de oven. Bij het horen van onze komst keerde hij zich om.
'Dit is Gerhard,' zei Schmidt. 'Hij heeft zijn leertijd afgelopen zomer voltooid. Nu werkt hij hier als ambachtsgezel.'
Ik mocht hem op slag niet. Zijn grote kolenschoppen van handen zagen er veel te lomp uit om de delicate kunststukken uit de winkel te kunnen hebben gemaakt. Zijn gezicht was dik en rood aangelopen, zweterig van de smeltoven, met een pafferige huid rondom zijn kleine oogjes. Hij deed me aan mijn vader denken, al was hij op zijn hoogst vijf jaar ouder dan ik. Hij knikte me toe, gromde en boog zich toen weer over zijn werk.
'Gerhard zal toezicht op je houden terwijl ik in de winkel werk.'
Mijn stralende stemming bekoelde. Konrad Schmidt was alles wat ik van mijn meester had verwacht: eerbiedwaardig, gezaghebbend, gemakkelijk te gehoorzamen. Gerhard, zo besefte ik direct, was een sukkel die me geen moer zou leren. Met een nors gezicht volgde ik Schmidt de houten trap op aan de buitenkant van het huis naar de volgende verdieping.
'Hier woon ik met mijn vrouw.'
Deze verdieping was opgesplitst in twee vertrekken, een gang en een slaapkamer. Aan de stenen muren hingen groene wandkleden en drie donkere kisten stonden langs de randen van de kamer. Op een ervan zat een blonde vrouw naast een wiegje in een losgestrikte jurk een kind te zogen.
'Mijn vrouw,' zei Schmidt knorrig. Net voordat hij me wegtrok naar de trap zag ik hoe ze me een verwelkomende glimlach toewierp. Haar leeftijd kwam waarschijnlijk meer in de buurt van de mijne dan die van haar man en de tijd was haar figuur genadig geweest. Ik begreep nu waarom Schmidt zo de nadruk had gelegd op mijn morele verplichtingen.
'Heeft u nog andere kinderen?' vroeg ik terwijl we de trap beklommen naar de zolderkamer. We zaten nu heel hoog: daken, schoorstenen en torenspitsen strekten zich overal rondom ons uit. Beneden op het binnenplein zag zelfs Gerhard er klein uit.
'Een dochter, de leerlinge van een wever, en een zoon. Die zul je gauw genoeg ontmoeten. Het gilde heeft net zijn toetreden goedgekeurd als mijn leerling. Jullie zullen de kamer samen delen.'
We kwamen aan op de verdieping boven aan de trap en betraden gebukt de zolder. Een raam in een gevelspits liet een koel herfstzonnetje doorsijpelen. Verder was de kamer leeg, op een lamp, een kist en een enkel bed na.
'Hier slapen jij en Pieter.'
Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Regelrecht tegenover me torende de half voltooide kathedraal de naalddunne kapel was het enige gedeelte dat tot volle lengte omhoogreikte. De stad strekte zich eromheen uit in een brede halvemaanvorm, de bocht in de rivier nabootsend die weg meanderde in zuidelijke richting, terug naar Mainz. Die aanblik kalmeerde me. Misschien zou het onderricht van Gerhard meevallen.
De deur knalde open en ik draaide me om in de veronderstelling dat de wind dat had gedaan. Een jongeman, een jongen, stond op de overloop en tuurde nieuwsgierig naar binnen. Hij had een zachte, bleke huid, door geen enkele oneffenheid ontsierd, en een stralenkrans van gouden krullen. Even dacht ik dat hij een engel moest zijn. Toen zag ik de gelijkenis met Konrad. Ze leken op elkaar als twee bekers die door dezelfde pottenbakker waren geboetseerd, de ene droog en gebarsten, de andere nog vochtig en glad, onaangetast door de oven. Hij glimlachte naar me.
Schmidt stond tussen ons in en gebaarde. 'Dit is mijn zoon Pieter.'
Op dat moment voelde ik de duivel in mij varen.

Het Verboden Boek
Section0001.xhtml
Section0090.xhtml
Section0088.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0034.xhtml
Section0033.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml