Nick Dunne

 

Veertien dagen vermist

 

 

 

Ik werd wakker op de bank van mijn zus met een gierende kater en de behoefte om mijn vrouw te vermoorden. Dat was een vrij normaal gevoel in de dagen na het dagboekverhoor op het politiebureau. Ik stelde me voor dat ik Amy in een of ander kuuroord aan de westkust zou vinden, nippend aan een glas ananassap op een divan terwijl haar zorgen oplosten in de strakblauwe lucht boven haar, en dat ik vuil en stinkend van een koortsachtige reis door het land naast haar ga staan en dat mijn schaduw haar doet opkijken terwijl ik mijn handen om haar volmaakte hals leg, om de spieren, de holten, de aderen waarin het bloed eerst snel en dan steeds langzamer klopt terwijl we elkaar aankijken en eindelijk iets van elkaar begrijpen.

Mijn arrestatie zou een kwestie van tijd zijn. Gebeurde het niet vandaag, dan gebeurde het wel morgen; was het niet morgen, dan wel overmorgen. Dat de politie me na het verhoor liet gaan, had ik opgevat als een goed teken, maar Tanner had me uit de droom geholpen. ‘Zonder lijk is een aanklacht buitengewoon lastig. Ze zijn bezig de puntjes op de i te zetten. Gebruik je vrije dagen om te doen wat je nog moet doen, want zodra je wordt gearresteerd, krijgen we het druk.’

 

Net buiten het raam hoorde ik de geluiden van de cameraploegen: mannen die elkaar goedemorgen toeriepen, alsof ze inklokten bij de fabriek, camera’s die klik-klikten als rusteloze sprinkhanen terwijl ze Go’s huis fotografeerden. De ontdekking van mijn ‘speelkamer’ met spullen in Go’s tuin en mijn ophanden zijnde arrestatie waren uitgelekt. We durfden geen van beiden in de buurt van de gordijnen komen.

Go kwam met haar laptop onder haar arm de kamer binnen. Ze droeg een flanellen boxershort en het Butthole Surfers T-shirt uit haar middelbareschooltijd. ‘Iedereen keert zich weer tegen je,’ zei ze.

‘De grilligheid van het lot.’

‘Gisteravond heeft iemand informatie gelekt over het schuurtje, Amy’s tasje en het dagboek. Nu is het een en al: Nick is een leugenaar, Nick is een moordenaar, Nick is een leugenachtige moordenaar. Sharon Schieber heeft een verklaring afgelegd waarin ze zegt dat ze “geschokt en teleurgesteld” is over de wending die de zaak heeft genomen. O ja, en iedereen wil weten hoe het zit met de porno – Vermoord de Krengen.

Martel het Kreng.’

‘O, sorry,’ zei ze. ‘Martel het Kreng. Dus Nick is een leugenachtige moordenaar-slash-sekssadist. Ellen Abbott wordt nu helemaal bloedfanatiek. Ze heeft een afkeer van porno.’

‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Ik weet zeker dat Amy dat wist.’

‘Nick?’ zei ze met haar wordwakkerstem. ‘Dit is zeer ernstig.’

‘Go, het doet er niet toe wat anderen denken. Dat moeten we niet vergeten,’ zei ik. ‘Waar het om gaat is wat Amy denkt. Of zíj nu milder tegen me aan kijkt.’

‘Nick. Denk je nu echt dat ze zo snel kan overschakelen van haten naar houden van?’

Het was de vijfde verjaardag van ons gesprek over dit onderwerp.

‘Ja, Go, dat denk ik echt. Amy heeft nooit een onzindetector gehad. Als je zei dat ze er mooi uitzag, wist ze dat dat zo was. Als je zei dat ze briljant was, vond ze dat geen vleierij maar een terechte opmerking. Dus ja, ik denk dat ze grotendeels echt gelooft dat ik weer van haar ga houden zodra ik mijn fouten inzie. Want waarom zou ik níét van haar houden?’

‘Maar stel dat ze inmiddels een onzindetector heeft ontwikkeld?’

‘Je kent Amy, ze wil per se winnen. Het probleem is niet dat ik ben vreemdgegaan maar dat ik iemand anders boven haar heb verkozen. Ze zal me terug willen omdat ze wil bewijzen dat zij altijd wint. Dat ben je toch met me eens? Als ik haar smeek terug te komen om haar weer te kunnen aanbidden zoals het hoort, dan kan ze dat moeilijk weerstaan. Denk je niet?’

‘Het zou zomaar kunnen,’ zei Go op de manier waarop je iemand succes wenst in de loterij.

‘Heb jij dan een beter idee?’

Tegenwoordig snauwden we op die manier tegen elkaar. Dat hadden we nooit eerder gedaan. Toen de politie het schuurtje ontdekte hebben ze Go flink aan de tand gevoeld, precies zoals Tanner had voorspeld. Wist ze ervan? Had ze meegeholpen?

Ik had verwacht dat ze die nacht vloekend en tierend thuis zou komen, maar er had alleen maar een gegeneerd glimlachje vanaf gekund terwijl ze langs me heen glipte naar haar kamer in het huis waarop ze een tweede hypotheek had moeten nemen om Tanner te kunnen bekostigen.

Door mijn idiote gedrag had ik mijn zus zowel financieel als juridisch in de problemen gebracht. Ik voelde me beschaamd onder de situatie en Go wrokkig, een dodelijke combinatie voor twee mensen die opgesloten zitten in een kleine ruimte.

Ik gooide het over een andere boeg. ‘Ik overweeg Andie te bellen nu…’

‘God, dat zou een geniale zet zijn, Nick. Dan kan ze daarna weer naar Ellen Abbott…’

‘Ze is niet bij Ellen Abbott geweest. Ze had een persconferentie die door Ellen Abbott werd gesteund. Ze bedoelt het niet kwaad, Go.’

‘Ze gaf die persconferentie omdat ze pissig op je was. Misschien had je beter door kunnen rotzooien met haar.’

‘Dank je.’

‘Wat zou je dan in godsnaam tegen haar willen zeggen?’

‘Dat het me spijt.’

‘Ja, logisch dat je spijt hebt,’ mompelde ze.

‘Ik vind… De manier waarop we moesten breken zit me dwars.’

‘De laatste keer dat je Andie zag heeft ze je gebéten, Nick,’ zei Go met overdreven veel geduld in haar stem. ‘Ik denk niet dat jullie elkaar nog iets te zeggen hebben. Jij bent hoofdverdachte in een moordzaak. Je hebt het recht op een soepele breuk verspeeld. Denk verdomme eens na, Nick.’

We werden gek van elkaar, wat ik nooit had verwacht. Het was niet alleen de stress of de puinhoop waarmee ik Go had opgescheept. Ik kon die tien seconden na het openen van de schuurdeur nog maar een week geleden niet vergeten, en Go ook niet. Ik had verwacht dat Go zoals altijd mijn gedachten zou lezen maar wat Go las was dat ik mijn vrouw had vermoord. Ik betrapte haar erop dat ze met dezelfde harde, kille blik naar me keek als waarmee ze naar onze vader keek: de zoveelste klootzak die ruimte inneemt. En ik wist zeker dat ik soms naar haar keek met die vreselijke blik van mijn vader: de zoveelste kleingeestige vrouw die wraak wil nemen.

Ik zuchtte diep, stond op en gaf haar een kneepje in haar hand. Ze kneep terug.

‘Ik kan maar beter naar huis gaan,’ zei ik. Ik voelde een golf van misselijkheid opkomen. ‘Ik kan er niet meer tegen op mijn arrestatie te moeten wachten. Ik kan er niet meer tegen.’

Voordat ze me kon tegenhouden, had ik mijn sleutels gepakt en de voordeur opengegooid. Talloze camera’s klikten waarna het geschreeuw losbrak onder de verzamelde menigte die nog groter was dan ik had gevreesd. Hé Nick, heb je je vrouw vermoord? Hé Margo, heb je je broer geholpen met het verduisteren van de bewijzen?

‘Stelletje hufters,’ snauwde Go. Ze kwam solidair naast me staan in haar boxershort en Butthole Surfers-T-shirt. Een paar actievoerders liepen met borden. Een vrouw met dun, blond haar en een zonnebril zwaaide met een posterbord: Nick, waar is AMY?

Het geschreeuw zwol aan en grensde aan razernij toen ze mijn zus in het oog kregen. Margo, is je broer een vrouwenmoordenaar? Heeft Nick zijn vrouw en kind gedood? Margo, ben je medeplichtig? Heeft Nick zijn vrouw vermoord? Heeft Nick zijn kind vermoord?

Ik vermande me. Ik weigerde terug het huis in te gaan. Toen zag ik Go naast me bukken en de kraan bij de trap helemaal opendraaien, waarna ze de tuinslang pakte en een harde, dikke straal op de horde cameramensen, demonstranten en mooie journalisten in hun tv-outfits richtte alsof het een kudde dieren was.

Ze gaf me rugdekking. Ik sprong in mijn auto en scheurde weg, de menigte druipend achterlatend in de voortuin. Ik hoorde Go’s schrille lach.

 

Het kostte me tien minuten stapvoets rijden door een zee van boze mensen – behalve de cameraploegen stonden er minstens twintig demonstranten voor mijn huis – voordat ik mijn auto via mijn oprit de garage in kon rijden. Mijn buurvrouw Jan Teverer was een van de demonstranten. Toen ik oogcontact met haar kreeg, zwaaide ze met haar bord naar me: WAAR IS AMY, NICK?

Eindelijk was ik binnen en rolde de garagedeur zoemend omlaag. Zwaar ademend staarde ik voor me uit in de bloedhete, betonnen ruimte.

Alles voelde nu als een gevangenis – deuren die almaar open en dicht gingen. Ik voelde me nergens meer veilig.

 

De rest van de dag fantaseerde ik over manieren waarop ik Amy kon vermoorden. Ik kon aan niets anders meer denken: ik moest een manier vinden om haar om zeep te brengen. Ik zou Amy’s koortsachtige brein inslaan. Ik mocht de afgelopen jaren misschien zijn ingedut, ik was nu klaarwakker. En dat was Amy’s verdienste. Ik voelde dezelfde opwinding als in de begindagen van ons huwelijk.

Ik wilde iets doen, wilde dat er iets gebeurde, maar er viel niets te doen. Tegen het einde van de avond waren alle cameraploegen weg, maar ik durfde het huis niet te verlaten. Ik wilde een eind gaan lopen. Het werd ijsberen. Ik was gevaarlijk opgefokt.

Andie had me laten vallen, Marybeth had zich tegen me gekeerd, Go’s onvoorwaardelijke vertrouwen had een deuk opgelopen. Boney had me in de val gelokt. Amy had me kapotgemaakt. Ik schonk mezelf bourbon in. Ik nam een flinke slok, klemde mijn vingers om de welvingen in het glas en smeet het toen tegen de muur. Het glas sloeg met een klap aan gruzelementen en spatte als vuurwerk uiteen. Ik rook de wolk bourbon. Woede in alle vijf de zintuigen. Die godverdommese trutten.

Mijn hele leven had ik geprobeerd een nette vent te zijn, een man die van vrouwen hield en vrouwen respecteerde, iemand zonder complexen. Maar hier stond ik dan met mijn nare gedachten over mijn tweelingzus, mijn schoonmoeder, mijn minnares. Ik fantaseerde over hoe ik mijn vrouw haar schedel zou inslaan.

Er werd op de deur gebonsd. Een luid, woedend beng-beng-beng. Ik schrok wakker uit mijn nachtmerrie.

Ik rukte de deur open en begroette woede met woede.

Het was mijn vader, opgeroepen door mijn haat, als een kwade geest. Hij hijgde zwaar en was nat van het zweet. Een mouw van zijn overhemd hing aan flarden en zijn haar stond wild overeind, maar zijn ogen hadden zoals gewoonlijk een duistere waakzaamheid die hem er akelig gezond deed uitzien.

‘Is ze hier?’ snauwde hij.

‘Wie bedoel je, pa? Wie zoek je?’

‘Je weet wel wie.’ Hij duwde me opzij en stormde met gebalde vuisten en modderige schoenen de woonkamer in. Trut-trut-trut. Zijn zwaartepunt lag te ver naar voren, waardoor hij in beweging moest blijven om niet voorover te vallen. Hij rook naar munt. Echte munt, geen pepermunt. Ik zag een veeg groen op zijn broek, alsof hij door een tuin had gebanjerd.

Die stomme trut, stomme trut, mompelde hij voortdurend. Via de eetkamer naar de keuken, overal knipte hij het licht aan. Een waterwants vluchtte weg over de muur.

Ik liep achter hem aan en probeerde hem tot bedaren te brengen. Pa, pa, ga even zitten, pa, wil je een glas water, pa… Hij stampte de trap af naar beneden, klonten modder achterlatend op de treden. Mijn handen balden zich tot vuisten. Natuurlijk moest die klootzak net nu langskomen, alsof ik me nog niet al rot genoeg voelde.

‘Pa! Verdomme, pa! Er is hier niemand. Alleen ik.’ Hij negeerde me, gooide de deur van de logeerkamer open en liep toen weer terug naar de woonkamer. ‘Pa!’

Ik wilde hem niet aanraken. Ik was bang dat ik hem zou slaan. Ik was bang dat ik zou gaan huilen.

Toen hij naar de slaapkamer wilde gaan, versperde ik hem de toegang tot de trap. Ik plantte mijn ene hand tegen de muur en greep met de andere de trapleuning vast – een menselijke barricade. ‘Pa! Kijk me aan.’

Het schuim stond op zijn mond van woede. ‘Zeg tegen die lelijke trut dat het nog niet voorbij is. Ze is niet beter dan ik, zeg dat maar tegen haar. Ze is niet te goed voor mij. Ze heeft niks te vertellen. Die lelijke trut zal eindelijk eens leren…’

Ik zweer je dat ik op dat moment een wit licht zag, een moment van volledige, achterbakse helderheid. Ik staakte mijn pogingen om mijn vader het zwijgen op te leggen en liet zijn stem in mijn oren doordreunen. Ik was die man niet: ik haatte noch vreesde alle vrouwen. Ik haatte slechts één vrouw. Als ik alleen Amy verachtte en mijn woede en venijn op de vrouw richtte die het verdiende, maakte me dat nog niet tot mijn vader. Dan was ik geestelijk gezond.

De trut, de trut, de trut.

Ik haatte mijn vader meer dan ooit omdat ik van zijn woorden genoot.

Vuile trut, vuile trut.

Ik greep hem hard bij de arm en trok hem mee naar de auto. Tot aan Comfort Hill bleef hij zijn bezweringen herhalen. Ik parkeerde bij het tehuis in het gereserveerde vak voor de ambulance, liep naar zijn kant van de auto, rukte het portier open, trok hem aan zijn arm eruit en bracht hem tot net binnen de deur.

Toen draaide ik me om en ging terug naar huis.

 

Vuile trut, vuile trut.

Voor mij zat er niets anders op dan te smeken. Die trut van mij had me alles afgenomen, dus het enige wat me nog restte was mijn vrouw te smeken bij me terug te komen. Kranten, internet, tv, wat dan ook, ik kon alleen maar hopen dat ze me de goede echtgenoot zag spelen en de woorden hoorde zeggen die ze wilde dat ik zei: overgave, compleet. Jij hebt gelijk en ik ben fout, zoals altijd. Kom bij me terug (jij godverdommese trut!). Kom bij me terug zodat ik je kan vermoorden.