40
‘Jazeker Robbert, ik ben er nog,’ reageerde hij ad rem. ‘Ik heb me toevallig in deze zaak verdiept.’ Naar me toetrekken die hap. Zolang ik aan het woord ben is zij het niet. ‘Laat ik vooropstellen, Robbert, dat ik diep onder de indruk ben van het verdriet van mevrouw en de moed die zij toont door hier aanwezig te willen zijn.’
‘Maar u hebt niets ondernomen, voor zover ik heb kunnen nagaan.’
‘Kijk, er was weinig wat ik persoonlijk kon doen. Hoe spijtig dat ook is. Die onmacht die je voelt. Dat heeft iedereen, denk ik, die zich met deze zaak bezighoudt.’
‘Maar niet iedereen is voorzitter van het overkoepelend overlegorgaan.’
‘Twee dingen hierover. Ten eerste ben ik niet de voorzitter. Dat is de heer Dirkzwager. Ten tweede heeft het overkoepelend overlegorgaan in deze kwestie geen enkele bevoegdheid, dus ik zie niet in…’
‘Dus u dacht: het is mijn bevoegdheid niet, ik laat die lijken daar gewoon liggen rotten tot de vogels ze hebben opgevreten. “ L’enterrement africain ,” zoals het eufemistisch wordt genoemd, de Afrikaanse manier van begraven.’
‘Ik geloof niet dat het correct is om in deze termen over de stoffelijke resten van de overledenen te praten,’ repliceerde hij niet zonder gevoel voor decorum, terwijl hij keurig in de juiste houding wist te blijven, zijn slanke handen gevouwen voor zich.
Plotseling kwam mevrouw Benedikt als een ouwe kraai op hem afgedoken, de stralend blauwe hemel verduisterend met haar rafelige vlerken. ‘Weet u waar ik genoeg van heb, meneer Portengen, is van zulke mensen zoals u, die steeds in van die keurig nette bewoordingen de deur in mijn smoel dichtgooien.’
Werd hij hier g.v.d. eventjes neergezet als de bureaucratie in eigen persoon, als de verpersoonlijking van die vermaledijde want onpersoonlijke lees onmenselijke politiek. Die zich hier, o buitenkans, aan de praattafel van Robbert voordeed als een echte persoon, zodat we hem konden verscheuren. En met hem de politiek. En met de politiek onze eigen onmacht en ons eigen onvermogen. Politicusje pesten, de nationale sport voor dummies. Oppassen nu. Beheers je. Niet opponeren, maar accorderen. Zo heette dat toch, Fons? Gewoon met haar meegaan, overal mee instemmen en dan stilletjesaan de puntjes op de i gaan zetten. U hebt helemaal gelijk, maar u zou nog meer gelijk hebben als u… Waarop het haar beurt zou zijn om met hém mee te gaan.
Hij begreep het, zei hij, als mens en als politicus. Het was nu eenmaal de taak van volksvertegenwoordigers om de klappen te incasseren die het volk wenste uit te delen. Als geen ander begreep hij de emoties van mevrouw. Het was een schandaal dat de politiek met lege handen stond. Dat trok hij zich persoonlijk aan. Dat mocht ze best van hem weten.
‘Dus wat gaat u eraan doen?’ vroeg Robbert.
‘Ik zal allereerst in Brussel aan de bel moeten trekken, hoewel het ook langs die kant een moeilijk verhaal gaat worden. De meeste kans van slagen is er met de hulp van non-gouvernementele organisaties als Artsen zonder Grenzen of het Internationale Rode Kruis, en dan denk ik speciaal aan prinses Margriet.’
‘U wilt dus in feite prinses Margriet de schuld geven,’ Robbert trok een gemaakt verbijsterd gezicht.
‘Zeg ik dat? Ik zeg alleen dat –’
‘En zo gaat het nou de hele tijd,’ jammerde mevrouw Benedikt triomfantelijk. ‘Al had ik die smoes van prinses Margriet nog niet eerder gehoord. Dat is een originele van meneer, dat moet ik hem nageven.’
Werd hij in de verdediging gedrongen of kon hij de insinuatie beter gewoon negeren? Vertel je eigen verhaal, want het is een goed verhaal. ‘Als er iemand is die deze zaak ter harte gaat,’ zei hij daarom, ‘dan ben ik het wel. Maar ik zit al zo lang in Afrika dat ik langzamerhand heb geleerd bescheiden te zijn. Wij zijn gewend onze wetten zelf te maken. In de Tweede Kamer, waar ik straks hopelijk met steun van de kiezer, enfin… Daarginds gaat het heel anders toe. Daar heersen nog de natuurwetten. Als het regent, ja dan regent het en als het droog is, ja dan is het droog. Daar doe je verder weinig aan.’
‘De weersverwachting in westelijk Afrika was geloof ik niet wat mevrouw Benedikt van u vroeg,’ prikte die zuiger van een Robbert. ‘De vraag was waarom u uw verantwoordelijkheden wilt afschuiven op prinses Margriet.’
‘Welke verantwoordelijkheden?’ vroeg hij korzelig.
Het was fout verdomme, hij wist het, om het initiatief weg te geven. Nu konden ze hem lekschieten met hun onzinargumenten. In die zin was televisie een simplistisch medium. En hij wist het, hij wist het! Validiteit van een redenering telde niet. De kijker zag alleen het spel van aanvallen en verdedigen, zag hem dus in de verdrukking. Met de rug tegen de muur. Maakte geen goede indruk als je de pretentie had straks het land te regeren. Aan de andere kant kon hij moeilijk dat zielige vrouwtje met haar smoel in haar eigen stront duwen. Excusez le mot. Lastige situatie. Het beste was misschien om gewoon door iedereen heen te praten. Gelul met nog meer gelul bestrijden. Dan begreep niemand in de huiskamers nog waar het over ging en dan was hij mooi van die lijken af.
‘Dus u durft te stellen dat het uw zaak niet is. De grote Afrikaman zegt kortom: “Afrika is mijn liefde en als daar toevallig een Nederlands gezin op gruwelijke wijze wordt omgebracht, steek ik daar geen poot voor uit.”’
En daar ging hij. Hij nam het woord met de vaste overtuiging het niet meer af te staan totdat de jingle zou klinken. ‘We hebben gezamenlijke verantwoordelijkheden,’ begon hij. ‘Ik begrijp, Robbert, dat jij het liefst over de poppetjes praat, maar dat vind ik niet zo interessant. Waar het om gaat, is mevrouw. Mevrouw Benedikt moet geholpen worden en dan is het een beetje flauw om daar ineens een politiek spelletje van te maken. Het lijkt me duidelijk hoe ik over deze kwestie denk. Als politicus natuurlijk, maar vooral als mens en als vader.’ Hij ging lekker, hij ging prima . Robbert zat hem al een tijdje in de rede te vallen, maar dat gaf niet. Dat was juist goed. Hij ging daar gewoon overheen, hij legde zijn zinnen gewoon over die van Robbert heen, op subtiele wijze vergrootte hij zijn stemvolume, maar steeds in de koetsiershouding, de teugels stevig in handen, rolde hij voort, de blik vastberaden op een punt in de verte, liet hij de zinnen komen, la pensée se fait dans la bouche, het denken geschiedt in de mond, zoals de Fransen zeggen en die kunnen het weten, het gebeurt met lucht die via de mondholte op een bepaalde wijze naar buiten wordt geperst, verder niet over nadenken, laat maar komen, die zinnen.
En daar was-ie al. ‘Dit was R-r-r-r-r-r-r-r-r-robber-r-r-r-r-r-r-rr-r-r-rt. Dank u voor het kijken en goedenavond.’