22
Er waren twee dagen voorbijgegaan sinds de terroristische aanslagen, en de Amerikaanse rugbyliga was het erover eens geworden: voor het eerst in haar geschiedenis zou er dat weekend niet worden gespeeld. Alle wedstrijden werden afgelast uit respect voor de duizenden vermisten en doden.
Ryan Taylor was er dankbaar voor.
Misschien waren andere clubs in staat geweest om vijf dagen na de tragedie van 11 september te spelen, maar voor de teams in New York en Washington was dit uitgesloten. Ryan en de andere coaches hadden er al moeite mee om de Giants zover te krijgen dat ze deelnamen aan een paar lichte trainingen.
De meeste spelers wilden helemaal niet rugbyen. Ze wilden de straat op om flesjes water en broodjes uit te delen aan brandweerlieden, puin te ruimen of zich op een andere manier nuttig maken.
Nog nooit had Ryan een reddingsoperatie op deze schaal meegemaakt. Er hing een dikke, stinkende rookwolk boven de stad en iedere centimeter was met een laag roet bedekt. Rondom Ground Zero werd met man en macht gewerkt om het puin weg te halen, dit laag na laag te doorzoeken en af te voeren. Tijdens het zoeken naar overlevenden stuitten brandweerlieden en vrijwilligers vaak op de stoffelijke resten van slachtoffers, onder wie collega’s en vrienden.
Ryan en een handvol spelers hadden toestemming gekregen om binnen het afgezette deel een water-en-voedselstand op te zetten op ongeveer vijftien meter van Ground Zero. Wat hij zelfs van die afstand zag, was met geen woorden te beschrijven.
Een eindje van de plek waar de ramp zich had voltrokken verrees een kruis te midden van de puinhopen. Het bestond uit een aantal stalen balken die van het hoofdgebouw waren gevallen. Het kruis torende vijf meter boven de grond uit en zag er vreemd solide uit tussen de puinhopen. Die middag, toen Ryan flesjes met water uitdeelde aan de uitgeputte reddingswerkers en sombere gesprekken met hen voerde, merkte hij het kruis opnieuw op. Het was een soort gedenkteken geworden. Aan de voet ervan waren bloemen neergelegd en er waren briefjes vastgemaakt aan de verticale balk.
Duizenden geestelijk verzorgers verleenden bijstand aan de vrijwilligers. Op een bepaald moment die middag keek Ryan even op en zag mensen bidden en elkaar omhelzen. Ze waren even gestopt met het werk om elkaar te troosten en elkaar moed in te spreken.
Vaak betrapte hij zichzelf erop dat hij naar het gapende gat keek waar eerder de Twin Towers hadden gestaan. Hij woonde nog maar kort in New York, maar was al snel gewend geraakt aan het World Trade Center als hét oriëntatiepunt van de stad. Als hij afspraken had, waren die altijd aan de ene kant of de andere kant van de torens geweest. Maar nu werd de lege plek opgevuld door een strakblauwe hemel. De gebouwen waren zo bepalend geweest voor de skyline van New York dat hij ze nog steeds in gedachten voor zich zag als hij opkeek.
Vanavond zou hij Kari bellen en haar vertellen hoe het hier was. Sinds de aanslagen had hij nog meer aan haar gedacht, als dat al mogelijk was. Het leven was maar kort en de dood kwam vaak onverwacht. Daar waren ze bij bepaald na de moord op Tim en nu weer. Op het nieuws was sprake van verdere aanslagen, biologische oorlogsvoering, chemische wapens en nucleaire bedreigingen. Er was geen garantie dat ze morgen wakker zouden worden.
Maar toch was hij hier in New York en wijdde zijn leven aan een sport die ervoor gezorgd had dat Kari en hij niet samen konden zijn. Wat deed hij hier in vredesnaam terwijl de enige vrouw van wie hij ooit had gehouden in haar eentje in Bloomington zat? Waar was hij mee bezig?
Ryan had geen antwoord op deze vraag, behalve dat hij een jaarcontract had getekend met de Giants en dat hij zich aan zijn afspraken moest houden. Hij ging op zijn hurken zitten en veegde een laag as van een ongeopende doos met flessen water. Terwijl hij dit deed, moest hij denken aan wat zijn vader tegen hem had gezegd toen hij op de middelbare school zat en een baantje zocht.
‘Houd je aan je afspraken, jongen. Als je een baan neemt, zet je er dan honderd procent voor in. Iemand die God in het kleine eert, zal Hem ook in het grote eren.’
Het stond als een paal boven water voor Ryan dat hij zich zou houden aan de afspraken die hij met de Giants had gemaakt. Niet alleen omdat hij dit moreel aan hen verplicht was. Maar ook omdat hij het werk graag deed. Een team te coachen dat aan de nationale kampioenschappen deelnam, was vanaf het moment dat hij zelf niet meer kon spelen zijn droom geweest. Maar op de een of andere manier leek die droom sinds de gebeurtenissen van de afgelopen dagen minder belangrijk. Het was hem op pijnlijke wijze duidelijk geworden dat zijn hart helemaal niet in New York was.
Het was duizend kilometer verderop in Bloomington.
Ryan stak zijn duim onder een laag karton en haalde de flessen uit de doos. Hij hoestte hevig en keek op. De rook was dikker dan even geleden.
‘Hé, vreemdeling.’ Iemand klopte op zijn schouder en toen hij zich omdraaide, zag hij dat het Landon Blake was.
‘Landon…’ Ryan wist niet wat hij moest zeggen. De man zat onder het roet en het zweet droop van zijn voorhoofd. In zijn ogen stond een diepe pijn te lezen. Ryan besefte dat hoe schokkend Ground Zero er van deze afstand ook uitzag, het nog vele malen erger moest zijn van dichtbij.
Ryan schudde Landon de hand. ‘Kari vertelde me dat je hier aan het werk was. Maar ik wist niet zeker of ik je tegen zou komen.’
Landon wees naar de geïmproviseerde stand waar Ryan aan het werk was. ‘Iedereen weet dat de Giants hier vrijwilligerswerk doen.’ Hij veegde zijn voorhoofd af en liet er een vuile streep op achter. ‘Ik dacht al dat je hier zou zijn.’
Ryan gaf hem een fles water. ‘We geloven allebei in de kracht van gebed.’ Hij liet zijn blik over het rampgebied glijden en keek Landon weer aan. ‘Maar nu weet je bijna niet waar je moet beginnen.’
‘Ik weet het.’ Landon zette zijn voet op een stoel en leunde op zijn knie. ‘De geur van ontbinding en zwavel… het is afschuwelijk. Verstikkend. Het doet je denken aan de hel.’
Ze zwegen even en Landon bracht de fles naar zijn lippen en dronk die in enkele teugen leeg. Ryan pakte een belegd broodje van de tafel en gaf het aan hem. ‘Ik vind het heel erg van je vriend.’
Landon knikte. ‘Bedankt.’ Hij nam het broodje aan, haalde het uit het cellofaan en nam er een grote hap van. Ondanks de rook scheen de zon fel en Landon kneep zijn ogen tot spleetjes terwijl hij naar de reddingsoperatie keek. ‘Er is nog een kleine kans dat hij leeft, weet je. Jalen is taai.’ Hij spande zijn kaken. ‘Als er iemand een sterk overlevingsinstinct heeft, dan is hij het wel.’
Ryan tuurde naar de as onder hun voeten. Wat moest hij hierop antwoorden? En hoelang zou het duren voordat de brandweerlieden op Ground Zero accepteerden dat ze naar alle waarschijnlijkheid alleen maar stoffelijke resten en geen overlevenden meer zouden aantreffen? Ryan ademde door zijn neus en keek Landon aan. ‘Is er iets wat ik voor je kan doen?’
Landon gooide zijn lege fles en de verpakking van zijn broodje bij het afval. ‘Bid om een wonder.’ Hij zwaaide en maakte aanstalten om te vertrekken.
‘Wacht.’ Ryan liep snel naar hem toe. ‘Geloofde Jalen in God?’
Landon aarzelde. ‘Ik weet het niet zeker. Hij had het Evangelie gehoord.’
‘Vind je het goed om nu even te bidden?’
‘Ja.’ Landon zette zijn helm af. ‘Graag.’
Ryan legde zijn hand op de schouder van Landon en beide mannen bogen het hoofd. En tussen de reddingswerkers die af- en aanliepen en de hijskranen en kiepauto’s die zich een weg baanden door de met as bedekte spelonken van Manhattan, en met de stank van as en rook in hun neusgaten die hen onophoudelijk confronteerde met de ravage om hen heen, baden ze voor Jalen.
Ze baden om een wonder – van welke aard dan ook. Dat de reddingswerkers hem ongedeerd zouden vinden onder het puin. En zo niet, dat Jezus hem zou vinden.
Veilig in de straten van het hemelse Jeruzalem.
Voor de eerste keer die herfst snapte Luke waar professor Hicks het over had.
Vanaf het begin van het semester had Luke opgezien tegen dit communicatiecollege voor gevorderden. De professor praatte graag de tijd vol over een aantal van zijn stokpaardjes, variërend van de schadelijke gevolgen van het handelsverkeer tot de gevaren van ‘godsdienstig fanatisme’.
In het begin was Luke het eens geweest met een aantal dingen die de professor zei. Het handelsverkeer kon in sommige gevallen leiden tot problemen in de maatschappij. En godsdienstig fanatisme had door de geschiedenis heen tot veel leed en misverstanden geleid.
Maar na een aantal weken begreep Luke dat de professor met het woord handelsverkeer grote bedrijven en met godsdienstige fanatici met name conservatieve christenen bedoelde.
Dat had de professor niet met zo veel woorden gezegd. Integendeel, hij had juist zijn best gedaan om zijn studenten niet precies te vertellen wat zijn standpunten waren omdat het volgens hem belangrijk was om ‘objectief’ te blijven. Maar zijn mening kwam naar voren in terloopse opmerkingen en steken onder water – en zelfs in het sarcastische commentaar dat hij in de kantlijn van het eerste verslag had geschreven dat Luke voor dit college had ingeleverd. De professor was zo vooringenomen, en zijn standpunten weken zo radicaal van die van Luke af, dat Luke zich aan het begin van ieder college op het ergste voorbereidde.
Tot vandaag. Vandaag leek de professor Lukes gedachten perfect onder woorden te brengen.
In het licht van de gebeurtenissen van 11 september had professor Hicks hun een opdracht gegeven die de rest van het semester in beslag zou nemen: vorm een team met een medestudent en maak een presentatie waarin je argumenten aanvoert voor of tegen het bestaan van God.
Het was maandag, bijna een week na de aanslagen, en de professor liep het lokaal op en neer terwijl hij de aanleiding voor deze opdracht toelichtte.
‘Misschien hebben jullie gemerkt hoe populair de Amerikaanse vlag de afgelopen week is geworden.’ Hij liep het hele lokaal door, bleef even staan en glimlachte naar hen. ‘Veel mensen zeggen dat God ons land heeft verenigd op het moment dat de nood het hoogst was.’
Hij grinnikte en schudde treurig zijn hoofd. ‘Oké, prima. Dit is een communicatiecollege, wat betekent dat we methodes leren om informatie te verzamelen en onze ideeën op een zo overtuigend mogelijke wijze te presenteren. Laten we deze vaardigheden nu gebruiken om erachter te komen wat er eigenlijk aan de hand is.’
Hij stond stil, vouwde zijn handen achter zijn rug en boog zich een eindje voorover. ‘Ik weet natuurlijk ook dat dit geen filosofiecollege is, dus ik verwacht niet van jullie dat jullie formele logica gebruiken. En dit is ook geen natuurwetenschappelijk college, dus eis ik ook niet dat jullie een wetenschappelijk verhaal houden. Wat ik van jullie verwacht, zijn ideeën, plus een onderbouwing van die ideeën en een heldere en overtuigende presentatie over een onderwerp dat van groot belang is voor deze wereld.
Dit zijn belangrijke zaken, mensen!’ Hij begon luider te spreken en stak zijn vinger in de lucht om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Is God echt aan het werk in dit land? Of kunnen we de positieve reacties die we om ons heen zien, aan iets anders toeschrijven?’
Luke zat met zijn pen in de aanslag boven een onbeschreven blad papier.
De professor slenterde de andere kant op en zwaaide met zijn hand boven zijn hoofd alsof hij zijn ideeën uit een onzichtbare voorraadkast haalde. ‘Nog nooit hebben zo veel mensen in de rij gestaan om bloed te geven. Duizenden melden zich aan bij het leger. Nog veel meer anderen doneren miljoenen dollars ten behoeve van de slachtoffers van de ramp. Vanuit iedere staat in Amerika stromen vrijwilligers naar New York. God? Misschien wel.’ Hij bleef voor hen staan. ‘Misschien ook niet.’
Luke ging verzitten. Voor 11 september had een discussie als deze hem woedend gemaakt. Hij zou de neiging hebben gehad om zijn rugzak te pakken en het lokaal uit te stormen. Maar nu… nu vond hij het in ieder geval de moeite waard om te luisteren naar wat de professor te zeggen had. Bovenaan zijn schrijfblok krabbelde hij het woord God en zette er een heel groot vraagteken achter.
De professor haalde zijn schouders op en liep verder. ‘Ik denk dat deze opdracht jullie zal stimuleren om over jullie levensbeschouwing na te denken en deze coherent onder woorden te brengen. Jullie zullen onderzoek moeten doen, want je hebt feiten nodig om doeltreffend te kunnen communiceren. Maar jullie moeten je mening ook op overtuigende wijze weten te onderbouwen. Dat is een andere essentiële vaardigheid. En jullie moeten ook blijk geven van een grote betrokkenheid bij de werkelijkheid, want de werkelijkheid waarmee we vandaag geconfronteerd worden, heeft ons van alle zekerheden beroofd.’
Hij zweeg even. ‘Ik wil dat jullie nadenken… goed nadenken.’ Hij glimlachte over zijn schouder heen. ‘Is er een levensbeschouwing die op een adequate manier beschrijft hoe de maatschappij functioneert, of niet goed functioneert? Is deze geworteld in het geloof in een onzichtbare, hogere macht met de naam God, iets wat we een “theïstische levensbeschouwing” noemen?’ Hij balde zijn vuist om het begrip te onderstrepen. ‘Of zijn er andere factoren werkzaam, ideeën die het menselijke bestaan op adequate wijze uitleggen zonder een beroep te doen op een hogere macht? Kortom, bestaat er een God of niet?’
Luke had de woorden theïstische levensbeschouwing opgeschreven.
‘Hoe je de vraag ook wilt beantwoorden,’ ging de professor verder, ‘je moet feiten en logische argumenten gebruiken om je stelling te onderbouwen.’ De professor slenterde naar het bord, pakte een stift en schreef er met grote letters het woord humanisme op. Hij deed een stap naar achteren. ‘Als je besluit om stelling te nemen tegen de theïstische levensbeschouwing, kun je dit doen aan de hand van een alternatieve levensbeschouwing.’ Hij glimlachte. ‘Het humanisme bijvoorbeeld.’
Hij wees naar het woord. ‘Het humanisme, dames en heren, is een filosofie die vandaag de dag door veel mensen wordt onderschreven. Terwijl het theïsme gebaseerd is op de veronderstelling dat al het goede afkomstig is van een hoger wezen, vertrouwt het humanisme op het vermogen van het menselijke verstand en de menselijke geest om het kwaad te overwinnen.’
Luke moest moeite doen om niet te grijnzen. Er waren dus grenzen aan de objectiviteit van de professor. Uit de toon waarop de man sprak, bleek dat hij het humanisme niet voor niets als voorbeeld had gekozen.
‘Natuurlijk zullen jullie in de loop van deze opdracht je eigen mening vormen,’ zei de professor. Hij liep bedachtzaam een paar stappen verder en bleef toen staan om hen opnieuw aan te kijken. ‘Maar ik wil jullie er wel met klem op wijzen dat jullie beide visies dienen te onderzoeken. En baseer je argumenten niet op je eigen vooroordelen of opvoeding, maar op het bewijsmateriaal dat je hebt verzameld.’
Een meisje met donker haar dat naast Luke zat, boog zich naar hem toe en fluisterde: ‘Klinkt interessant.’
Luke wierp snel een blik naar haar en knikte. Ze had vanaf het begin van het semester naast hem gezeten, maar hij had haar nog nooit eerder opgemerkt.
Een student op de tweede rij stak zijn hand op. ‘En als we op basis van ons bewijsmateriaal moeten concluderen dat er een God is?’
Professor Hicks trok licht geamuseerd zijn wenkbrauwen op. ‘Dat maakt niet uit, zolang je die conclusie maar met goede argumenten kunt onderbouwen.’ Hij richtte zijn aandacht op de rest van de klas. ‘Ik sta hier niet om jullie te vertellen wát jullie moeten denken, mensen. Ik zeg alleen maar dat we nog nooit zo’n prachtige kans hebben gekregen om ons te verdiepen in wat er om ons heen gebeurt en ondertussen ook nog een aantal waardevolle lessen over communicatie kunnen leren.’
Zijn blik gleed terug naar de student op de tweede rij. ‘Maar pas op. Je onderzoek mag niet berusten op datgene wat je al dacht te weten of de propaganda van je ouders. Je moet niet aankomen met oudbakken of emotionele argumenten.’ Toen besprak hij een aantal praktische zaken: de vereiste documentatie, de planning van de mondelinge presentatie, het belang van teamwerk. ‘We zullen dit project net na Thanksgiving afronden.’
Luke had uitgebreide aantekeningen gemaakt en staarde naar het papier. Was dit echt zo? Was zijn eigen geloof alleen maar gebaseerd op propaganda van zijn ouders? Had hij geloofd in een mythe die niets te maken had met de werkelijkheid?
Voor de terroristische aanslagen zou hij zich deze vragen nooit hebben gesteld. Maar nu…
Sinds Reagan was vertrokken, had hij haar iedere avond thuis proberen te bellen. Meestal nam niemand op. Als er iemand opnam, was het altijd een vriendin of een familielid. En die zeiden zonder uitzondering dat Reagan niet thuis was of dat Reagan nu niet aan de telefoon kon komen.
Wist ze niet dat hij gek werd zonder haar? Dat hij alleen al bij de herinnering aan wat er die maandagavond was gebeurd, misselijk werd? Aan zijn familie had hij ook niets. Die waren in de ban van een blind patriottisme en een grote geloofsijver die totaal nergens op sloegen in het licht van de terroristische aanslagen.
De hele stad leek ervan in de ban te zijn.
Gisteren hadden er zeker twee keer zo veel mensen in de kerk gezeten als voor de ramp. Normaal gesproken zaten Luke en zijn vader en moeder naast Erin, Sam en Kari. Maar gisteren waren Brooke en Peter er ook, en zelfs Ashley. Het was de eerste keer sinds de bruiloft van Erin dat ze met zijn allen in de kerk zaten. Zijn vader en moeder hadden allebei een traan weggepinkt toen voorganger Mark zei dat er ook iets goeds uit deze ramp kon voortkomen en dat God Amerika niet had opgegeven.
Reagans vader was dood. Ze wilde niet meer met hem praten. En ze hadden iets gedaan wat ze hadden voorgenomen om niet te doen.
Luke dacht terug aan die avond op de parkeerplaats, toen zijn grootste zorg was geweest of hij de rugbywedstrijd zou missen.
Iets goeds uit iets kwaads?
Het enige goede wat God nu nog kon doen, was de tijd terugdraaien naar 10 september om hem een herkansing te geven. Luke zou thuis naar de wedstrijd kijken en Reagan zou haar vader op het hart binden om morgen beslist niet naar zijn werk te gaan.
Maar afgezien daarvan kon Luke zich niet voorstellen dat er iets goeds kon voortkomen uit de aanslagen.
Professor Hicks was inmiddels overgegaan op een ander onderwerp, maar Luke bleef aan Reagan en haar vader denken. Als Luke naar het huis van haar ouders belde, informeerde hij altijd naar meneer Decker. Ze hadden nooit goed nieuws. Er was geen spoor gevonden van Reagans vader, geen spoor van ook maar één overlevende in de enorm grote puinhoop. De laatste twee slachtoffers die de ramp hadden overleefd, waren al dagen geleden onder het puin vandaan gehaald.
Inmiddels begon het hele land de omvang van de ramp te beseffen. Men had geschat dat zelfs voordat de Twin Towers waren ingestort de hitte in de gebouwen twee keer zo groot was geweest als die in de meeste crematoria. De reddingswerkers zouden waarschijnlijk niet alleen tevergeefs naar overlevenden zoeken, maar ook geen stoffelijke resten vinden. Aan welke strohalm Reagans familie zich ook vastklampte, ze konden niet om het feit heen dat Tom Decker niet meer thuis zou komen.
Luke begon wat kringelende lijntjes te tekenen om zijn aantekeningen en dacht na over de theorie van de professor. Geen God, maar alleen de kracht van de menselijke geest. Er waren goede mensen en er waren slechte mensen. Maar zoals bleek uit de massale hulpactie die na de terroristische aanslagen op gang was gekomen, zou het handjevol slechte mensen altijd worden verslagen door een hele natie vol goede mensen.
Was dit dan alles? De menselijke geest, niets meer?
Hij kon zich moeilijk een leven zonder God voorstellen. Wat zou het humanisme zeggen over de dood? Dat alles gewoon ophield na het sterven? Dat mensen zich zo goed mogelijk moesten gedragen, maar dat ze na hun dood tot stof zouden vergaan?
Luke maakte een einde aan deze gedachten en concentreerde zich op God, op wat hij wist over God. Wat hij zich over Hem herinnerde. Al het mogelijke bewijsmateriaal dat gevonden kon worden, zou het bestaan van een onzichtbare, alwetende God niet kunnen bewijzen. Slechts één ding kon dat.
God, ik heb nog nooit zo getwijfeld in mijn leven. Hij keek naar zijn schrijfblok en tikte zachtjes met zijn pen. Hoe zijn we in zo’n bizarre situatie verzeild geraakt? Waarom… waarom hebt U dit toegelaten? Hij krabbelde het woord waarom bovenaan de bladzijde. Als U er bent, als U me kunt horen, maak dan alles weer goed tussen Reagan en mij. Alstublieft, God. Meer bewijzen hoef ik niet.
Hij keek op en zag dat het lokaal langzaam leegliep. Het college was voorbij. Luke stopte zijn schrijfblok in zijn rugzak en was onderweg naar de deur toen het donkerharige meisje naast hem kwam lopen.
‘Hoi.’ Ze glimlachte zelfverzekerd naar hem. ‘Ik heb me nog niet aan je voorgesteld. Ik ben Lori Callahan.’
Hij stak zijn hand uit. ‘Luke Baxter.’
‘Aangenaam.’ Ze keek hem aan en schudde hem snel en vriendelijk de hand. Haar intelligentie maakte haar op een bepaalde manier aantrekkelijk. ‘Hé,’ zei ze. ‘Ik heb een idee.’
‘Ja?’ Luke luisterde met een half oor. Hij wilde dat zijn colleges zo snel mogelijk afgelopen waren zodat hij Reagan weer kon bellen.
‘Zullen we deze opdracht samen doen? Weet je wel, de opdracht waarvoor we voor of tegen het bestaan van God stelling moeten nemen?’ Ze grijnsde. ‘Mijn vader is advocaat, gespecialiseerd in burgerrechten. Zijn collega’s vinden hem nogal eenzijdig in zijn denken.’ Ze knipoogde. ‘Maar ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zo veel bewijzen tegen het bestaan van God heeft verzameld.’
Ze liepen inmiddels op de gang met de stroom mee, maar toen hij dit hoorde bleef Luke stokstijf staan. Hij staarde haar aan. Bewijzen tegen het bestaan van God? Wie was dit meisje? En waarom was ze plotseling geïnteresseerd in hem? Hij knipperde met zijn ogen. Het was alsof ze zijn gedachten had gelezen.
‘Eh…’ Hij liep verder en haalde zijn schouders op. ‘Waarom niet?’
‘Goed.’ Ze stopte een papiertje in het zijvak van zijn rugzak. ‘Hier is mijn telefoonnummer. Bel me om een afspraak te maken.’
‘Oké.’
‘Hé, Luke…’
‘Ja?’
‘Ik wilde je eigenlijk al vanaf het eerste college aanspreken.’
‘Echt waar?’
Ze knikte. ‘Ik wilde je uitnodigen voor een van onze bijeenkomsten.’
Opnieuw knipperde Luke met zijn ogen. Wat was hier aan de hand? Hij kende het meisje niet eens. ‘Wat voor bijeenkomst?’
‘De vereniging van vrijdenkers in Indiana.’ Ze haalde haar schouders op en hij zag iets schuchters in haar groene ogen. Het maakte haar nog aantrekkelijker. ‘Je weet wel, zaken als vrijdenkerij, scepticisme, non-theïsme en humanisme.’ Ze rolde met haar ogen en grijnsde. ‘Dat is onze boodschap.’
‘Aha.’ Waar had ze het in vredesnaam over? Luke lachte geforceerd. ‘Ik snap het.’
‘Ja dus?’
‘Wat?’
‘Wil je een keertje komen kijken?’ Ze stootte speels tegen de punt van zijn gymschoen.
‘Eh, misschien wel. Maar niet deze week, oké?’
‘Oké.’ Ze aarzelde. ‘Bel me voor die opdracht.’
‘Goed.’ Hij deed een paar stappen achteruit. ‘Tot later.’
Ze zwaaide en liep de andere kant uit. Luke liep de campus over naar zijn volgende college. Hij dacht aan het meisje en vroeg zich af waar ze de zekerheid vandaan haalde dat zij en haar vader genoeg bewijsmateriaal hadden verzameld om het bestaan van God te ontkennen.
Waarom had ze juist hem uitgekozen?
Hij had erom gebeden of alles weer goed mocht komen tussen Reagan en hem en God gesmeekt om te bewijzen dat Hij er was. En nog geen twee seconden later werd hij aangesproken door een meisje dat in alle opzichten de tegenpool van Reagan was.
Met een diepe zucht liep Luke het volgende leslokaal binnen. Sprak het niet voor zich? Het meisje was het antwoord op zijn gebeden van de afgelopen dagen. Een antwoord dat zeer passend zou zijn als bewijsmateriaal in de opdracht voor het communicatiecollege.
Niet het bewijs dat iedereen die Luke kende van hem verwachtte, namelijk een bewijs voor het bestaan van God.
Eerder het tegendeel.
Het was moeilijk om hoop te blijven houden.
Er waren zes dagen voorbijgegaan sinds de terroristische aanslagen en Landon leefde bijna als een robot. Hij at, sliep en werkte op Ground Zero. Af en toe dacht hij aan Ashley. Maar op de een of andere manier had hij het gevoel dat alles wat voor zijn aankomst in New York was gebeurd een droom was geweest, alsof nu puin, as en dood de enige werkelijkheid waren.
Twee keer had hij op het punt gestaan om haar te bellen in zijn hotel, maar wat moest hij haar vertellen? Zijn emoties lagen even diep begraven als de slachtoffers van de Twin Towers.
De reddingswerkers hadden een geestdodende routine ontwikkeld, bijna als het werken aan de lopende band in een fabriek. Een vrachtwagen vol puin werd voor de voeten van de opzieners geleegd en daarna werd iedere emmer afval doorzocht. Zolang er geen stoffelijke resten werden gevonden werd de emmer doorgegeven naar een wachtende kiepauto, geleegd en weer naar voren doorgegeven. Als de kiepauto vol was, vertrok hij naar een stortplaats en kwam er een andere kiepauto aangereden.
Maar als er slachtoffers of stoffelijke resten werden gevonden…
‘We hebben een lichaam gevonden!’ riep iemand voor in de rij. Vermoeid keek Landon op. Zijn keel was bedekt met een zilte, merkwaardig smakende substantie, stof dat uit meer bestond dan verpulverd beton en afval. Het bestond ook uit menselijke resten. Landon hoestte en keek naar de plek waar men gestopt was met werken.
Twee medewerkers van het mortuarium kwamen met een lijkenzak en stretcher aanlopen. Landon zag hoe een klein lichaamsdeel, een hand of een voet, in de zak werd gestopt. Een geestelijk verzorger stapte naar voren en legde zijn hand op de stretcher. Iedereen in de rij zette zijn helm af en boog het hoofd.
Landon was te ver weg om het gebed te horen. Maar toen het voorbij was, werd de zak op de stretcher gelegd en naar een geïmproviseerd mortuarium afgevoerd dat in een vrachtauto met koeling was ingericht.
Op het moment dat het lichaamsdeel was verwijderd, begon het graven en zeven en doorgeven van emmers weer. Zoals het al uren- en dagenlang ging.
Maar zelden vonden ze een compleet lichaam. En als het gebeurde, dan was het meestal een brandweerman. De mannen spraken hierover terwijl ze koffie dronken en broodjes aten. Ze waren het erover eens dat de beschermende kleding van de brandweerlieden ertoe bijgedragen had dat hun lichaam vaak niet verkoold was. Ook hadden velen van hen zich in trappenhuizen bevonden toen de torens instortten waar ze een kleinere kans liepen om verpletterd te worden tussen verschillende verdiepingen.
Tot nu toe was Jalen nog niet gevonden.
Hoewel er al heel wat dagen waren verstreken, wilde geen enkele reddingswerker of vrijwilliger dit anders noemen dan een reddingsoperatie. Ze spraken over de mogelijkheid dat mensen levend waren begraven, over luchtzakken en holen waar de slachtoffers nog wekenlang in leven konden blijven. Vooral omdat het sindsdien had geregend. Misschien was er wat water doorgesijpeld naar de plekken waar mensen op hulp wachtten. Het vocht kon de kleine gaten en spleten hebben opgevuld en de overlevenden van drinkwater hebben voorzien om te overleven.
Maar eigenlijk vond Landon dit soort speculaties nogal onwaarschijnlijk. Hoe zou iemand kunnen overleven in een smeulende ruïne? In feite was het zo dat niemand de waarheid onder ogen wilde zien: dit was niet langer een reddingsoperatie.
Het was een opruimingsoperatie geworden.
Ze werkten nog steeds koortsachtig – alsof iedere minuut telde en ze op de een of andere manier nog overlevenden zouden vinden. Maar naarmate er meer uren verstreken, begon de waarheid tot hen door te dringen, totdat bijna een week na de aanslagen ook Landon alle hoop had laten varen dat er iemand levend onder het puin vandaan zou worden gehaald. Zelfs Jalen.
Niet dat dit er wat toe deed.
Of ze nu dood waren of leefden, Jalen en de anderen hadden er recht op om gevonden te worden. Het ritueel na het vinden van een brandweerman of politieagent in de berg met afval was inmiddels een beetje veranderd. Nog steeds werd de lijkenzak op een stretcher gelegd, maar nu werd er ook een Amerikaanse vlag overheen gedrapeerd als een zeer gepast eerbetoon.
‘Hé.’ De persoon die naast Landon aan het werk was, stootte hem aan. ‘Hoelang denk je dat iemand onder het puin kan overleven? Als we ervan uitgaan dat hij genoeg water en zuurstof heeft?’
Landon keek opzij. De man naast hem was een gepensioneerde brandweerman met dertig jaar ervaring. Landon had eerder die dag een praatje met hem gemaakt. Hij heette Chuck en zoals de meesten van hen had hij de aanslagen en de ineenstorting van de torens op tv gezien. Maar Chucks twee zonen, vaders van in de twintig met jonge kinderen, zaten allebei bij de New Yorkse brandweer. Beiden lagen ergens onder het puin begraven.
Landon keek naar de berg met afval die voor hem verrees. De zonen van de man waren dood, net als alle andere vierhonderd vermiste brandweerlieden.
‘Twee weken.’ Landon beet op zijn lip en zei op zelfverzekerde toon: ‘Misschien drie weken.’
Chuck snifte en fronste zijn wenkbrauwen. Hij knikte even. ‘Ja, dat dacht ik ook. Drie weken.’
Landon had zes uur achter elkaar naast Chuck gewerkt en hij wist zeker dat de druppels op het gezicht van de man meer dan zweet waren.
Geef hem kracht, God. Geef ons allen kracht.
IK ZAL JE NOOIT VERLATEN, IK ZAL JE NOOIT IN DE STEEK LATEN.
De woorden deden hem denken aan een Bijbeltekst waaruit hij een paar maanden geleden grote troost had geput, een tekst die hem te binnen was geschoten toen hij opgesloten zat in het brandende appartementencomplex in Bloomington. Nu hoorde hij, ondanks het verschrikkelijke werk waarmee hij bezig was, dezelfde stem fluisteren in zijn ziel. Landon was er dankbaar voor.
Om hier, op deze plek waar dood en wanhoop heerste, aan God te mogen denken voelde aan als een frisse, zoete ademtocht.
Maar naarmate de dagen verstreken, gebeurde dit steeds minder.
‘Wacht even. Stoppen allemaal!’ Een stem voor in de rij riep het commando en de reddingswerkers bleven roerloos staan en wachtten gespannen af.
‘Ik heb een vlag gevonden.’ De man deed drie stappen in de berg met afval en wenkte de man die achter hem in de rij stond. ‘Ik heb hulp nodig.’
Vier brandweerlieden in uniform kwamen naar hem toe en samen haalden ze de Amerikaanse vlag onder het puin vandaan. Hij zat aan een vlaggenmast vast die waarschijnlijk op het dakterras van het World Trade Center had gestaan. Sinds de reddingsoperatie was gestart, waren er al een aantal vlaggen gevonden en elk ervan had de mannen aangespoord om nog harder en sneller te werken.
Uiterst voorzichtig verwijderden de brandweerlieden de stukken beton en staal die op de vlag lagen totdat ze deze uit het puin konden halen. Toen droegen de mannen de vlag, zonder een woord te zeggen, naar de hoge hoop met verwrongen staal en betonstukken en plantten de mast stevig in het puin. Er viel een grote stilte toen de besmeurde vlag begon te wapperen boven de ruïne van de Twin Towers. Tot op meer dan dertig meter afstand namen mensen hun helmen af en keken toe.
Toen begon iemand in de rij met reddingswerkers een lied te zingen dat weldra boven het geronk van de zware machines en dieselmotoren uitkwam.
‘God bless America…’
Het lied werd aarzelend ingezet maar zwol aan naarmate meer mensen begonnen mee te zingen. Landon voelde de tranen achter zijn ogen prikken toen ze bij de laatste regel aankwamen: ‘… my home, sweet home!’ Daarna begonnen ze opnieuw. Zingend gingen ze weer aan het werk met de emmers. Ondanks hun grote vermoeidheid, ondanks de enorme verliezen die ze hadden geleden, ondanks het roet en de rook die ze de hele dag inademden en die schuurden in hun keel, zongen ze. En met heel zijn hart smeekte Landon om de vervulling van dit gebed. Dat God Amerika en degenen die van het land hielden zou zegenen.
Zelfs al zou het nooit meer als vroeger worden na 11 september.