LXXV
Oberwinter
Niemand ging bij Oberwinter van boord behalve Nick en Emily. De
boot wachtte maar heel even: tegen de tijd dat ze het einde van de
pier hadden bereikt, konden ze alleen nog maar boordlichten over de
rivier zien verdwijnen. Ze staken de verlaten snelweg over en
liepen door een overwelfd riool onder de spoorweg door en gingen
door een stenen poort het dorpje binnen. Kromgebogen huisjes
leunden voorover alsof de houten balken erin nog altijd een
rudimentaire herinnering bewaarden aan de bomen die ze ooit waren
geweest. Er waren geen auto's te bekennen, geen mensen, niet eens
voetstappen in de sneeuw. Als de lusteloze kerstverlichting die nog
altijd aan de huizen hing er niet was geweest, hadden ze zich wel
in de middeleeuwen kunnen wanen.
Ze kwamen langs een aantal pensions langs de oeverwallen maar die
waren allemaal donker en dicht. Papiertjes op de deuren meldden bij
de meeste dat ze pas rond Pasen weer open zouden gaan. Nicks voeten
deden pijn van de kou; hij begon te vrezen dat ze geen onderdak
zouden kunnen vinden, maar door die verlaten stad zouden moeten
dwalen tot ze stierven van de kou.
De hoofdstraat kwam uit op een onregelmatig stadsplein. Een breed
gebouw van drie verdiepingen hoog met een dak als een huisje van
peperkoek torende erboven uit, en het opschrift op het pleisterwerk
meldde in vertakte gotische letters de naam Drei Köninge Hotel. Tot
Nicks enorme opluchting brandde er licht.
Het hotel was binnen bijna even koud als buiten. Ze drukten op
een bel en wachtten af. Nick keek naar de rij sleutels aan
haakjes achter de balie.
'Zo te zien hebben ze wel een kamer voor ons.'
Emily huiverde. 'Ik zou al blij zijn met een kast, als die maar
warm water en een donzen dekbed heeft.'
De achterdeur ging open en een man kwam tevoorschijn. Hij droeg een
kamerjas en rookte een filterloze sigaret die al zo ver opgebrand
was dat Nick vreesde dat zijn snor in brand zou vliegen. Hij was de
eerste mens die ze in Oberwinter hadden gezien, maar hij leek
totaal niet verrast om hen te zien.
Hij pakte een sleutel van de muur en wees naar boven. 'Kamer zeven,
tweede verdieping.'
Het had weinig om het lijf: wat zwaar gevernist meubilair,
geaccentueerd met brandplekjes, een versleten kleed dat over de
planken was gegooid. Toen Nick met zijn vinger over het bureau
streek, werd die vochtig. Een ijskoude tocht blies tegen zijn rug
vanuit de geopende badkamerdeur. Hij keek even naar binnen. Sneeuw
verzamelde zich op de vensterbank waar een van de ruitjes ontbrak.
Misschien kon hij het met een handdoek afstoppen.
Zodra hij de badkamer betrad, werd hij overspoeld door een golf van
herkenning. De werkelijkheid vervaagde en de kamer leek donker te
worden. Hij stond niet in een badkamer, maar keek naar een uit
pixels opgetrokken raam in een woonkamer duizenden kilometers
verder. Een tafereel dat hij sindsdien iedere dag in zijn hoofd was
blijven afspelen. Daar was de spiegel, hetzelfde douchegordijn met
de kerstboomprint. Maar de muur was wit. In de video was die bruin
geweest dat wist hij zeker. Hij haastte zich de kamer uit, de
overloop op.
'Waar ga je heen?' riep Emily hem na. Hij negeerde haar. Er waren
vijf kamers op deze verdieping, allemaal met hun deur opengezet in
de ijdele hoop meer gasten aan te trekken, en een deur waarop
privat stond. Hij liep een voor een de kamers binnen en onderzocht
de badkamers. Geen van alle was bruin.
Hij liep weer de overloop op. Hij kreeg een ingeving en bekeek de
deur met het opschrift van dichterbij. Het bordje was nieuw,
ongeverfd hout, terwijl het slot een van de meest glanzende dingen
van het hele hotel moest zijn. In het midden van de deur waren vier
oneffenheden te zien waar schroefgaten met vloeibaar hout waren
opgevuld. Toen Nick een stap achteruit deed, kon hij een
geestverschijning van het getal 14 zien in de gebleekte verf.
Hij probeerde de deurknop. Op slot. Hij keek om. Emily stond
op de gang voor hun kamer en keek hem niet-begrijpend aan.
'Wat ben je aan het doen?'
Nick ging weer naar de receptie en telde de sleutels achter de
balie. Dertien, en een lege plek waar hun sleutel had gehangen. Hij
luisterde even. Het enige wat hij hoorde was het gebrul van een
voetbalwedstrijd die uit een televisietoestel in de achterkamer
opsteeg.
Zijn hart ging tekeer toen hij zich omdraaide en de laatste sleutel
van het haakje lichtte. Er zat geen nummer op het kaartje, maar het
koper glom als een opgepoetst muntje, geen krasje op het oppervlak
te zien. Hij hield hem tegen zijn been zodat hij niet rammelde en
sloop weer de trap op.
'Hou iedereen die in de buurt komt tegen,' zei hij tegen een
ondertussen totaal verwarde Emily.
Hij liep op de deur af. Zijn fantasie werd door
nachtmerrietaferelen gekweld. De sleutel paste in het slot en
draaide geruisloos. Toen de deur openging voelde hij een rilling
alsof er net een geest door hem heen was gegaan.
Hij wist op slag dat het de goede kamer was. Het licht op de gang
belichtte een tafereel van totale vernietiging. De hele ruimte was
overhoopgehaald. Vloerplanken van de balken losgewrikt,
lambrisering uit de muren getrokken, het bed uit elkaar gehaald en
het matras opengesneden. Zijn maag keerde zich om bij de aanblik.
Maar er was geen spoortje bloed te bekennen, en de sneden leken te
recht en efficiënt om op iemand die er gelegen had te zijn
gericht.
Hij probeerde het lichtknopje uit maar er gebeurde niets. Toen hij
omhoogkeek, zag hij alleen een stel snoertjes uit het plafond
steken waar de lamp was losgeschroefd en weggehaald.
'Wat is hier gebeurd?'
Nick sprong bijna een gat in de lucht van schrik. Emily was hem van
achter genaderd en tuurde over zijn schouder naar de verwoeste
kamer. Ze keek verschrikt.
'Jij zou op wacht blijven staan.'
'Jij zou me vertellen wat er aan de hand was.'
'Toen Gillian me belde op de dag dat ze verdween, liet ze haar
webcam aanstaan.'
Hij stapte voorzichtig door de kamer, op de balken balancerend
alsof het bielzen waren. De badkamerdeur stond open, door zware
slagen opengebroken, terwijl de deurpost eromheen in splinters uit
zijn voegen was gerukt. Eén blik naar binnen bevestigde zijn
vermoedens.
'Hier is het gebeurd. Ik herinner me de bruine tegels aan de
muur.
Het gordijn.' Het zijpaneel was van het bad af gerukt, maar het
douchegordijn met kerstboompjes hing nog altijd van het plafond
omlaag. Hij trok het weg. Er zat een kleine richel in de betegelde
muur, ongeveer op schouderhoogte, met erachter een raampje dat
uitkeek over een besneeuwd dak.
'Daar heeft ze vast en zeker haar laptop gestopt.'
Hij keek om zich heen en probeerde het geschreeuw dat in zijn
herinnering klonk te doen verstommen. De linoleumvloer was
weggerold tot aan de plint, de spiegel was losgeschroefd en tegen
het handdoekenrek aan gezet. Een half opgebruikte wc-rol was boven
op de radiator gezet, nog altijd in de plastic houder, die van de
muur was gehaald. Bijna alsof iemand even naar het toilet had
gemoeten tijdens al het sloopwerk.
'Dit is niet zomaar gedaan. Ze zochten iets.'
Emily bezag de ravage. 'Dan hebben ze het waarschijnlijk gevonden.
Als het hier tenminste was.'
'Misschien.'
'Nou, het heeft geen zin te wachten tot ze hier terugkomen en ons
vinden.' Emily liep naar de deur. 'Serieus. Alles is weg.'
Maar Nick hoorde haar niet. Hij staarde naar de radiator en
herinnerde het zich.
Valentijnsdag. Toen hij wakker werd met Gillian tegen zich aan,
dat was de beste Valentijnsdag die hij ooit had gehad. Hij had haar
wafels en bloody mary's op bed gebracht, bang dat ze dat misschien
te afgezaagd zou vinden. Hij vermoedde dat ze niet aan
Valentijnsdag deed; het zou hem niets hebben verbaasd als ze liever
een oorlogsmonument of gaarkeuken zou hebben bezocht. Maar ze had
geglimlacht en zich tegen hem aan geschurkt als een katje. Toen hij
echter geprobeerd had haar te kussen, had ze zich teruggetrokken en
tomatensap over de dekens en lakens gemorst.
'Eerst moet je mijn cadeautje voor jou vinden,' zei ze met een
fonkeling in haar ogen die aangaf dat hij er een hele klus aan zou
hebben.
Hij had het appartement ondersteboven gekeerd, zelfs Bret was
geschokt door de ravage. Gillian keek toe en moedigde hem aan met
hints die volkomen arbitrair leken. De wafels koelden af. Hij
smeekte haar een paar keer het hem te vertellen, maar ze lachte
alleen en zei dat de liefde het wel zou vinden. Uiteindelijk werd
hij zo kwaad dat hij zich aankleedde en naar buiten was gerend,
naar het park.
Ze had het hem nooit verteld.
Bret vond het vier dagen later. Hij zat op de wc een seksblaadje te
lezen, toen de wc-rol op bleek te zijn. Hij hobbelde de wc uit met
zijn broek op zijn enkels, een klein envelopje in de ene hand en
een kartonnen rol in de andere.
Bret had de envelop al geopend. Er zat een kaart in met een plastic
gouden sleutel voorop, met het opschrift 'Sleutel tot mijn hart'
erboven. Over de flap had Gillian drie woorden geschreven.
'Je hebt me.'
'Gillian had een keer een geintje bedacht.'
Hij liep naar de radiator en haalde de wc-rol uit de houder. Hij
liet zijn vinger in de kartonnen rol glijden. Verwacht niets, zei
hij tegen zichzelf.
Er kraakte iets. Hij perste zijn vingernagel erin en trok het uit
elkaar. De kartonnen buis gaf mee. In plaats van dun wc-papier,
voelde hij stevig krakend schrijfpapier. Hij haalde het eruit. Twee
pagina's, bovenin gerafeld waar ze uit een schrijfblok waren
getrokken.
Er klonk gekraak op de trap.