Amy Elliott Dunne
Dagboek
21 oktober 2011
Nicks moeder is dood. Ik heb een poos niet kunnen schrijven omdat Nicks moeder dood is en haar zoon volledig is losgeslagen. Die lieve, sterke Maureen. Ze was tot een paar dagen voor haar dood nog druk in de weer en legde alle adviezen om het rustiger aan te doen naast zich neer. ‘Ik wil gewoon leven tot ik erbij neerval,’ zei ze. Ze had zich toegelegd op het breien van mutsen voor andere chemopatiënten (zijzelf was er na één kuur ‘klaar mee’ en wenste haar leven niet langer te verlengen als ze daarvoor aan ‘nog meer slangen’ moest liggen) zodat ze in mijn herinnering voor altijd zal worden omringd door kleurige bollen wol: rood, geel en groen. Ik zie haar bewegende vingers en hoor het getik van de breinaalden terwijl ze praat met haar tevreden-katstem, een diep, slaperig gespin.
Totdat ze op een ochtend in september ontwaakte maar niet meer echt wakker werd: ze werd niet meer Maureen. Ze was van de ene op de andere dag in een zielig vogeltje veranderd, een en al rimpel en botten, haar ogen rusteloos dwalend door de kamer, niet meer in staat de wereld, zichzelf incluis, te plaatsen. De hospice volgde snel, een zacht verlichte, huiselijke plek met schilderijen van vrouwen met ouderwetse mutsjes en groen glooiende heuvels, snackautomaten en kleine kopjes koffie. In de hospice werd ze niet meer opgelapt of behandeld, maar zodanig verzorgd dat ze comfortabel kon sterven. Dat deed ze amper drie dagen later. Zonder poespas, precies zoals Maureen het zou hebben gewild (hoewel ik zeker weet dat ze met haar ogen zou hebben gerold bij de woorden: precies zoals Maureen het zou hebben gewild).
De wake was bescheiden maar mooi, met honderden mensen. Haar dubbelgangerzus uit Ohama was haar plaatsvervangende duizendpoot, schonk koffie en Baileys, serveerde koekjes en vertelde grappige anekdotes over Mo. We begroeven haar op een winderige, warme ochtend. Go en Nick zochten steun bij elkaar terwijl ik eenzaam naast hen stond. Ik voelde me een indringer. Die nacht in bed lag Nick met zijn rug naar me toe en ik toen mijn armen om hem heen sloeg stond hij na een paar minuten op en mompelde: ‘Ik ga even een frisse neus halen’, en verliet het huis.
Zijn moeder had hem altijd bemoederd. Ze stond erop één keer in de week bij ons langs te komen om te strijken, en als ze daarmee klaar was, zei ze: ‘Ik help nog wel even met opruimen.’ Als ze dan weer weg was vond ik in de koelkast een Tupperware-bakje met partjes grapefruit voor Nick, en als ik de broodzak opende, merkte ik dat ze de korsten van het brood had gesneden en dat elke snee weer ontkorst terug in de zak was gedaan. Ik ben getrouwd met een vierendertigjarige man die nog altijd geen broodkorsten lust.
De eerste weken na de dood van zijn moeder probeerde ik de dingen te doen die zij altijd voor hem deed. Ik sneed de broodkorsten af, streek zijn T-shirts en bakte een bosbessentaart naar het recept van zijn moeder. ‘Ik hoef niet gepamperd te worden, Amy,’ zei hij met het ontkorste brood in zijn hand. ‘Ik vond het niet erg dat mijn moeder het deed, omdat ze zich daar gelukkig bij voelde, maar ik weet dat jij niet van dat soort fratsen houdt.’
Kortom, we zijn weer terug bij de zwarte vierkantjes. De aardige, bewonderende, liefhebbende Nick heeft plaatsgemaakt voor de norse, chagrijnige, boze Nick. Je wordt geacht je partner in moeilijke tijden te steunen, maar Nick lijkt nog afstandelijker dan voorheen. Hij is een moederskindje zonder moeder. Hij wil niets met me te maken hebben.
Hij gebruikt me voor seks als hij daar behoefte aan heeft. Hij duwt me tegen een tafel of over de rand van het bed en neemt me geluidloos, totdat hij op het allerlaatste moment gejaagd wat gromt en me loslaat; zijn hand op mijn onderrug is zijn enige gebaar van intimiteit. Daarna zegt hij iets om het op een spelletje te doen lijken: ‘Je bent zo sexy dat ik me soms niet meer in de hand heb.’ Maar hij zegt het met een levenloze stem.
Vraag: je echtgenoot, met wie je ooit een geweldig seksleven had, is koud en afstandelijk geworden. Hij wil alleen seks op zijn manier en wanneer hij zin heeft. Je:
a) weigert voortaan seks met hem te hebben. Hij zal dit spelletje niet winnen!
b) huilt en zeurt om antwoorden die hij je nog niet kan geven, waardoor je hem nog verder van je vervreemdt.
c) hebt er vertrouwen is dat dit slechts een hobbel in een lang huwelijk is die je moet nemen. Hij zit in zijn eigen wereldje, dus stel je je begrijpend op en wacht tot het voorbij is.
Antwoord: C. Toch?
Het zit me dwars dat mijn huwelijk uiteenvalt en dat ik niet weet hoe ik dat kan voorkomen. Je zou denken dat mijn ouders, beiden psycholoog, de meest voor de hand liggende raadgevers zijn, maar daar ben ik te trots voor. Ik denk ook niet dat zij geschikt zijn om huwelijksadviezen te geven: ze zijn soulmates, ze kennen alleen pieken, geen dalen, hun huwelijk is één grote, echtelijke roes. Ik kan hun niet vertellen dat ik het enige wat ik nog heb – mijn huwelijk – verpest. Bovendien loop ik het gevaar dat ze een nieuw boek over me schrijven, als een fictieve terechtwijzing, waarin Amazing Amy een fantastisch, bevredigend, rimpelloos vijfjarig huwelijk viert… omdat ze alles op alles zette voor een gelukkig huwelijk.
Maar ik maak me dus zorgen. Voortdurend. Ik weet dat ik in de ogen van mijn man eigenlijk al te oud ben. Zes jaar geleden was ik de ideale vrouw voor hem en hoorde ik zijn genadeloze commentaar op vrouwen die tegen de veertig liepen aan: hoe zielig hij hen vond, overdressed, de cafés afstruinend, zich niet bewust van hun gebrek aan aantrekkingskracht. Als hij thuiskwam na aan avondje uit en ik vroeg hem hoe het was in de bar dan zei hij meestal: ‘Bomvol Hopeloze Gevallen’, zijn codetaal voor vrouwen van mijn leeftijd. Destijds, ik was begin dertig, lachte ik zelfvoldaan met hem mee, alsof mij dat nooit zou overkomen. Nu ben ik zíjn Hopeloze Geval en zit hij aan me vast. Misschien dat hij daarom zo boos is.
Vandaar dat ik me al een tijdje overgeef aan peutertherapie. Ik loop elke dag even naar Noelle om met haar drieling te spelen en hun kleine, mollige handjes in mijn haar te voelen en hun warme adem in mijn nek. Begrijpelijk dat vrouwen altijd dreigen kinderen op te eten: Is ze niet om op te eten! Wat een snoepje, hè? Al doet het me soms pijn om te zien hoe haar drie kinderen ogenwrijvend en verfomfaaid van hun middagslaapje naar mama toe waggelen en een handje op haar knie leggen alsof ze een thuishonk is en zich veilig weten.
Gisteren moest ik nodig even naar Noelle voor troost. Misschien is dat de reden dat ik iets doms deed.
Nick kwam thuis en trof me fris van de douche aan in de slaapkamer en voor ik het wist duwde hij me tegen de muur en drong bij me binnen. Toen hij klaar was en me losliet, zag ik de natte kus van mijn mond op de blauwe verf. ‘Sorry, maar ik had je nodig,’ zei hij terwijl hij nog nahijgend op het bed ging zitten.
Hij keek me niet aan.
Ik ging naar hem toe en sloeg mijn armen om hem heen, alsof de vrijpartij een normaal, echtelijk ritueel was. Toen zei ik: ‘Weet je wat ik net dacht?’
‘Nou?’
‘Dat het nu misschien het juiste moment is. Om een gezin te stichten, bedoel ik. Dat ik ga proberen zwanger te worden.’ Terwijl ik het zei, wist ik dat het een dwaas idee was, maar ik kon het niet helpen – ik ben een vrouw geworden die zwanger wil worden omdat ze denkt dat het haar huwelijk zal redden.
Het is vernederend iets te moeten doen waar je altijd de draak mee hebt gestoken.
Hij wendde zich abrupt van me af. ‘Nu? Dit is wel zo ongeveer de slechtste tijd om een gezin te stichten, Amy. Je bent werkloos…’
‘Dat is waar, maar ik wil de eerste maanden toch thuisblijven met de baby…’
‘Mijn moeder is net overleden, Amy.’
‘Dan is dit een nieuw leven, een nieuwe start.’
Hij greep me bij mijn armen en keek me voor het eerst die week recht aan. ‘Amy, jij denkt zeker dat we vrolijk terug kunnen verhuizen naar New York nu mijn moeder dood is, dat we een paar kinderen kunnen nemen en je je oude leventje weer kunt oppakken. Maar we hebben niet genoeg géld. We hebben amper genoeg om zelf van rond te komen. Je hebt geen idee hoezeer ik onder druk sta, dag in dag uit, om ons hier uit deze ellende te halen. Om goddomme in ons éígen onderhoud te kunnen voorzien. Ik kan er geen kinderen bij hebben. Jij zult ze alles willen geven wat jij in je jeugd hebt gehad, en dat kan ík niet. Geen privéscholen voor de kleine Dunnes, geen tennis- en vioolles, geen vakantiehuizen. Je zou het verschrikkelijk vinden om zo arm te zijn. Verschrikkelijk.’
‘Zo oppervlakkig ben ik niet, Nick…’
‘Vind je nu echt dat we het samen zo geweldig hebben dat we aan kinderen kunnen denken?’
Zo nadrukkelijk hadden we het nog nooit over ons huwelijk gehad, en ik zag aan hem dat hij spijt had dat hij erover was begonnen.
‘We hebben onze spanningen, lieverd,’ zei ik. ‘We hebben het soms best moeilijk, maar ik weet dat het voor een groot deel aan mij ligt. Ik heb hier gewoon te weinig omhanden…’
‘En daarom moeten we zo’n stel worden dat een kind neemt om hun huwelijk te redden? Want dat werkt altijd zo goed.’
‘Nee, we willen een kind omdat…’
Hij kreeg een donkere, wolfachtige blik in zijn ogen en greep me weer bij mijn armen.
‘Hou… Nee, Amy. Niet nu. Ik kan niet nog meer stress aan. Ik kan er niets meer bij hebben. Straks bezwijk ik onder de druk. En dan sta ik niet voor mezelf in.’
Deze keer weet ik dat het waar is wat hij zegt.