Nick Dunne
Acht dagen vermist
Na het gesprek met Tommy belde ik Hilary Handy. Als mijn ‘moord’ op Amy een leugen was, en Tommy O’Hara’s ‘verkrachting’ van Amy was een leugen, waarom zou het ‘stalken’ van Amy door Hilary Handy dan geen leugen zijn? Een psychopaat moet ergens beginnen, waarom dan niet in de strenge marmeren gangen van Wickshire Academy.
Toen ze opnam barstte ik uit: ‘Je spreekt met Nick Dunne, echtgenoot van Amy Elliott. Ik zou heel graag met je praten.’
‘Hoezo?’
‘Ik heb meer informatie nodig. Over je…’
‘Zeg niet vriendschap.’ Ik hoorde een boze ondertoon in haar stem.
‘Nee. Dat zeg ik niet. Ik wil jouw kant van het verhaal horen. Ik bel niet omdat ik denk dat je ook maar iets te maken hebt met mijn vrouw, met de huidige situatie. Maar ik zou heel graag van je horen wat er is gebeurd. De waarheid. Want ik denk dat je mogelijk licht kunt werpen op… een gedragspatroon van Amy.’
‘Wat voor patroon?’
‘Mensen die haar dwarsbomen iets heel ergs laten overkomen.’
Ze ademde zwaar in de hoorn. ‘Twee dagen geleden zou ik niet met je hebben willen praten,’ zei ze. ‘Maar toen dronk ik iets met vrienden, de tv stond aan, jij kwam in beeld. Het ging erover dat Amy zwanger was. Iedereen in mijn gezelschap was razend op jou. Ze háátten je. En ik dacht: ik weet hoe dat voelt. Want ze is niet dood, hè? Ze wordt nog steeds vermist, maar er is geen lijk gevonden, neem ik aan?’
‘Dat klopt.’
‘Goed, ik zal je over Amy vertellen. En over onze tijd op de middelbare school. Wat er allemaal is gebeurd. Wacht even.’ Aan de andere kant van de lijn hoorde ik de geluiden van een tekenfilm: piepstemmetjes en draaimolenmuziek. Opeens was het stil. Ga beneden kijken. Vooruit, naar beneden.
‘Nou, mijn eerste jaar op die school. Ik kom uit Memphis. Alle anderen kwamen van de oostkust. Het voelde heel gek, anders. Het leek wel of alle meisjes op Wickshire gezamenlijk waren opgevoed, de taal, de kleren, hun haar. Het was niet zo dat ik een paria was, ik voelde me gewoon… onzeker. Amy was al helemaal Het Meisje. Al op de eerste dag kende iedereen haar en werd er over haar gesproken. Ze was Amazing Amy. We hadden die boeken als kind gelezen en bovendien was ze ook nog ontzettend leuk, ze was…’
‘Ja, dat weet ik.’
‘Nou goed. Al vrij snel toonde ze interesse in mij. Ze nam me onder haar hoede, zou je kunnen zeggen. Zij was Amazing Amy en ik was dan zogenaamd haar rechterhand Suzy. Ze begon me Suzy te noemen en al vrij snel namen de anderen dat over. Ik vond het best. Ik was een soort ondergeschikt maatje; ik moest drinken halen als Amy dorst had, de was doen als ze schoon ondergoed nodig had. Wacht even.’
Weer hoorde ik haar haren langs de hoorn strijken. Marybeth had alle fotoalbums van de Elliotts meegenomen voor het geval er meer foto’s nodig zouden zijn. Ze had me een foto van Amy en Hilary laten zien, grijzend, wang tegen wang. Dus ik kon me Hilary voorstellen, hetzelfde geelblonde haar als mijn vrouw, een wat saaier gezicht, met troebele, lichtbruine ogen.
Jason, ik zit aan de telefoon… geef ze dan een paar ijslolly’s, zo moeilijk is dat toch niet?
‘Sorry. De kinderen zijn uit school en mijn man bemoeit zich nooit met ze, dus hij weet niet goed wat hij moet doen in die paar minuten dat ik jou aan de lijn heb. Sorry. Maar goed, ik was dus kleine Suzy. Het was een soort spel en een paar maanden lang – augustus, september, oktober – was het geweldig leuk. Dikke vriendinnen, we waren altijd samen. En toen gebeurden er een paar rare dingen waarvan ik meteen wist dat Amy het daar moeilijk mee had.’
‘Zoals?’
‘Een jongen van de school naast ons had ons beiden ontmoet op het herfstbal. Een dag later belt hij míj op in plaats van Amy. Ongetwijfeld omdat hij Amy te intimiderend vond, maar goed… En een paar dagen later kregen we onze rapporten want het was halverwege het trimester. Mijn punten waren een fractie beter. Niet lang daarna nodigde een van onze vriendinnen me uit om Thanksgiving bij haar familie te vieren. Mij, niet Amy. Nogmaals, ik weet zeker dat dat kwam omdat Amy mensen intimideerde. Ze was niet makkelijk in de omgang en je had voortdurend het gevoel dat je indruk moest maken. Maar ik voelde dat er iets veranderde. Ze was echt geïrriteerd, hoewel ze dat niet toe wilde geven.
In plaats daarvan vroeg ze me dingen te doen. Ik besefte het op dat moment niet, maar ze begon me in de val te lokken. Ze vroeg of ik mijn haar in dezelfde kleur wilde verven als het hare, want mijn haar had zo’n saaie kleur. Een lichtere kleur was zo leuk. En ze begon te klagen over haar ouders. Dat deed ze altijd al, maar nu ging ze echt los. Hoe ze van haar hielden als een idee, niet echt om de persoon die ze was. Ze zei dat ze haar ouders een poets wilde bakken. Ik moest van haar voor de grap met haar ouders bellen en zeggen dat ik de nieuwe Amazing Amy was. Sommige weekends namen we de trein naar New York en dan moest ik van haar buiten bij hun huis gaan staan. En op een keer moest ik naar haar moeder rennen en zeggen dat ik Amy uit de weg zou ruimen en dat ik haar nieuwe Amy zou zijn. Dat soort onzin.’
‘En dat deed je allemaal?’
‘Het was gewoon een stom geintje. Meisjes doen dat. Voordat er mobiele telefoons bestonden en vóór het pesten via internet. Een manier om de tijd te doden. We haalden altijd dat soort grappen uit, gewoon ongein. We probeerden elkaar steeds te overtroeven en het werd steeds gedurfder en bizarder.’
‘En toen?’
‘Toen begon ze afstand te nemen. Ze deed koel. En ik dacht dat ze me niet meer mocht. Meisjes op school begonnen me raar aan te kijken. Ik werd buitengesloten door de populaire meiden. Best. Maar op een dag moest ik bij de rector komen. Amy had een vreselijk ongeluk gehad – verstuikte enkel, gebroken arm, gebroken ribben. Amy was van een hoge trap gevallen en ze beweerde dat ík haar had geduwd. Wacht even.’
Ga naar beneden, nu! Ga. Naar. Beneden. Naar benéden.
‘Sorry, ik ben er weer. Begin nooit aan kinderen.’
‘Dus Amy zei dat jij haar had geduwd?’ vroeg ik.
‘Ja, omdat ik gek was. Ik was door haar geobsedeerd en ik wilde Suzy zijn en toen was Suzy zijn niet meer goed genoeg en moest ik Amy zijn. En ze had het bewijsmateriaal dat ze me de laatste maanden zelf had laten leveren. Haar ouders hadden me uiteraard bij hun huis zien rondhangen. In theorie had ik haar moeder lastiggevallen. Mijn haar was geblondeerd en ik had kleren gekocht die leken op die van Amy. Ik had die kleren gekocht tijdens het winkelen met háár, maar dat kon ik niet bewijzen. Al haar vriendinnen verklaarden dat Amy de afgelopen maand ontzettend bang voor me was geweest. Dat soort onzin. Het leek alsof ik volkomen gestoord was. Totaal gestoord. Haar ouders regelden een straatverbod voor mij. En ik bleef bij hoog en bij laag volhouden dat ik er niets mee te maken had, maar tegen die tijd voelde ik me al zo ellendig dat ik van school af wilde. Dus ik heb me er niet tegen verzet dat ik werd weggestuurd. Ik wilde onderhand wel van haar af. Ik bedoel maar: je eigen ribben breken! Ik was bang: een meisje van vijftien dat zoiets voor elkaar krijgt. Vriendinnen, ouders, leraren, ze had iedereen voor de gek gehouden.’
‘En dat allemaal vanwege een jongen, rapportcijfers en een uitnodiging voor Thanksgiving?’
‘Ongeveer een maand nadat ik naar Memphis was teruggekeerd, kreeg ik een brief. Hij was niet ondertekend, getypt, maar overduidelijk afkomstig van Amy. Het was een lijst met alle manieren waarop ik ten opzichte van haar tekort was geschoten. Rare dingen: Vergeten op me te wachten na Engelse les, twee keer. Vergeten dat ik allergisch ben voor aardbeien, twee keer.’
‘Jezus.’
‘Maar volgens mij stond de echte reden er niet eens bij.’
‘En wat was de echte reden?’
‘Amy wilde dat iedereen haar volmaakt vond. En toen we bevriend raakten, leerde ik haar kennen. En ze was niet volmaakt. Snap je? Ze was briljant, charmant en zo, maar ze was ook controlerend, dwangneurotisch, aanstellerig en een beetje een leugenaarster. En dat vond ik prima. Maar zijzelf vond dat niet. Ze heeft me laten vallen omdat ik wist dat ze niet volmaakt was. Ik vraag me af hoe dat bij jou zit.’
‘Bij mij? Hoezo?’
‘Vrienden kennen veel zwakheden van elkaar. Echtgenoten zien elk vreselijk detail. Als ze een vriendin van een paar maanden strafte door zich van de trap te gooien, wat zou ze dan niet doen met een man die zo stom was om met haar te trouwen?’
Ik hing op toen een van Hilary’s kinderen de tweede telefoon oppakte en een kinderliedje begon te zingen. Ik belde Tanner meteen en deed verslag van mijn gesprekken met Hilary en Tommy.
‘Mooi, dus we hebben een paar verhalen,’ zei Tanner, ‘echt geweldig, hoor!’ Maar hij zei het op zo’n manier dat ik wist dat het niet echt zo geweldig was. ‘Heb je nog iets van Andie gehoord?’
Dat was niet zo.
‘Ik laat een van mijn mensen bij haar huis posten,’ zei hij. ‘Discreet.’
‘Ik wist niet dat je personeel had.’
‘Het is echt noodzakelijk dat we Amy vinden,’ zei hij, me negerend. ‘Zo’n vrouw kan zich nooit al te lang verstoppen. Heb je enig idee?’
Ik bleef haar steeds voor me zien op een balkon van een luxehotel aan de oceaan. In een dikke witte badjas gehuld, nippend van een zeer goede Montrachet terwijl ze mijn ondergang op internet volgde, op tv, in de roddelkranten. En ondertussen genoot ze van de eindeloze hoeveelheid aandacht en lof die Amy Elliott Dunne kreeg. Alsof ze aanwezig was op haar eigen begrafenis. Ik vroeg me af of ze genoeg zelfkennis had om te beseffen dat ze Mark Twain naar de kroon stak.
‘Ik zie haar voor me aan de oceaankust,’ zei ik. Toen hield ik mijn mond, want ik begon me een loslopende gek te voelen. ‘Nee, geen idee. Ze kan letterlijk overal zijn. Ik denk dat we haar pas weer zien als ze zelf besluit terug te komen.’
‘Dat lijkt me onwaarschijnlijk,’ zei hij geïrriteerd. ‘Goed, laten we proberen Andie te vinden. Eens kijken hoe het met haar is. We hebben weinig manoeuvreerruimte meer over.’
Toen was het etenstijd, de zon ging onder. Ik zat weer alleen in mijn spookhuis. Ik dacht aan al Amy’s leugens en of die zwangerschap daar ook bij hoorde. Ik had zitten rekenen. Amy en ik hadden weliswaar slechts sporadisch seks gehad, maar het was mogelijk. Maar zij wist dat ik die rekensom zou maken.
Waarheid of leugen? Als het een leugen was, was het de bedoeling om mij naar de slachtbank te leiden.
Ik had altijd aangenomen dat Amy en ik kinderen zouden krijgen. Het was een van de redenen waarom ik wist dat ik met Amy zou trouwen. Ik weet nog wanneer ik me dat voor het eerst voorstelde. Nog geen twee maanden nadat we een relatie hadden: ik liep van mijn appartement in Kips Bay naar een parkje langs de East River, een pad dat me langs de gigantische blokkendoos van het hoofdkwartier van de Verenigde Naties voerde. De talloze landsvlaggen wapperden in de wind. Een kind zou dat leuk vinden, dacht ik. Al die verschillende kleuren en dan proberen de vlag van elk land te onthouden. Dat is Finland en daar is Nieuw-Zeeland. De eenogige glimlach van Mauritanië. En toen drong het tot me door dat ik niet dacht aan zomaar een kind, maar aan óns kind, het kind van Amy en mij. Ons kind, op de vloer liggend met een oude encyclopedie, net zoals ik vroeger had gedaan. Maar ons kind zou niet alleen zijn, ik zou naast hem op de vloer liggen. Ik zou hem helpen met zijn vexillogie. Een woord dat minder doet denken aan vlaggenkunde dan aan de studie van ergernis, wat zou passen bij de houding die mijn vader ten opzichte van mij had. Maar ik zou het anders aanpakken. Ik stelde me voor dat Amy zich bij ons voegde, plat op haar buik, haar voeten omhoog in de lucht. Hoe ze Palau aanwees, dat gele stipje net links van het midden op die helderblauwe achtergrond, want ik wist zeker dat dat haar favoriete vlag zou zijn.
Vanaf dat moment was die jongen echt voor me (soms ook een meisje, maar meestal een jongen). Hij was niet meer te vermijden. Ik had regelmatig en aanhoudend vaderlijke verlangens. Maanden na de bruiloft had ik een vreemd moment voor het medicijnkastje, met de floss nog tussen mijn tanden. Ik dacht opeens: ze wil toch wel kinderen? Ik moet het vragen. Natuurlijk moet ik het vragen. Toen ik mijn vraag stelde – terloops, vaag – zei ze: natuurlijk, natuurlijk, ooit. Maar elke ochtend aan het aanrecht zag ik haar nog steeds de pil nemen. Dat ging drie jaar lang elke ochtend zo door. Ik dacht voortdurend aan het onderwerp, maar het lukte me niet om het te zeggen: ik wil een kind.
Nadat we onze baan hadden verloren, leek het ervan te komen. Plotseling was er een groot gat in ons leven, en op een dag, bij het ontbijt, keek Amy op van haar toast en zei: Ik ben gestopt met de pil. Zomaar. Ze was al drie maanden gestopt met de pil, maar er gebeurde niets. Niet lang nadat we naar Missouri waren verhuisd maakte ze voor ons een afspraak bij de dokter. Als Amy eenmaal aan een project was begonnen, hield ze niet van getreuzel. ‘We zullen zeggen dat we het al een jaar proberen,’ zei ze. Ik was zo dom om daarmee in te stemmen. We raakten elkaar nauwelijks nog aan, en toch dachten we dat het logisch was een kind te nemen. Jawel.
‘Jij moet ook meewerken,’ zei ze op weg naar St. Louis. ‘Je moet je zaad laten onderzoeken.’
‘Dat weet ik. Waarom zeg je dat zo?’
‘Ik dacht dat je misschien te trots zou zijn. Te verlegen en te trots.’
Ik was inderdaad een vervelende mengeling van die beide karaktertrekken, maar in het vruchtbaarheidscentrum ging ik trouw het vreemde kamertje in waar de masturbatie moest plaatsvinden. Een plek waar honderden mannen waren binnengekomen met geen ander doel dan om te doe-het-zelven, de puddingbuks door te laden, te stoksnokken, te geilpompen, te handkarren, te vuistvogelen, de yoghurtfles leeg te schudden en het plafond te witten.
(Soms gebruik ik humor uit zelfbescherming.)
In de kamer stonden een met vinyl overtrokken leunstoel, een tv, en een tafel met een grabbeltas met porno plus een doos tissues. De porno stamde uit het begin van de jaren negentig, te oordelen naar het haar van de vrouwen (inderdaad: boven én onder), iets tussen harde en zachte porno in. (Idee voor een leuk artikel: wie selecteert de porno voor vruchtbaarheidscentra? Wie bepaalt wat geil genoeg is om mannen te laten klaarkomen, terwijl het ook weer niet al te vrouwonvriendelijk mag zijn voor de vrouwen buiten het kamertje, de verpleegsters, doktoren en al die hoopvolle vrouwen die last hebben van hun hormonen?)
Ik bezocht die kamer drie keer – ze hebben graag een reservevoorraadje. Ondertussen deed Amy niets. Ze zou pillen moeten slikken, maar dat deed ze niet. En ze bleef het niet doen. Zij was degene die zwanger zou worden, die haar lichaam zou uitleveren aan de baby, dus ik besloot haar een paar maanden de tijd te geven. Ik hield het potje met pillen in de gaten om te zien of het leeg raakte. Ten slotte, na een paar biertjes op een winteravond liep ik krakend het verandatrapje van ons huis op, schudde de sneeuw van mijn jas en krulde me tegen haar aan in bed. Ik lag met mijn gezicht tegen haar schouder, ademde haar geur in, warmde het puntje van mijn neus tegen haar huid. Ik fluisterde de woorden – laten we het doen, Amy, laten we een baby maken – en toen zei ze nee. Ik verwachtte zenuwachtigheid, behoedzaamheid, bezorgdheid – Nick, zou ik wel een goede moeder zijn? – maar ik kreeg slechts een kortaf, koud nee te horen. Een definitief nee. Niets dramatisch, geen gedoe. Het interesseerde haar gewoon niet meer. ‘Ik besefte opeens dat al het vervelende werk op mij zou neerkomen,’ redeneerde ze. ‘De luiers, de afspraken bij de dokter, de discipline. En jij zou alleen maar af en toe de Lollige Papa uithangen. Ik zou al het werk moeten doen om goede mensen van die kinderen te maken en jij zou alles weer tenietdoen. En dan zouden ze van jou houden en mij haten.’
Ik zei tegen Amy dat dat niet waar was, maar ze geloofde me niet. Ik zei dat ik niet alleen maar een kind wílde, maar dat ik een kind nódig had. Ik moest weten dat ik onvoorwaardelijk van iemand kon houden, dat ik een wezentje het gevoel kon geven dat hij altijd welkom en gewenst was, wat er ook gebeurde. Dat ik een ander soort vader kon zijn dan mijn eigen vader was geweest. Dat ik een jongen kon grootbrengen die niet op mij leek.
Ik smeekte haar. Amy bleef onbewogen.
Een jaar later kreeg ik een e-mailtje. De kliniek zou mijn zaad vernietigen tenzij ze iets van ons zouden vernemen. Ik liet de uitdraai op de eetkamertafel liggen, een openlijk verwijt. Drie dagen later zag ik de brief in de vuilnisbak liggen. Dat was het definitieve einde van onze communicatie over dit onderwerp.
Tegen die tijd had ik stiekem al maandenlang contact met Andie, dus ik had geen recht om me kwaad te maken. Maar dat maakte geen einde aan de pijn en ik hield niet op met dagdromen over onze jongen, van Amy en mij. Ik was aan hem gehecht geraakt. Het was een feit: Amy en ik zouden een fantastisch kind maken.
De poppen keken me met verschrikte zwarte ogen aan. Ik tuurde uit mijn raam, zag dat de nieuwsbusjes waren vertrokken en liep naar buiten, de warme avond in. Tijd voor een ommetje. Misschien zat een eenzame schrijver van een pulpkrantje me op de hielen; dat kon me dan niet schelen. Ik liep door onze woonbuurt, daarna drie kwartier langs River Road en dan over de hoofdweg die dwars door het midden van Carthage liep. Dertig minuten van lawaai en uitlaatgassen, langs autodealers met pick-ups die te koop stonden, uitgestald alsof het aantrekkelijke toetjes waren, langs fastfoodketens, drankwinkels, minimarktjes en tankstations. Eindelijk bereikte ik de afslag naar het centrum. Ik was niet één andere voetganger tegengekomen onderweg, alleen langsrazende auto’s met anonieme bestuurders.
Het was bijna middernacht. Ik passeerde De Bar. Ik kwam even in de verleiding om naar binnen te gaan, maar ik had geen zin in al die mensen daar. Er zaten vast een of twee verslaggevers. Het lag voor de hand dat ik daar zou opduiken. Maar ik had zin om in een bar te zitten. Ik wilde omringd worden door andere mensen, lol maken, stoom afblazen. Ik liep nog een kwartier door naar de andere kant van het centrum en kwam bij een goedkopere, ruigere bar voor jongeren, waar de wc’s zaterdagsavonds altijd vol gekotst werden. Het was zo’n bar waar de vrienden van Andie naartoe zouden gaan en wie weet namen ze Andie wel mee. Het zou een leuk toeval zijn als ik haar daar tegen zou komen. Of tenminste van een afstandje kon zien hoe haar stemming was. En als ze er niet was kon ik er in ieder geval iets drinken.
Ik liep zo diep de bar in als ik kon – geen Andie, geen Andie. Mijn gezicht was gedeeltelijk aan het oog onttrokken door een honkbalpetje. Desondanks voelde ik toch een paar priemende blikken terwijl ik langs de groepjes drinkers liep. Hoofden die plotseling mijn kant op draaiden, mensen die me herkenden en grote ogen opzetten: Die vent daar! Dat is ’m toch?
Half juli. Ik vroeg me af of ik in oktober zo berucht zou zijn dat een of andere corpsbal zich tijdens Halloween als mij zou verkleden: een pruik met blond haar, een Amazing Amy-boek onder zijn arm geklemd. Go zei dat ze een stuk of vijf telefoontjes had gekregen met de vraag of De Bar een officieel T-shirt te koop had. (Nee, gelukkig niet.)
Ik ging zitten en bestelde een whisky bij de barman, een vent van mijn leeftijd die me een fractie te lang aanstaarde en die twijfelde of hij me zou schenken. Uiteindelijk zette hij met tegenzin en van woede opengesperde neusgaten een borrelglaasje voor me neer. Toen ik mijn portemonnee pakte stak hij abrupt zijn hand op. ‘Ik moet jouw geld niet, man. Geen stuiver.’
Toch liet ik geld achter. Eikel.
Toen ik hem wenkte voor nog een glas keek hij even mijn kant op, schudde zijn hoofd en boog zich weer naar de vrouw toe met wie hij stond te kletsen. Een paar tellen later probeerde ze discreet en onopvallend mijn kant op te kijken. Ze trok haar mondhoeken omlaag en knikte. Dat is ’m. Nick Dunne. De barman kwam niet meer terug.
Je kunt niet gaan protesteren, je kunt niet grof te werk gaan: Hé, eikel, krijg ik nog wat te drinken of hoe zit dat? Je kunt je niet gedragen als de klootzak die je in hun ogen al bent. Je moet het gewoon over je heen laten komen. Maar ik ging niet weg. Ik zat met mijn lege glas voor me en deed alsof ik met mijn gedachten elders was. Ik controleerde mijn prepaid mobieltje voor het geval Andie had gebeld. Niets. Toen pakte ik mijn andere mobieltje en deed een spelletje patience, veinzend dat ik er helemaal in opging. Mijn vrouw had me dit aangedaan, me tot een vent gemaakt die geen drankje meer kon krijgen in zijn eigen stad. God, wat haatte ik haar.
‘Was het whisky?’
Een meisje van ongeveer Andies leeftijd stond voor me. Aziatisch, zwart haar tot op de schouders, vlot en kordaat.
‘Pardon?’
‘Wat dronk je? Whisky?’
‘Ja. Het lukt me niet om…’
Weg was ze, naar het andere eind van de bar. Ze werkte zich in het gezichtsveld van de barman met een brede help-mij-glimlach. Een meisje dat gewend was haar aanwezigheid kenbaar te maken. Even later was ze terug met een normaal whiskyglas.
‘Hier,’ knikte ze. Ik pakte het glas aan. ‘Proost.’ Ze hield haar eigen, bruisende drankje omhoog. We proostten. ‘Mag ik even naast je komen zitten?’
‘Ik blijf niet zo lang meer…’ Ik keek om me heen. Ik wilde zeker weten dat we niet werden gefilmd met een telefooncamera.
‘Nou, oké,’ zei ze met een schouderophalende glimlach. ‘Ik kan niet doen alsof ik niet weet dat je Nick Dunne bent, maar ik zal je niet beledigen. Je hebt trouwens mijn morele steun. Ze proberen je zwart te maken.’
‘Dank je. Het eh… het is een rare tijd.’
‘Ik meen het. Je weet toch dat ze in rechtbanken spreken over het CSI-effect? Dat iedereen van de jury zo veel naar CSI heeft gekeken dat ze geloven dat de wetenschap alles kan bewijzen?’
‘Ja.’
‘Nou, ik geloof dat er zoiets bestaat als het Boosaardige Echtgenoot-effect. Iedereen heeft zo veel true-crime programma’s gezien waarin de echtgenoot altijd, maar dan ook áltijd de moordenaar is, dat mensen automatisch aannemen dat de echtgenoot het heeft gedaan.’
‘Precies,’ zei ik. ‘Dank je. Dat is precies hoe het zit. En Ellen Abbott…’
‘Ellen Abbott kan doodvallen,’ zei mijn nieuwe vriendin. ‘Ze is een wandelende, sprekende, mannenhatende perversie van het rechtssysteem.’ Ze proostte opnieuw naar me.
‘Hoe heet je?’ vroeg ik.
‘Nog eentje?’
‘Dat is een leuke naam.’
Ze bleek Rebecca te heten. Ze had een creditcard bij de hand en ze kon aardig wat drank verstouwen (Nog eentje? Nog eentje? Nog eentje?), ze kwam uit Muscatine, Iowa (ook een stadje dat aan de Mississippi lag) en na haar bachelor was ze naar New York verhuisd om daar te werken als schrijver (net als ik). Ze was redactieassistente geweest bij drie verschillende tijdschriften – een trouwglossy, een magazine voor werkende moeders en een tienerblad. Al die bladen waren de afgelopen jaren opgeheven, en nu werkte ze voor een misdaadblog dat Whodunnit heette. Ze was (giechel) in de stad om een interview met mij te krijgen. Verdorie, ik had echt bewondering voor haar jeugdige, onbezonnen bravoure: Ik vlieg gewoon naar Carthage. De grote zenders hebben hem niet, maar ik krijg ’m wel te pakken!
‘Ik heb samen met de rest van de wereld buiten je huis staan posten, en daarna bij het politiebureau. Toen besloot ik dat ik iets moest drinken. En kijk aan, jij loopt hier zomaar binnen. Bijna perfect. En erg vreemd ook, niet dan?’ zei ze. Ze had kleine gouden oorhangers waar ze steeds mee speelde, haar lange haar was achter haar oren gestoken.
‘Ik moet gaan,’ zei ik. De woorden kwamen een beetje sloom uit mijn mond, ik begon onduidelijk te praten.
‘Maar je hebt me nog niet verteld waarom je hier bent,’ zei Rebecca. ‘Ik moet zeggen, er is veel moed voor nodig om zonder vriend of ruggensteun je kop buiten de deur te steken. Ik wed dat je heel wat vuile blikken hebt gehad.’
Ik haalde mijn schouders op. Wat zou het.
‘De mensen oordelen over je zonder dat ze je kennen. Zoals met die foto die met een mobieltje van jou in het park is genomen. Ik bedoel: je bent waarschijnlijk net als ik opgevoed met het idee dat je beleefd moet zijn. Maar niemand wil het echte verhaal horen. Ze willen je erbij lappen. Snap je?’
‘Ik ben het zat dat mensen me veroordelen omdat dat past in hun clichébeeld.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. Haar oorringen rinkelden.
Ik dacht aan Amy, ergens in haar mysterieuze commandocentrum, waar dat ook mocht zijn. Hoe ze mij vanuit elke gezichtspunt veroordeelde, al van verre had besloten dat ik niet voldeed. Kon iets haar ertoe brengen deze krankzinnige onderneming te staken?
‘Men denkt dat we een slecht huwelijk hadden, maar vlak voordat ze verdween heeft ze nog een speurtocht voor me uitgezet,’ ging ik door.
Amy wilde een van deze twee dingen: ik moest mijn lesje leren en peentjes zweten omdat ik een stoute jongen was geweest; of ik moest mijn lesje leren en van haar houden zoals ze verdiende, als een braaf, gehoorzaam, gekastijd, slap ventje.
‘Die fantastische speurtocht.’ Ik glimlachte. Rebecca schudde haar hoofd met V-vormig gefronste wenkbrauwen. ‘Mijn vrouw organiseert altijd een speurtocht ter gelegenheid van onze trouwdag. Een aanwijzing leidt naar een bepaalde plek waar dan weer de volgende aanwijzing klaarligt, enzovoort. Amy…’ Ik probeerde tranen te produceren, stond al klaar om mijn ogen te deppen. Op de klok boven de deur zag ik dat het 00.37 uur was. ‘Vóór ze verdween heeft ze al die aanwijzingen verstopt. Voor onze trouwdag op 5 juli.’
‘Voordat ze vermist raakte.’
‘En juist door die aanwijzingen heb ik het volgehouden. Het gaf me het gevoel dat ze dicht bij me was.’
Rebecca haalde een camcorder tevoorschijn. ‘Laat me je interviewen. Met de camera erbij.’
‘Geen goed idee.’
‘Ik geef het context,’ zei ze. ‘Dat is precies wat je nodig hebt, Nick. Context. Dat heb je echt dringend nodig. Kom op, een paar woordjes maar.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Te gevaarlijk.’
‘Zeg wat je zojuist tegen mij hebt gezegd. Ik meen het, Nick. Ik ben het tegenovergestelde van Ellen Abbott. De anti-Ellen Abbott. Je hebt me nodig.’ Ze hield de camera op. Het rode lichtje brandde.
‘Ik meen het, zet dat ding uit.’
‘Help me nou. Als ik met een interview met Nick Dunne thuiskom, is mijn carrière gemaakt. Dan heb jij je goeie daad van dit jaar weer gedaan. Alsjeblieft? Wat kan het nou voor kwaad, Nick? Eén minuutje maar, één minuutje. Ik beloof dat ik je heel gunstig zal afschilderen.’
Ze wees naar een nis waar we zonder dat we aangegaapt zouden worden konden zitten. Ik knikte en we verhuisden naar het aparte zitgedeelte. Ondertussen was dat rode lampje voortdurend op me gericht.
‘Wat wil je weten?’ vroeg ik.
‘Vertel over die speurtocht. Het klinkt romantisch. Echt zo grillig, vreemd ontzettend romantisch.’
Hou het verhaal onder controle, Nick. Zowel voor het Publiek als voor je Echtgenote. Ik dacht: ik ben nu een man die van zijn vrouw houdt en haar zal vinden. Ik ben een man die van zijn vrouw houdt en ik deug. Ik ben degene die steun verdient. Ik ben een man die niet perfect is, maar mijn vrouw is dat wel, en vanaf nu zal ik heel gehoorzaam zijn.
Dit ging me gemakkelijker af dan het veinzen van verdriet. Zoals ik al eerder heb gezegd, functioneer ik goed in het zonlicht. Toch voelde ik een brok in mijn keel toen ik me opmaakte om het te zeggen.
‘Mijn vrouw is de coolste meid die ik ooit heb ontmoet. Hoeveel kerels kunnen dat zeggen? Ik ben getrouwd met de coolste meid die ik ooit heb ontmoet.’
Jijstommetrutjijstommetrutjijstommetrut. Kom naar huis dan vermoord ik je.