HISTORISCHE AANTEKENING
Voor iemand die de wereld zo radicaal veranderde, liet Johann
Gutenberg voor het nageslacht opmerkelijk weinig in druk achter
over zijn eigen leven: wat rekeningen, wat vermeldingen in
officiële stukken en onvolledige verslagen van de vier rechtszaken
die in dit boek worden vermeld. Het merendeel roept meer vragen op
dan het beantwoordt. De werkelijkheid die ze tonen
bedrijfsspionage, zwijgcontracten, intellectuele eigendomsrechten,
veeleisende durfkapitaalinvesteerders, risicokapitaal, rechtszaken
zouden een hedendaagse ondernemer in Silicon Valley maar al te
vertrouwd in de oren klinken. Ze herinneren ons eraan dat drukken
een bijzonder gecompliceerde en kostbare onderneming was, waar
enorme sommen voor nodig waren die in de loop van vele jaren
moesten worden geïnvesteerd, evenals managementvaardigheden en
lopendebandwerk dat in de middeleeuwen nog bijna onbekend was. Het
genie van Gutenberg zal evengoed hebben gelegen op het gebied van
financieel inzicht en logistiek als op zijn technische beheersing
van inkten, metalen, mechanieken en papier. In dit boek heb ik mijn
fantasie de vrije loop gelaten over de jeugdjaren van Gutenberg. De
laatste hoofdstukken, in Straatsburg en Mainz, zijn meer opgehangen
aan de weinige erkende feiten.
Maar het leven van Gutenberg is een open boek vergeleken met dat
van de Meester van de Speelkaarten. Niets resteert van hem behalve
zijn werk, een vaag idee over de plaats en tijd waarin hij leefde
en de algemene opvatting dat hij de eerste was die een afbeelding
vanaf een kopergravure drukte. Evenals andere artistieke
doorbraken, met name de Gutenbergbijbel, zijn de kaarten niet
alleen technisch vernieuwend maar ook ware meesterwerken.
Het denkbeeld dat die twee reuzen van de vroege drukkunst elkaar
zouden hebben ontmoet en samen hebben gewerkt is fascinerend, al
valt het niet te bewijzen. Ze waren beiden in de eerste helft van
de vijftiende eeuw actief in het Rijnland; beiden gebruikten een
pers in een van de vroegste voorbeelden van gemechaniseerde
massaproductie. Zoals in het boek wordt beschreven, verschijnen een
aantal van de afbeeldingen van de Meester in de verluchte
Gutenbergbijbel die tegenwoordig in de universiteit van Princeton
ligt, terwijl andere verschenen in een enorme handgeschreven bijbel
die in Mainz moet zijn vervaardigd rond dezelfde tijd dat de
Gutenbergbijbel van de pers rolde.
Als het ideaal van de middeleeuwse artiest erin bestond om geen
spoor van zichzelf achter te laten in het werk dat hij uiteindelijk
van God ontving, dan is zowel Gutenberg als de Meester van de
Speelkaarten daar bijna al te goed in geslaagd. De naam van de
Meester is in de vergetelheid geraakt; Gutenberg werd eveneens
bijna tweehonderd jaar lang vergeten, begraven onder de propaganda
van Fust en Schoeffer. Maar voor hun passie om teksten en
afbeelding in massaproductie te brengen, is de moderne wereld een
monument.
DANKWOORD
Graag wil ik iedereen bedanken die me heeft geholpen en
aangemoedigd bij het schrijven van dit boek. Dr. Natalia Nowakowska
van Somerville College, Oxford, omdat ze me heeft laten
gebruikmaken van haar onderzoek naar vroege drukwerken; Maxime
Préaud van de Bibliothèque Nationale in Parijs, die zo vriendelijk
was me de oorspronkelijke speelkaarten te laten bestuderen; Dr.
Allen en het Mystery Writers' Forum; Oliver Johnson, medewerker en
redacteur; de familie Banse en Isabella Paul voor hun gastvrijheid
in Duitsland en nog veel meer dan dat; mijn familie, met name mijn
vader voor zijn expertise aangaande Duitsland; Jon, Sarah en Agnes
Hawkins, voor wie The Rhineland Testament een van de grote fictieve
stel-dat-kwesties is; mijn agente Jane Conway-Gordon, ondanks haar
dreigementen mij chocoladecake te onthouden, de Inter-Continental
Literary Agency; John Kelly; Charlotte Haycock en iedereen van
Random House; het personeel in de British Library in Londen en
Boston Spa, de York Minster Library en de JB Morrell Library van de
University of York.
Na acht boeken zou ik het geduld en de steun van mijn vrouw Emma
vanzelfsprekend kunnen gaan vinden; het lijkt echter nog
buitengewoner. Door haar is wat een bijzonder veeleisende
schrijfperiode had kunnen zijn een van de kalmste die ik me kan
heugen.
Mijn zoon Owen kwam een maand nadat ik met dit boek begon ter
wereld. Hij ging mee op mijn onderzoekstrip, wond iedereen in
Europa om zijn vingertje en werd aan meer gotische architectuur
blootgesteld dan bevorderlijk is voor een kindje van vijf maanden
oud. Hij voegde ook willekeurige interpunctie toe op de momenten
dat hij mijn verdedigingslinie doorbrak op het toetsenbord. Hij
werd geboren in een
wereld waar de communicatierevolutie die Gutenberg begon een
torenhoge vlucht heeft genomen, en aan hem draag ik dit boek
op.