17

 

De lezing werd een groot succes. ‘Prikkelend.’ ‘Origineel.’ ‘Gedurfd.’ En bovenal: ‘Verdomd interessant.’ Margot en hij bleven nog een hele tijd handen schudden en complimenten incasseren. Shit man, het leek verdomme wel een receptie, een jubileum of nog erger, een trouwerij. Geil was anders. De minister liet zich verontschuldigen (‘haast’), maar de staatssecretaris voor Cultuur, nou ja Bert dus, kwam hem wel nog even studentikoos op de schouder kloppen. ‘Interessant verhaal had je. Daar moeten we het nog maar eens over hebben,’ zei hij met een knipoog. ‘Helaas moet ik er alweer vandoor.’ Hij schudde snel de willekeurige handen die hij toevallig tegenkwam, maakte een hoofse buiging in de richting van Margot en haar vader – en doei!  

De hoogwaardigheid die achterbleef, was vooral eerbiedwaardigheid: oudgedienden uit de vaderlandse politiek, opgetrommeld uit hun middagslaapjes. Bekende gezichten, een beetje vergeeld, net zoals de kranten waar ze in hadden gestaan. Maar nog reuzeactief hoor allemaal. Voorzitterschapje hier, adviesfunctietje daar, een commissariaatje in de zorgsector, het bekende werk. Voor deze sedentaire bovenlaag bleef hij vooral toch de schoonzoon van de oude Heus, die er à propos weer bij stond of het allemaal om hém draaide. Een natuurlijke heerser , die oude vos . Verder zag Portielje niet veel interessants, ja een paar hoge beleidsambtenaren, de s.g. van Onderwijs, nee, niet de minister , de Amsterdamse wethouder voor dit soort zaken, nee, niet de burgemeester,  enfin dat was het wel zo’n beetje.  

De opkomst viel hem een beetje tegen, eigenlijk. Hij probeerde op een rijtje te krijgen wie er allemaal niet waren. Al scheen hij met het quorum van vandaag heel tevreden te mogen zijn. ‘Volgens mij ben je op dit moment op televisie, schat,’ riep Margot. Ja, en morgen heb ik een hele pagina in de krant, dacht hij erachteraan om het succes, dat hij niet voelde, compleet te maken.  

‘Maar eerst gaan we een hapje eten,’ verordonneerde Van Heusden Altena.

Dat betekende dat ze naar De Industrieele Groote Club v/h de Industrieele zouden gaan, want de oude Heus was een man van tradities. Hij vroeg Margot of ze gereserveerd had. Dat had ze. Ay ay, captain.  

Portielje liet zich de dominante rol van zijn schoonvader welgevallen. Niet dat hij hem niet aan kon, nooit geprobeerd trouwens , maar hij gunde het de man gewoon. Hij was zeer op de oude Heus gesteld, ondanks het feit dat ze er zowel politiek als persoonlijk over zowat alles een tegengestelde mening op na hielden. Nou en? Meningen waren slechts gebruiksvoorwerpen, instrumentarium, wat stelde het voor , je had ze nodig om je sporen neer te zetten, om ze sneller en groter en beter neer te zetten dan een ander. Politiek betekende een concurrentiestrijd om een nog goeddeels onbeschreven toekomst, en het was altijd zaak jouw naam alvast op zo veel mogelijk open plekjes te kladderen.  

 De oude Heus was geen concurrent, hij was een soort decoratie waar hij zijn voordeel mee kon doen. De aangetrouwde telg uithangen, zoiets. Iets met politieke dynastie in elk geval.

Hij had zijn lintje in het knoopsgat gespeld, zijn eerbiedwaardige schoonpapa. Commandeur, als hij het goed had. En in de Orde van de Nederlandse Leeuw, dat was voor de oude Heus heel belangrijk, dat het geen Oranje-Nassau was. De bijbehorende molentochtachtige medaille, bungelend aan een oranje-blauw kampioenslint, was hem destijds omgehangen door de koningin zelve. Maar die mocht alleen gedragen worden bij gelegenheden die het landsbelang betroffen, en daar viel de Van der Goes-lezing klaarblijkelijk niet onder.

 Met een pijnscheut werd hij eraan herinnerd dat er niemand van het Koninklijk Huis naar hem was komen luisteren. Of kwamen die lui nooit naar de Van der Goes-lezing? Ach, zulke dingen waren waarschijnlijk protocol, dat moest hij niet persoonlijk opvatten.

‘Hadden we niet wat mensen mee moeten vragen?’ Van Heusden Altena keek Margot vragend aan.

‘Dan had ik ze op de introductielijst moeten laten zetten,’ zei Margot.

 ‘Dat is nooit een probleem,’ wist de oude uit ervaring.

‘Maar wie had je dan mee willen nemen?’ Margot speelde het spelletje braaf mee. De waarheid was dat de oude Heus doof begon te worden en het niet meer kon volgen als het geluid van verschillende kanten tegelijk kwam.

Om hen heen stroomden de mensen naar de uitgang, af en toe klampte zich een heer of een dame aan hen vast, allervriendelijkst knikkend, allerhartelijkst handenschuddend en in een overvolle notendop allerlei welgemeende interesse tentoonspreidend.

‘Ik had wel een van de prinsenkinderen verwacht,’ opperde de oude Heus bij de jassen. ‘Constantijn is over het algemeen zeer geïnteresseerd in dergelijke kwesties.’ Hij scheen nogal close te zijn met Bea, al liet hij daar nooit iets van merken. ‘En waar is die aardige vrind van je? Nieuwenhuijs, ja zo heet hij toch? Alleraardigste vent vond ik dat.’

Portielje dacht aan zijn lezing. Hoe hij op het kunstig uitgesneden spreekgestoelte had gestaan als een opgezette uil, een aapje, een hermelijn op een siertak en hoe hij, dood reeds, naar beneden had gekeken naar die eindeloze rijen, waar het geringste voetgeschuifel, kledinggekraak, keelgeschraap duizendvoudig werd versterkt en op de galm van eeuwen voortgedragen werd tot in de nok van deze heilige leegte. Was dit werkelijk gebeurd? Hij kon het zich al niet meer voorstellen nu zij hier bij de uitgang stonden te treuzelen omdat niemand niemand op wilde jagen.  

Eindelijk hadden zij zich losgemanoeuvreerd en stonden ze buiten. Werktuiglijk grepen zij hun jassen vast. Het dagelijks leven woei hun als doodgewone grijze Hollandse regenlucht in het gezicht. Trams rinkelden, fietsbanden slisten door plassen en overal, overal waren de mensen vrij. Portielje rook meteen de jongemeisjesgeur die permanent als een halo boven de stad hing. Margot, er eindelijk eens uit, gaf hem vanavond echter geen kans. Ze greep haar beide mannen onder de arm en trok hen zwierig als een Breitner-meid met zich mee naar de overkant, naar de Club, waar zij met de gebruikelijke extra egards zouden worden onthaald.