LIX
Karlsruhe
Het was nog geen middernacht. Het was al aardedonker toen ze
zich naar buiten haastten en de parkeerplaats overstaken. De auto
was een oude Volkswagen Golf, de zijkanten gedeukt en gehavend, het
dak bedekt met een laag van vijf centimeter sneeuw. Ze wachtten
terwijl Sabine de voorruit schoonveegde, en toen nog wat langer
terwijl ze probeerde de koude motor aan de praat te krijgen. De
uitlaat sputterde en proestte rook. Sabine sprong uit de
bestuurdersstoel en gebaarde Nick dat hij moest instappen.
'Voor jullie.'
Nick schrok. 'En jij dan?'
'Ik kan wel met mijn vriend meerijden. Voorlopig kan ik beter hier
blijven zorgen dat ze jullie niet kunnen traceren.'
Ik dacht aan broeder Jerome en schudde mijn hoofd. 'Je hebt al
genoeg voor ons gedaan. Als je dacht dat die zwarte ridder online
eng was, dan wil je de echte versie beslist niet tegen het lijf
lopen. Die lui deinzen nergens voor terug. De helft van de mensen
die ons hebben geholpen zijn vermoord.'
'Daar kom je nu mee.' Sabine toonde een strak glimlachje. 'De
ouders van mijn vriendje hebben een huisje in het Zwarte Woud. Ik
kan daar waarschijnlijk wel een tijdje blijven.'
'Wees voorzichtig,' zei Nick.
'Jij ook. En breng mijn auto wel weer terug, oké?'
'Je krijgt zelfs een volle tank van me.'
Nick nam achter het stuur plaats. Emily stapte aan de andere
kant in, en leunde toen vanaf de bijrijdersstoel over hem
heen. 'Zit er een bibliotheek op de campus?'
Sabine wees naar een rond gebouw aan de overkant van een
voetbalveld. 'Die is altijd open.'
'Bedankt voor alles.'
Nick schakelde. Bijna twee keer sloeg de motor bij het verlaten van
de parkeerplaats af, de banden slipten op een stuk ijs bij het hek,
en Nick kreeg net op tijd weer de macht over het stuur om te
voorkomen dat hij tegen een lantaarnpaal zou botsen. Hij keek even
in zijn achteruitkijkspiegeltje en hoopte dat Sabine geen spijt had
van haar aanbod.
'Wat was dat met die bibliotheek?' vroeg hij.
'Ik moet iets uitzoeken.' Het bitse toontje van Emily weerhield
Nick ervan om tegen te stribbelen. Hij was toch al te moe bijna
zelfs te moe om te rijden. Hij reed de stoeprand op voor de
bibliotheek.
'Laat de motor maar draaien,' zei Emily.
Nick bleef achter het stuur wachten terwijl Emily de trap naar het
gebouw op rende. Hij wreef zich de handen en wenste dat hij
handschoenen had. De slechte verwarming van de oude auto was niet
opgewassen tegen de bittere kou van het vroege tijdstip.
Zijn ogen dwaalden omlaag. Een wazige witte vorm stak af tegen het
donker, een vel papier op de bijrijdersstoel. De uitdraai. Emily
had hem blijkbaar inderhaast achtergelaten. Hij deed het lampje aan
en bestudeerde hem. In hun haast om uit het computerlab weg te
komen, had hij er niet eens naar gekeken; toen hij Emily vroeg wat
ze had ontdekt, had ze alleen maar een vinger op haar lippen
gelegd.
De afbeelding in zijn hand zag eruit als een half voltooide puzzel,
een die inderhaast in elkaar was gezet door iemand die geen geduld
had voor de lastige achtergrondstukjes. Nick had het programma
geïnstrueerd fragmenten te negeren waar niets op stond, om het
proces van samenvoegen te versnellen. Het resultaat was een
zandlopervormige uitsnede van de verscheurde pagina. Wat Emily had
gezien was voor Nick beslist niet duidelijk. De helft van de pagina
bestond uit een plaatje dat leek op een os met een ongewoon lange
staart. De digitale reconstructie was niet volmaakt: verkeerde
overlappingen en subtiele vervormingen gaven het plaatje een
impressionistische aanblik die door het zwakke licht in de auto
niet veel duidelijker werd. Hoe dan ook was Nick er vrijwel zeker
van dat hij de kunstenaar op grond van zijn stijl kon benoemen. Hij
had de laatste paar dagen genoeg van het werk van de Meester van de
Speelkaarten gezien om een deskundige te zijn.
Onder het plaatje stonden een paar zinnetjes geschreven. Deze waren
wat scherper Nicks algoritmes waren erop afgestemd tekst te
herkennen maar hij had nog steeds moeite om het te ontcijferen. De
Ietters zaten dicht op elkaar gepakt op de regels en waren
onregelmatig van vorm: de rechtopstaande ophalen hadden een
verticale soliditeit als de zuilen van de kathedraal, terwijl de
gewelfde bogen en dwarslijnen met ragfijne lijntjes werden
doorkruist.
Hij zocht in zijn tas naar het bestiarium dat ze uit het pakhuis in
Hrussel hadden gered en opende het op de eerste pagina om ze te
vergelijken. Ze waren niet hetzelfde. De plaatjes in het boek waren
aan de kant van de tekst gedrukt terwijl ze op de uitdraai trots in
het midden prijkten. Het handschrift zag er netter uit op de
uitdraai, hoewel Nick toen hij het echt probeerde te lezen, het
moeilijker vond de letters te ontcijferen.
Een felle witte lichtflits boorde zich door het duister. Nick
draaide zich in paniek om. Was hij ontdekt? Gefotografeerd?
Beschoten?
Weer die flits — geen camera of geweer maar een knipperlicht dat op
de voorkant van de bibliotheek was bevestigd. Nick, die had gedacht
dat hij in zijn onderbewuste het geluid hoorde van zijn eigen
paniek, ontdekte dat het in werkelijkheid het gedempte gerinkel van
de alarmbel was.
Het alarm werd opeens scheller toen de bibliotheekdeur openvloog.
Emily rende de trap af. Ze wierp zich in de auto en sloeg het
portier dicht.
Nick keek naar het boek in haar handen, een langwerpig dun boekje,
gebonden in rode en zwarte stof.
'Heb je dat bibliotheekboek gestolen?'
'Geleend.' Ze stopte het in het vakje in haar portier. 'Rijen
maar.'
De auto reed van de stoep af de straat op. Nick keek in de
achteruitkijkspiegel maar zag niemand achter hen aan komen.
'Vertel je me nu eindelijk wat er aan de hand is?'