LVI
We zouden ze uit elkaar halen en weer aaneenvoegen.
Door de beesten uit hun platte kooi van koperen platen te
bevrijden, kon Drach elke kaart maken die hij maar wilde. Al bleef
er maar één dier over, kon hij drukken en herdrukken, zo vaak hij
maar wilde, met dezelfde kaart. Het systeem was niet alleen
volmaakt, het was oneindig variabel.
Het was geen nieuw idee. We waren dat pad al ingeslagen toen we de
aflaatplaat in vier paragrafen opdeelden. Maar we waren nog lang
niet ver genoeg gegaan. Op een middag telde ik in de aflaat
drieduizend vierenzeventig afzonderlijke tekens. We zouden die stuk
voor stuk afzonderlijk gieten en dan samenbrengen om één enkele
pagina te vormen, zoals duizenden zielen één enkele kerk
vormen.
Hans Dunne vond het plan maar niets. 'Telkens wanneer jij voor een
probleem komt te staan, vind je een oplossing die tien nieuwe
problemen creëert, en het eerste niet eens oplost,' waarschuwde hij
me. Maar hij had door mij meer dan honderd gulden verdiend met het
maken van de koperplaten die voor zoveel problemen hadden gezorgd,
dus ik negeerde hem.
Kaspar beviel het ook niks. 'Je begint in jezelf te keren. Jij
probeert een berg te beklimmen door kiezelsteentjes te tellen. Je
zult de rest van je leven deze vaardigheid steeds ingewikkelder
maken, totdat er niets meer mee te doen valt.'
We reisden eind oktober door een bos. Het was alsof we door een
vuur liepen: de bladeren om ons heen brandden felle tinten van
rood, oker, geel en oranje, schemerend in de bries. Het was een
gevaarlijke tijd om op pad te zijn.
'En zelfs al zou je slagen, dan zou het nog net zo aflopen als met
de spiegels,' sarde Kaspar mij.
Er was sinds de nacht van Andreas Dritzehns dood veel gebeurd. Zijn
broer Jörg had me aangeklaagd om tot onze vennootschap te worden
toegelaten en had verloren. De rechter kende hem vijftien gulden
toe. De bedevaart naar Aken was achter de rug, de relieken waren
voor de komende zeven jaar weer weggestopt. Enkele van de spiegels
die omhoog werden gehouden om de heilige stralen op te vangen,
waren de mijne geweest, maar niet veel. Allereerst was een groot
deel van onze metalen verkocht om de rente van mijn schulden af te
betalen. Toen waren we door de kapitein van onze aak afgezet en was
ons geld gedecimeerd door tolheffingen langs de rivier, waarna we
nog eens bij elke bocht door de gilden van Aken waren tegengewerkt.
Tegen de tijd dat we er waren, was de stortvloed van tin en lood
die ik had voorbereid om in de Rijn te dumpen tot een klein
stroompje verworden. De stortvloed van goud waar ik op had gehoopt
die terug zou stromen onderging eenzelfde lot. Toen ik mijn kosten
had vergoed, de investeerders had afbetaald en mijn schulden had
ingelost, waaronder de vijftien gulden aan Jörg Dritzehn, bleef er
nog maar bar weinig over.
Kaspar haatte het wanneer er niet op zijn opmerkingen werd
gereageerd. Hij probeerde het een derde keer. 'En het is gekkenwerk
om nu op pad te zijn. Ik hoorde dat vorige week Breisgau met de
grond gelijk is gemaakt. Ze staken het dorp in brand en roosterden
het vee op de smeulende resten. Sommigen zeggen dat ze ook de
bewoners hebben geroosterd en opgegeten.'
Ik huiverde. Al maanden werd de omgeving rond Straatsburg door een
meute van wildemannen geplaagd, de Armagnaken, oftewel 'arme
drommels', de overblijfselen van een groot leger dat al jarenlang
plunderend door Europa trok in dienst van deze of gene hertog. Een
goddeloze kliek van de Franse koning, de Duitse keizer en de
Italiaanse paus had samen beraamd ze naar Zwitserland te sturen om
Basel te plunderen: de koning omdat hij ze uit Frankrijk weg wilde
hebben, de keizer omdat hij Zwitserland wilde annexeren; de paus
omdat hij voor eens en altijd een einde wilde maken aan het
concilie dat Aeneas en zijn vrienden al tien jaar lang voorzaten.
De Zwitsers hadden de Armagnaken met verschrikkelijke verliezen
verslagen. De overlevenden waren gevlucht, langs de Rijn
brandschattend in een inferno van vuur en bloed dat — zo werd
gezegd — slechts door de Apocalyps werd geëvenaard. Ze waren in de
lente Straatsburg genaderd. Vele duizenden waren omgekomen.
Het woud was niet langer mooi. Ik tuurde in zijn diepten, proberend
te zien wat er zich achter het vlammende gebladerte
schuilhield.
'Nick? Wat is er aan de hand? Ik heb wat lelijke dingen over je
gehoord.' Urthred de Magiër ijsbeerde door zijn kamer voor een
laaiend haardvuur. Een aangelijnde eenhoorn stond gehoorzaam in de
hoek.
'Lang verhaal. Ik heb hulp nodig.'
'Waar zit je?'
'Straatsburg.'
'In Kentucky?'
'Frankrijk.'
'O ja.' Een norse blik verscheen op Urthreds gezicht. 'Eh, ik zit
op dit moment best wel ver van Frankrijk.'
'Ik heb een hogeresolutiescanner en een dikke data pipe nodig. Zo
snel mogelijk. Ik denk dat je wel iemand zult weten.'
Urthred tikte met zijn staf op de stenen vloer. Blauwe vonken
sprongen van het uiteinde. 'Jezus, Nick, je maakt het me niet
makkelijk. Hoe laat is het bij jou?'
Nick keek op zijn horloge: 'Negen uur 's avonds.'
'Weet je, dit is niet oké, Nick.' Een korte stilte, toen een
knorrige zucht. 'Oké. Ik zal onder mijn contactpersonen navraag
doen of er ook nachtbrakende datacenterbeheerders zijn die een zwak
hebben voor voortvluchtigen. Blijf even hangen.'
Urthred verdween in een wolk van rook. Nick haalde de headset van
zijn oor af en keek op van zijn laptop. De met spinnenwebben
bedekte muren en kringelende mistvlagen in de toren van de magiër
werden vervangen door dikke lagen rode verf en sigarettenrook, een
ondergronds café in de buurt van de Quai St Jean. Nick vond de
andere klanten al even buitenissig als die in Gothic Lair:
piercings door ieder doordringbaar stukje huid, roodof groenof
paarsgeverfd haar, stalen kettingen om hun nek en middel. Geen van
hen zag eruit alsof ze van het draadloos internet gebruik kwamen
maken.
'Weet je zeker dat dit de tijd is om computerspelletjes te spelen?'
vroeg Emily. Ze zat naast hem op de versleten bank, een Jack
Daniel's met cola drinkend.
'Je kent de kreet: "Het netwerk is de computer?'" Ze schudde haar
hoofd. 'Nou, in menselijke termen is het netwerk Randall. Urthred.
Als iemand ons kan helpen, zal Randall die vast wel op de een of
andere manier kennen.'
'Ik snap het niet. We hebben hier toch een internetverbinding.'
'Lang niet snel genoeg. En we moeten de afbeeldingen scannen. Dat
gaat niet met een camera op een mobieltje.'
Op het laptopscherm verscheen Urthred weer uit het niets. Nick
zette zijn headset weer op en probeerde de spottende blikken om hem
heen te negeren.
'Ik heb het,' schepte Urthred op. 'Wel eens gehoord van het
plaatsje Karlsruhe?'
'Nee.'
'Dat ligt in Duitsland — zo'n uur bij jou vandaan, volgens het
interweb. Hochschule für Gestaltung. Het is een technische
school. Er zit daar een meid op de afdeling Computerwetenschap,
Sabine Friman. Die kan je aansluiten.'
Nick aarzelde. 'Kunnen we daar zonder auto komen?'
'Waar zie je me voor aan, een verdomde reisplanner?' Urthred liep
naar het grote boek dat op de vleugels van een adelaarvormige
lessenaar was opengeslagen en raadpleegde het. 'Hier staat dat er
's avonds om tien voor tien een trein van Straatsburg naar
Frankfort gaat die in Karlsruhe stopt. Wil je ook weten waar de
restauratiewagen zit?'
'Die vinden we wel.' Nick pakte de klep van de laptop, klaar om hem
dicht te doen. 'Maar je moet nog één ding voor me regelen.'
Ondanks de gevaren die er in het woud op de loer lagen,
bereikten we onze bestemming zonder problemen. Schlettstadt was een
onopvallend stadje zo'n twintig mijl stroomopwaarts langs de I11
vanuit Straatsburg. Zoals elke stad in die dagen verkeerde het in
staat van belegering. Wachters bewaakten de wallen en de poorten
gingen pas open toen we bewezen hadden dat we geen wapens droegen.
Wantrouwige blikken volgden ons langs de slingerende steegjes de
burcht binnen en de heuvel op naar de kerk.
'Is het je wel eens opgevallen dat goudsmeden hun winkel altijd in
de buurt van de kerk hebben?' mompelde Drach. 'Jezus predikte
armoede en het verzaken van wereldse goederen.'
'Niet zo hard,' waarschuwde ik hem. 'Het is al erg genoeg dat
iedereen hier denkt dat wij een voortroep van de Armagnaken zijn,
zonder dat jij ook nog eens als een vrijdenkende ketter begint te
praten.'
We vonden wat we zochten in een huis met een spitse gevel dat rood
gepleisterd was tussen de zich vertakkende balken. Het leek in veel
opzichten op alle goudsmidwinkels: het gereedschap aan de muren; de
kisten met kralen en ijzerdraad; het bestek en vaatwerk dat
glinsterde achter de tralies van een toonkast; de resten van
kwikzilver en heet metaal.
Maar ze waren niet nieuw. Er steeg geen rook op uit de oven achter
in het gebouw en de aambeelden bleven stil. Dit waren barre ti jden
voor een goudsmid je kon geen goud bewerken wanneer dat overal
onder matrassen en vloerplanken verborgen lag.
Ik leunde over de lege toonbank en tuurde naar binnen. Een man zat
op een krukje, trok ringen van een klos en poetste ze een voor een
op.
'Bent u Götz?' vroeg ik.
Hij knikte. Hij zal zo rond de dertig zijn geweest, met verward
bruin haar en een smal gezicht. Ik stelde mezelf voor.
'Ik behoor tot het goudsmedengilde in Straatsburg. Ik heb uw werk
daar gezien. Een broche van Jezus aan het kruis.' Die was van
Andreas Dritzehn geweest. Zijn broer had hem na Andreas' dood in
Dunnes winkel gebracht om te verkopen. Na discrete vragen te hebben
gesteld had ik ontdekt wie hem gemaakt had. 'De belettering van de
inscriptie was voortreffelijk. Zó precies.'
Hij nam het compliment zwijgend in ontvangst.
'Ik neem aan dat u de letters snijdt met drevels.'
Een wantrouwige blik. Ik stelde hem gerust. 'Ik wil u uw geheim
niet ontfutselen. Ik wil het kopen.'
Ik legde een beurs vol munten op de toonbank.
'Ik wil dat u voor mij een serie drevels maakt, precies zoals de
uwe.'
Götz loerde naar de beurs maar raakte hem niet aan.
'Ik kan uw drevels wel snijden,' zei hij aarzelend. 'Maar niet
precies zoals de mijne.'
'Hoezo niet?'
Hij koos zijn woorden zorgvuldig. 'U wilt drevels krijgen die
iedere letter in metaal drijven. Die heb ik niet.'
'Maar die broche...'
'U kunt mijn hele werkplaats van onder tot boven uitkammen en zult
niet één drevel met een letter erop vinden.'
Ik probeerde me alles te herinneren over de letters op de broche.
'U heeft toch zeker niet vanuit de losse pols de letters
gegraveerd?'
Hij schoofde beurs naar me terug. 'Daar geef ik liever geen
antwoord op.'
Gefrustreerd en verbijsterd maakte ik aanstalten om te vertrekken.
Maar het gelonk van het goud in zijn toonkast deed me talmen. Ik
tuurde door het glas in lood.
'Mag ik die bokaal eens wat beter bekijken?'
Ik zag hem twijfelen maar de beurs lag nog altijd op de toonbank,
en ik zou die week misschien wel zijn enige klant zijn. Hij
ontsloot de
toonkast en overhandigde me de bokaal. Die was zo'n vijftien
centimeter hoog, met een glooiende steel en ingelegd met granaten
in de kom. Rond de voet stond een spreuk gegrift uit het evangelie
van Johannes.
Ik bestudeerde het een tijdje en drukte met mijn vingertoppen in de
scherpe inscripties. De lijnen waren te recht, te schoon om met de
hand te zijn gegrift. Ze moesten wel gedreven zijn. Maar Götz
beweerde dat hij geen letterdrevels bezat.
Ik zette de bokaal neer en pakte de beurs op.
'Bedankt.'
De taxi zette hen af voor de Hochschule für Gestaltung. In het
donker kon Nick niet veel meer zien dan een hoekig, strak blok van
gebouwen, omringd door bomen. Sabine Friman stond bij de voordeur
op hen te wachten. Ze was een kleine vrouw met kort blond haar dat
om haar oren heen uitstak met elfachtige piekjes, blauwe ogen en
een gebruind gezicht. Ondanks de kou droeg ze niets dan een
olijfkleurig tanktopje en legerbroek.
'De Doler treedt aan,' zei ze. Haar Engels was onberispelijk, met
een Scandinavisch soort helderheid. 'Hebben jullie een goede reis
gehad?'
Ze nam hen mee naar binnen. Zelfs op dat nachtelijke uur stond er
een groot aantal studenten op de gangen. Het was overal heet,
felverlicht en schoon; hij had zich nog nooit zo veilig
gevoeld.
'Randall heeft me verteld wat je nodig hebt.' Ze opende een deur
met de sleutelbos aan haar riem. Erachter bevond zich een klein
kamertje zonder ramen met een computermonitor en een scanner op een
plastic klaptafeltje. 'De scanner heeft een resolutie van 2400 dpi
en we hebben een rechtstreekse verbinding met een
i2I-datanetwerk.'
'Geweldig. Kunnen we beginnen met de scanner?'
Sabine deed de klep open en hield haar hand op. Tot haar
begrijpelijke verbazing reikte Nick in zijn zak en overhandigde hij
haar wat op een stapeltje wenskaarten leek.
'Ben je iemand zijn verjaardag vergeten?'
Nick draaide er eentje om zodat ze de achterkant kon zien. Kleine
snippertjes vormden een mozaïek op de glanzende rode kaart. 'We
hadden een sterk contrasterende en reflecterende achtergrond nodig.
Op het station konden we alleen deze krijgen.' Gelukkig was de
trein vrijwel leeg geweest, dus weinig passagiers die zich
afvroegen waarom Emily en hij de hele reis de stukjes zaten op te
plakken. 'Het zal het scannen vergemakkelijken.'
Sabine legde de wenskaarten op de scanner en sloot de klep.
Hij kwam zoemend in actie; een groene lichtbalk trok over de
plaat. Een enorm vergrote afbeelding van de achterkant van de kaart
gleed over het scherm.
'Nog even uploaden,' zei Nick. Hij nam plaats op de metalen stoel.
'En nu wordt het interessant.'
Sabine keek over zijn schouder mee naar het scherm. 'Hoe werkt het
precies?'
'We uploaden deze afbeeldingen naar de server waar mijn programma
op staat. Dat programma vist de fragmenten eruit en maakt er
afzonderlijke plaatjes van. Dan wordt de vorm van de randen
geanalyseerd, en van de letterfragmenten, en dan probeert het
programma ze weer in elkaar te passen. Als een legpuzzel.'
Emily keek naar de pc alsof het een onbekend apparaat was. 'Kun je
dat niet gewoon op je laptop doen?'
'Het basale rekenwerk dat hiervoor nodig is, is veel te zwaar voor
een laptop.' Nick opende een browser en voerde een adres in. 'Net
zoiets als het uitzoeken van alle mogelijke uitkomsten van een
schaakwedstrijd, maar dan met duizenden stukken die geen van alle
gelijk zijn. Het verwerken moet op gigantische centrale servers
worden verricht in dit geval die van mijn broodheren.'
'Wie zijn dat?'
'De fbi.
Zelfs Sabines koelbloedigheid kreeg een dreun. 'Wil jij het
computersysteem van de fbi gaan hacken? Hiervandaan?'
'Ik ga helemaal niks hacken. Ik ga gewoon via de voordeur naar
binnen, met een geldige gebruikersnaam en wachtwoord.'
Sabine wierp hem een scheve grijns toe. 'Randall zei dat je op dit
moment misschien niet op zo'n goede voet met de politie stond.'
'Dat is de nypd. De politieafdeling waar ik voor werk is mijlenver
verwijderd van die lui die op boeven jagen. Als we echt mazzel
hebben, heeft de een de ander nog niet verteld wat er loos is. En
dit is bovendien de laatste plek waar ze me zouden verwachten.'
'Misschien hebben ze daar ook redenen voor.' Emily sloeg haar armen
over elkaar en liep naar achteren in de kamer. Sabine keek even van
haar naar Nick.
'Willen jullie wat drinken?'
'Iets met cafeïne erin. Het wordt een lange nacht.'
Sabine liep de kamer uit. Even later kwam Emily terug om te kijken
wat Nick aan het doen was. Tot haar verbazing zag ze dat de
gescande afbeelding plaats had gemaakt voor een dicht woud,
waardoorheen Nick een eenogige man met grijze mantel en bronzen
helm leek te loodsen.
'Gothic Lair?'
Nick keek niet op. 'Wie er ook achter ons aan zit, is ons al de
hele tijd op het spoor.' Emily zag hoe bleek zijn knokkels waren
terwijl ze de muis vastgrepen. 'Ik wil niet dat Sabine hetzelfde
lot als broeder Jerome ondergaat als ze ons tot hier weten te
volgen. Daarom neem ik een omweg.'
Op het scherm belandde de Doler op een open plek om een gigantische
eik heen. Die zag er stokoud uit. De takken hingen laag en de
verweerde schors zat vol ziekten. Een wirwar van verwrongen wortels
lag als kabels verstrikt over de grond om de boomvoet heen.
'Daar ben je dan.' Urthred de Magiër kwam van achter de boom
tevoorschijn. Hij klonk teleurgesteld.
'Is het je gelukt?' vroeg Nick.
'Heb ik je al eens verteld van die keer dat de fbi bij me langskwam
toen ik zestien was?' Urthred bestudeerde de blaadjes aan een van
de laaghangende takken. 'Geen fijne periode uit mijn leven.'
'Je hoeft me alleen maar naar de voordeur te brengen.'
'Is al geregeld.' Urthred wees naar de onderkant van de boom, waar
een dikke wortel zich in tweeën spleet als een gespleten hoef.
Daardoor scheurde de grond uiteen, zodat een driehoekig gat in de
verdrukking vrijkwam. 'Hup, naar beneden jij.'
De Doler sprong erin. Het scherm werd zwart toen het gat hem
opslokte. Nick wachtte of er iets gebeurde. Het groene licht van de
netwerkkaart van de computer knipperde als bezeten, maar het scherm
bleef leeg. Had Randall de boel verknald?
'Moet er nu iets gebeuren?' vroeg Emily.
'Ik vroeg hem een veilige verbinding met de fbi in Washington op te
zetten. Hopelijk worden we daar ontraceerbaar door.' Nick trommelde
met zijn vingers op het bureau en staarde naar het scherm. Hij zag
alleen zijn eigen weerspiegeling. 'Als we er ooit komen.'
Een blauw scherm verscheen met een overheidswapen en de woorden
federal bureau of investigation. Nick had nooit gedacht dat hij zo
blij zou zijn om het te zien. Hij tikte zijn wachtwoord in en hield
zijn adem in.
Wachtwoord geaccepteerd
Het scherm veranderde weer, een simpele lijst van bestanden en
folders.
Nick klikte op een ervan en voerde een bestandsnaam in. De lichten
van de netwerkverbinding gingen als bezeten knipperen; een groene
balk begon over het scherm te trekken terwijl het bestand werd
verzonden. 'Hoe lang moeten we wachten?' vroeg Emily.
'Misschien een halfuur voor het uploaden. Daarna...' Nick haalde
zijn schouders op. 'Het programma is geschreven om grote ladingen
versnipperd materiaal tegelijk te verwerken, dus één velletje zal
wel sneller gaan. Maar we weten niet of we wel alle stukjes hebben,
en we weten niet hoe nat ze in de sneeuw zijn geworden. En dan heb
je nog de kwestie wat er op het oorspronkelijke vel papier stond.
Hoe meer details, vooral bij woorden, hoe makkelijker het voor het
algoritme is het op te lossen.'
'Nick ben je daar?' Randalls stem sprong uit het niets uit de
computerluidsprekers. Nick boog zich naar de microfoon toe die hij
had ingeschakeld.
'Het werkte perfect.'
'Dat kom ik je net zeggen. Het werkte niet perfect. Iemand zit met
zijn neus boven op die verbinding. Je hebt blijkbaar een of ander
alarm ontketend bij het inloggen.'
'Komt het uit Washington?'
'Zo te zien niet. Hoeveel tijd heb je nog nodig?'
Nick keek naar de statusbalk.
Verzenden bestand: 12 % voltooid
Dat gaat nog wel even duren.'
'Dat was pure tijdverspilling,' klaagde Kaspar. Ik zag echter
zijn felle blik in mijn richting zodra hij het gezegd had, altijd
nieuwsgierig.
Ik speelde het spelletje mee. 'Ik vond het wel nuttig.'
Een korte stilte volgde, waarin hij deed of hij het niet wilde
weten en ik deed of ik het niet wilde vertellen.
'Hoezo?'
'Elke letter heeft een andere vorm. Maar ze bestaan allemaal uit
een veel kleiner aantal basisvormen. Een lijn, een punt, een
boogje. Ik denk dat je met een stuk of zes, of misschien tien,
bijna iedere letter zou kunnen hameren.'
Drach snoof verachtelijk. 'Je blijft maar reduceren. Je reduceert
de pagina tot woorden en de woorden tot letters, en nu ook nog eens
de letters tot lijntjes. En nu ga je zeker elk lijntje uit
afzonderlijke metaalkorreltjes vormen. En je weet nog steeds niet
hoe je ook maar iets van dit alles moet laten werken.'
'Götz wel.'
'Waarom neem je hem dan niet in dienst?'
'Misschien doe ik dat wel.' Ik had genoeg van Dunne. Ik vermoedde
dat hij allang niet meer in onze onderneming geloofde, en mij
alleen nog maar zag als een geldkraan om zo lang mogelijk te laten
uitdruppelen. 'Maar eerst moet ik weten wat ik Götz wil laten
doen.'
Ik zuchtte. Het proberen te begrijpen van het project op elk
niveau, vanaf de voltooide plaat tot aan de kleinste haal van elke
letter, dreef me bijna tot waanzin. Ieder niveau hing af van de
andere niveaus, en de minste verandering aan een ervan deed alle
andere ook veranderen. Het was alsof je probeerde je het ontwerp
van een kathedraal voor te stellen terwijl je tegelijkertijd iedere
steen die er deel van uitmaakte kende. Soms zag ik even de harmonie
van het geheel, of de weerklank ervan. Maar meestal kreeg ik er
alleen maar hoofdpijn van.
'We moesten maar eens teruggaan.'
Kaspar keek om naar de klokkentoren. 'Het zal al halverwege de rit
donker worden.'
'We vinden wel een herberg.'
We glipten de stadspoort uit en kozen de weg terug naar
Straatsburg. Hoge wolkenpartijen bedekten de hemel. Zonder de zon
leken de bladeren niet meer zo levendig, alleen maar oud. Ze
brachten me in een weemoedige stemming. Ik keek naar hun verweerde
oppervlak, het lichtgroene van de jeugd tot dor bruin verkleurd, en
ik zag mijn eigen gezicht erin weerspiegeld. De beurs woog als lood
in mijn zak.
We waren nog niet ver gevorderd toen een nieuw geluid zich voegde
bij het geruis van bladeren en het kabbelen van het water. Het
staccato geklop van hoeven, weldra door omfloerst gepraat
overstemd. Kaspar en ik keken elkaar aan, haastten ons toen van de
weg af en verscholen ons achter een paar dikke eiken. Ik hield de
beurs onder mijn hemd stevig vast en probeerde te zien wie eraan
kwam.