LXXIX
Ober-winter
Het duister in de poort was donkerder dan alles wat Nick zich
ooit had voorgesteld. Hij huiverde toen hij eronderdoor trok. Een
paar passen verder keek hij nog eens om. De stad begon al achter
hem te verdwijnen, gehuld in mist en in de beslotenheid van haar
wallen. Erbinnen gloeiden lichtjes achter gordijnen; een kerstboom
fonkelde in een venster; een opgenomen sopraan zong een droevig
liedje. Buiten de stadswallen heerste niets dan duisternis.
Ze liepen over de snelweg. Uit macht der gewoonte bleven ze over de
berm lopen, al was er geen verkeer te bekennen. Algauw gingen ze op
het midden van de weg lopen, zij aan zij. Hun schoenen kraakten in
de enkeldiepe sneeuw. De schop sleepte achter Nick aan. Af en toe
hoorden ze het geruis van de rivier rechts van hen en zagen ze
lichtjes als verre sterren twinkelen wanneer een aak
voorbijvoer.
Nick had geen idee hoe lang ze liepen. Op een kaart leek het
waarschijnlijk een afstand van niets, maar in die koude, kleurloze
wereld, met slechts zijn voetstappen om de tijd te markeren, leek
het wel een eeuwigheid. Hij ging op in zijn gedachten en zou
misschien de afslag compleet hebben gemist als Emily niet aan zijn
mouw had getrokken.
'Is dat het pad?'
Ze hadden een bocht bereikt waar de weg op een van de berghellingen
scherp de hoek omging. Net voor de bocht lag een uit het bos
gekapte parkeerplaats die omhoogliep naar de kloof erachter. Waar
Emily naartoe wees, doemde een donkere kloof tussen de
spookachtige, met sneeuw bedekte bomen.
Nick deed de zaklantaarn aan. Voor hij het pad kon gaan zoeken,
viel zijn oog op iets langs de rand van de weg. Het was een bord,
nauwelijks uitstekend uit de sneeuw die de sneeuwruimers hadden
opgehoopt. Nick liep eropaf en wreef de bevroren korst weg.
'Wolfschlucht Brucke,' las hij. 'Wolvenkloofbrug.' Hij zocht om
zich heen naar de brug en besefte toen dat hij erop stond. Hij
tuurde over de vangrail en zag de gapende opening van een verroeste
leiding onder de weg verdwijnen.
'Hier is het, denk ik. Dat pad dat je zag, moet een bevroren rivier
zijn.'
Ze klommen over de ijzige vangrail en lieten zich naar de oever
glijden. De bevroren rivier voerde in de richting van het bos als
een smal wit lint.
Nick tastte naar Emily's jas. 'Je hoeft niet mee te gaan.'
Ze schudde zijn hand zwijgend van zich af en liep in de richting
van de heuvel. Zelfs nu ze de rivier konden volgen, was het woud
nog zo goed als ondoordringbaar. Het leek bijna te leven.
Laaghangende takken verwondden zijn schouders, sloegen in zijn
gezicht, staken in zijn benen en schudden sneeuw in zijn kraag.
Onder zijn voeten was het al even verraderlijk. De sneeuw verborg
alle sporen van de rotsen en wortels die zich eronder
schuilhielden. Hij durfde zijn zaklantaarn niet te gebruiken voor
het geval iemand vanaf het kasteel toekeek. Zelfs op de vlakke
gedeeltes was het niet veilig, want meestal betekende dat dat ze
over een bevroren plas liepen. Eén keer zakte Nicks voet door het
ijs: hij gleed, maaide met zijn armen en viel op zijn rug. Zijn
schop kletterde op steen. Hij luisterde naar het weergalmen ervan
door het woud.
Verblind door sneeuw en takken zagen ze bijna het kasteel niet. De
enige aanwijzing was een glinsterend licht in de verder totale
duisternis rechts van hen. Dat volstond. Nick ging eropaf,
blindelings als een wild zwijn door het kreupelhout brekend. Sneeuw
joeg om hem heen; boomstammen kraakten. Als hij het niet gauw zou
vinden, zou hij daar misschien voor altijd blijven dwalen.
De bomen kwamen uit op een rotswand. Nick leunde ertegenaan,
hijgend en huiverend. Smeltwater sijpelde langs zijn rug. Het licht
was verdwenen, maar als hij zich uitrekte, kon hij nog net stenen
muren zien boven op het klif die donker afstaken tegen de grijze
wolk. Het leek nog een heel eind naar boven. Er klonk het gekraak
van een tak achter hem toen Emily uit het woud opdook. Ze had haar
hoed verloren, sneeuw bespikkelde haar haren als met diamanten.
'Hoe komen we daar?'
Nick probeerde in te schatten hoe hoog het was. 'Ben je een beetje
goed in klimmen?'
'Niet meer gedaan sinds mijn tiende.'
Gillian was alpiniste geweest, in ieder geval een tijdje. Op een
van hun minder succesvolle afspraakjes had ze hem meegenomen naar
de klimmuur waar ze iedere woensdag heen ging. Ze klauterde als een
spin naar het plafond en lachte terwijl Nick nog niet eens had
ontdekt hoe hij zijn veiligheidsharnas om moest doen. Toen hij
eindelijk de muur op was geklommen zo'n drie meter hoog hadden zijn
polsen daarna nog een week pijn gedaan.
'Ik denk dat ik het beter kan proberen.'
Hij staarde naar het klif en probeerde te ontdekken hoe Gillian
daar naar boven was gegaan. De zwarte rotswand gaf geen
aanwijzingen. Hij gleed met zijn vingers over het oppervlak, op
zoek naar een barst of richel, iets om zich op af te zetten. Een
klein uitsteeksel, ongeveer op kniehoogte dat kon ermee door.
'Daar gaat-ie dan.'
Hij zette zijn voet op het uitsteeksel, zette zich af en stootte
omhoog, op zoek naar houvast. Hij voelde alleen spiegelglad ijs.
Hij krabbelde op zoek naar een soort handgreep en vond die niet;
hij verloor het evenwicht en viel op de grond. De sneeuw brak zijn
val waarschijnlijk, al voelde dat niet zo.
Emily boog zich over hem heen. 'Gaat het?'
Hij klopte zijn mouwen af en stond op. 'Gillian was een alpiniste,
maar zelfs zij zou een steile bergwand als deze niet hebben kunnen
beklimmen.'
Hij liep terug naar het klif en onderzocht het nog eens, met brede
maaibewegingen vegend. Emily hield zich afzijdig. Ze zocht in haar
zak en pakte het velletje papier dat Gillian had achtergelaten, nu
verkreukeld en vochtig van de sneeuw.
'Misschien is ze niet naar boven gegaan.' Ze tikte Nick op zijn
schouder en wees op het papiertje. Mariannenbad betekent
"poel van Maria". En ook in dat boek in het restaurant stond dat er
in de buurt van het middeleeuwse klooster een aan haar gewijd
heiligdom stond.'
'Denk je dat ze er met bidden is binnengekomen?'
'Mariaheiligdommen werden vaak boven een bron gebouwd. Men dacht
dat het water een genezende werking had.' Emily's woorden klonken
gedempt onder de sneeuw, alsof de bomen zelf konden meeluisteren.
'We zijn langs een rivierbedding omhooggeklommen. Die moet ergens
vandaan komen.'
Ze zochten rond langs de voet van het klif, banjerend door de diepe
sneeuw. Het leek allemaal zo permanent. Alle holen en gaten moesten
toch al weken geleden zijn opgevuld.
'Wat is dit?'
Er klonk hoop in Emily's stem. Nick haastte zich naar haar toe. Hij
bedekte de lichtstraal met zijn hand en scheen met de zaklantaarn
over de rots.
'Lijkt wel een soort grondverzakking.'
Onder aan het klif lag een hoopje rotsblokken op de grond. De
sneeuw vormde er een dun en ononderbroken laagje op, en zonk weg in
een ondiepe glooiing die van het klif vandaan slingerde. Toen Nick
er zijn voet op zette, voelde hij ijs.
'Daar hebben we onze rivier.'
Emily was al over de gevallen rotsblokken aan het klauteren. Ze lag
met haar buik op de stenen en veegde de sneeuw weg.
'Ik geloof...'
Er klonk gekletter en een onderdrukte zucht toen de stenen onder
Emily's gewicht bezweken. Ze rolde omlaag. Nick sprong naar haar
toe om haar op te vangen.
'Alles oké?'
Ze klopte zich af. 'Ik geloof dat daarboven een grot zit. Hij is
ondergesneeuwd, maar de sneeuw zit niet diep.'
Nick klauterde voorzichtig de rotswand op. Een paar keer stortten
de stenen bijna in onder zijn voeten en hield hij halt met zijn
hart bonzend in zijn keel. Maar Emily had gelijk gehad. Tussen de
top van het puin en de rotswand in leek een kloof te zitten. Nick
groef in de sneeuw, schepte die met zijn schop weg. Er zat niets
achter. Toen hij zijn arm tot aan zijn elleboog erin stak, voelde
hij niets dan lucht.
Emily staarde omhoog vanaf de voet van de helling. 'Kun je
erdoor?'
Nick voelde om zich heen. 'Maar één manier om dat te
ontdekken.'
Zelfs nu de sneeuw was geruimd, was het voor hem nauwelijks hoog
genoeg om zich erdoorheen te wurmen. Rotsblokken schaafden zijn
wangen; sneeuw dwarrelde in zijn kraag. Hij wrong zich op zijn buik
erin. Het was dieper dan hij had verwacht, op zeker moment zat zijn
lichaam onder het klif en kreeg hij plotseling een verlammend
angstvisioen dat de stenen het zouden begeven en hem zouden
verpletteren.
En toen opeens verdween de grond onder zijn voeten. Nick stak een
arm uit om steun te zoeken maar vond niets om zich aan vast te
klampen. Hij rolde de helling af in een lawine van stenen en blauwe
plekken tot hij met een plons en een knal op de harde grond
viel.
Hij stak zijn zaklantaarn aan.
Hij zat midden in een rivier die door de bodem van een smalle grot
stroomde, net breed genoeg om zijn armen tussen de wanden uit te
strekken. Stalactieten dropen als kaarsvet vanaf de bovenkant en
lieten melkachtige bezinksels vallen in het water dat wegstroomde
in een gebarsten leiding onder het puin. 'Nick?'
Emily's stem sneed door het duister boven en achter hem. Hij
zwaaide met de lichtbundel rond en zag haar gezicht zonder lichaam
door het gat turen.
'Voorzichtig bij het afdalen,' waarschuwde hij.
Ze gleed de heuvel af met haar hoofd vooruit. Nick ving haar op en
hielp haar overeind. Als ze krom liep kon ze net in de grot staan.
Op de wand tegenover hen kon hij een gebeeldhouwde afbeelding zien
van de maagd Maria die haar kindje wiegde. Het was een grof bewerkt
kunstwerk, behalve een glad gedeelte boven het hoofd van de baby.
Het reflecteerde het licht van de zaklantaarn als een aureool.
'Dat zal van de pelgrims zijn geweest,' zei Emily. 'In de
middeleeuwen schijnt er een traditie te zijn geweest datje zou
genezen als je het aanraakte, of dat je gebeden zouden worden
verhoord, of dat je geluk zou hebben.'
Onder het standbeeld zat een stenen bassin. De rivier stortte zich
uit over de rand ervan, maar er glom iets onderin dat Nicks
aandacht trok. Hij knielde ernaast en reikte in het ijskoude water.
Zijn hand kwam eruit met een platte zilveren quarter.
'Dat was iets wat Gillian altijd deed zij gooide altijd
quarters in wensputten.'
'Maar waar is ze dan nu naartoe gegaan?'
'Nou, we weten waar het kasteel is.'
Nick scheen met zijn zaklantaarn naar boven. Al wist hij waar ze
naar zochten, het kostte hem even om tussen het woud van
stalactieten en de schaduwen die ze wierpen te kijken. Maar aan de
rand van de grot vond hij een donker plekje dat geen schaduw was.
Een gat in het plafond, een schacht die omhoogvoerde naar het
kasteel. Aan de rand zag hij ondiepe richels die in de rots waren
gebeiteld als een ladder.
Emily hield zijn hand vast. 'Weet je het zeker?'
'Wat ze ook met Gillian hebben gedaan, hebben ze in het hotel
gedaan. Dat heb ik op de webcam gezien, weet je nog? Als zij in het
kasteel is gekomen, moet ze er ook uit zijn gekomen.'
'En als ze nou hebben ontdekt hoe ze dat heeft gedaan?'
'Dan zouden ze het gat hebben dichtgestopt.' Niet denken, of je
geeft de moed op. 'De sneeuw moet het hebben bedekt voordat zij
het konden vinden.'
Hij slingerde zijn rugzak over zijn schouder en begon aan de
klim.
De wanden waren glad, bedekt met een poederachtig slijm dat aan
zijn vingers bleef plakken, maar de schacht was zo nauw dat hij
zich ertegen kon afzetten. Met de stenen sporten om zich aan vast
te klampen, klom hij snel, in en uit het licht van de zaklantaarn
waarmee Emily omhoogscheen. Hij probeerde niet omlaag te
kijken.
Toen hij eindelijk boven was gekomen, was de lichtbundel van de
zaklantaarn een vaag stipje ver beneden hem. Hij wist niet eens dat
hij was aangekomen tot hij de volgende sport zocht en op glad steen
stuitte dat de weg versperde. Hij hield even halt en rustte met
zijn gewicht tegen de muur aan uit. Weer een dood spoor. Maar de
adrenaline stroomde: hij wist dat Gillian zo binnen was gekomen.
Hij zette zijn schouder tegen het steen aan en duwde.
Het bood minder weerstand dan hij had verwacht. Toen hij zich tegen
de wand van de schacht had afgezet, verloor hij bijna zijn greep.
Hij verstijfde, herstelde zich. Toen schoof hij de steen opzij en
opende een smal gat, net breed genoeg om zich doorheen te persen.
Hij hees zich erdoor en keek rond.
Hij bevond zich in het kasteel. Hij was in een klein rond vertrek
gekomen dat blijkbaar de onderkant van een van de torentjes vormde.
Een trap wentelde zich omhoog de duisternis in. Hij rekte zich uit,
op zoek naar een waarschuwend knipperlichtje van een
beveiligingscamera of alarm. Niets.
Emily klauterde door het gat. Ze greep zijn arm terwijl ze de hoge
ruimte doorzocht, de lichtstraal met haar vingers bedekkend.
'Denk je dat iemand ons heeft gehoord?'
'Ik hoop het niet.'
Ze liepen naar de trap. Op de eerste overloop kwam een deur uit op
een lange, hoge gang. Verlichting, verborgen in nissen achter de
bogen, wierp gele lichtbundels over de plavuizen.
Emily huiverde. 'Het lijkt wel een soort kerker.'
Een rij eikenhouten deuren prijkte in de muur, met vervaarlijke
ijzeren klinknagels en behangen met zware bouten. Alle deuren
hadden ook een tralieraam, waarschijnlijk zodat in vroegere eeuwen
cipiers de arme drommels in de gaten konden houden. Nick liep naar
de dichtstbijzijnde toe en gluurde naar binnen.
Er lag een lichaam languit op de vloer, met de armen gestrekt in
een plas bloed.
Op dat moment werd Nick door al zijn nachtmerries, alle angsten die
hij had onderdrukt, in één enkele, vernietigende slag geraakt. Hij
viel op zijn knieën en moest overgeven. Alles was voor niets
geweest.
Maar zelfs in zijn wanhoop zag hij dat er iets niet klopte. Hij
kwam overeind en dwong zich nog eens te kijken, door de tralies
heen in de duistere cel.
De angst had zijn ogen bedrogen. Het was Gillian niet. De liggende
gestalte droeg een lang wit gewaad, wat ten dele voor zijn
vergissing had gezorgd hij had gedacht dat het een jurk was.
Bloed bedekte de helft van het gezicht, wat hem ook had misleid.
Maar dit kon nooit Gillian zijn. Het was een man, een monnik in een
kazuifel met een koord om zijn middel. Nick kon een tonsuur zien en
een enkel kogelgaatje in het voorhoofd.
Opluchting stroomde zo snel door hem heen dat hij bijna weer moest
overgeven. Hij dwong zich om na te denken. Het bloed leek nog nat
de plas was zich nog steeds aan het uitbreiden. Degene die dit had
gedaan, kon nog niet ver zijn gekomen.
In zijn ooghoek zag hij dat Emily achter hem kwam kijken. Hij duwde
haar terug.
'Niet doen.'
Emily keek hem vragend aan maar hield zich afzijdig.
Hij liep naar de andere deuren, zichzelf schrap zettend voor nog
meer gruwelen. Godzijdank waren er geen lijken meer. Een ruimte zat
vol olievaten, wat Nick erg gevaarlijk leek in een kasteel waarin
een middeleeuwse bibliotheek werd gehuisvest. Hij kon de damp
ruiken die door de tralies heen naar buiten sijpelde. Een tweede
ruimte was met stalen boekenplanken afgezet. De ruimte erna was
leeg, al zaten er donkere vlekken op de muur. Hoe oud zijn
die?
Nick naderde de laatste deur. Zijn natte broekspijpen plakten aan
zijn benen en probeerden hem tegen te houden; de adrenaline begon
uitgewerkt te raken. Een stem in zijn hoofd schreeuwde dat hij zich
terug moest trekken. Hij keek door de tralies heen.
Een jonge vrouw zat op de grond, het hoofd tussen de knieën. Haar
haar hing over haar gezicht en haar blote armen zaten vol blauwe
plekken. Ze had blijkbaar iets gehoord bij de deur. Ze keek op.
'Nick?'