19

 

De hele verdere ochtend probeerden journalisten hem te bereiken voor commentaar. Het ging hen niet om zijn lezing en ook niet om de reactie van de minister. Nee, ze wilden weten wat er waar was van zíjn reactie op de reactie van de minister. Of hij, kortom, wilde bevestigen dat er echt meisjes bij hem waren geweest en zo ja hoeveel en of de bewuste onderbroek inderdaad van het merk Calvin Klein was. Margot nam op, in het begin dan; later lieten ze hun boodschappen op de voice-mail achter, zowel op zijn huistelefoon als op zijn zakelijke gsm.

Zelf zat hij al in de trein naar Brussel, op weg naar een afspraak die allang stond, maar die nu goed uitkwam. Ergens op de zo- en zoveelste verdieping van de Europese Unie. Met hoe-heet-ie, de opvolger van hoe-heet-ie. Dat moest hij straks even nakijken.

‘Waarom doe je dat dan toch ook, jongen?’ Hij sprak met Fons op zijn strikt geheime privé-gsm, waar hij verder alleen zijn vriendinnetjes op liet bellen. ‘Had er ten minste dertig blote meiden van gemaakt. Of driehonderd. Je moet een beetje rekening houden met het Hollandse gevoel voor ironie.’

Jaja, dacht hij, ik weet het, ik moet me juist presenteren als family man, gelukkig ingetrouwd in de eerbiedwaardige politieke dynastie van de Van Heusden Altena’s. Key words : huwelijk, coalitie, harmoniemodel.  

‘Hoe vaak heb ik je niet gezegd: wek vertrouwen, presenteer je als family man. “ Voters look for fathers, not for sons .”’  

Hij zat in zijn eentje in de eerste klas, want het was al laat.

Politiek Den Haag en de hele public-affairs-maffia (‘lobbyisten’) stapten doorgaans om 7.06 in op Hollands Spoor en zaten nu ergens in het Brussels kantoorlandschap alweer knikkebollend te dromen van de lunch-buiten-de-deur. Hijzelf arrivéérde rond lunchtijd, precies op tijd om meteen met zijn afspraak ‘op restaurant’ te gaan.

‘Of zal ik ook die kant op komen? Tis altijd plezant om ginder op café te gaan, hè?’

Nieuwenhuijs in Brussel? Mijn god, daar had hij helemaal geen zin in. Hij wilde lichtbepakt op reis. Misschien ergens iets leuks neuken. Met zijn vriend erbij bleef het bij zuipen, zuipen en nog eens zuipen. ‘Nee Fons, deze keer liever niet.’  

‘Oké, een andere keer dan.’

‘Een andere keer is prima.’

De trein raasde kalmpjes voort, en als hij uit het raam keek, zag hij hoe Nederland rustig werd opgevouwen en in keurige stapeltjes werd weggelegd. Nog een halfuur en het bestond niet meer.

‘We spreken elkaar.’

‘Doen we.’

Hij schakelde zijn telefoontje uit, U luistert naar de voicemail van Hans Portielje , en monsterde het stapeltje rapporten dat voor hem lag. Er waren mensen die zoiets echt gingen lezen, dacht hij. Daar ging de politiek aan kapot: aan de ambtenaritis. Hij sloot zijn ogen en probeerde te visualiseren wat hij daarginds in Brussel kon verwachten. Eerst lunchen met de nieuwe directeur général. Maar daarna? Snel liep hij het programma door, gang in gang uit, lift op, lift neer. En ondertussen vergat hij het vrouwelijk schoon niet. Wie had hij daar zitten en waar had hij zelf zin in? De ongeremde mogelijkheden van een andere stad. Alsof alles en iedereen daar met ingehouden adem op jou zat te wachten. Hoe heette die leuke secretaresse op het d.-g. ook alweer? Christine? Nee. Corine? Claudette? Zoiets.  

Je verplaatsen was: je bewegen in de richting van een onbekende kut. Daar kwam het plastisch gezegd op neer.

Hij dacht aan het bruinroze kutje van Babs, dat altijd op een kiertje stond, met schaamlippen zo kunstig gevouwen, een vlindertje van Japanse makelij, je durfde het met je vingers alleen maar heel voorzichtig uit te pakken.

Lief dingetje, dacht hij vertederd, hoewel hij er ondertussen hartstikke geil van werd.

Om zich wat af te remmen pakte hij een rapport en probeerde zich te concentreren op efficiëntere beleidslijnen in de ontwikkelingsmaterie. Het beheer van het projecttraject moest flink verbeterd worden. Het institutioneel geheugen van het centrale orgaan was te kort, niemand wist in feite hoe of wat, waardoor zowel het overkoepelend lichaam als de aangesloten partijen in dezelfde fouten bleven vervallen. Het Akkoord van Cotonou, dat de Overeenkomst van Lomé was komen vervangen, had weliswaar de grenzen duidelijker afgebakend, maar tot meer helderheid had dit vooralsnog niet geleid.

Hij was geen specialist op dit gebied, en eigenlijk hadden ze de voorzitter van hun organisatie, mr. Hendrik Dirkzwager, uitgenodigd – ja, de vroegere minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Maar Dirkzwager zat op dit moment in Genève en zou daarna meteen doorvliegen naar Bangkok, vanwege iets vn -achtigs in die buurt, een inspectiereis door Cambodja of zo; de details waren hem even ontschoten. Wat kon het hem trouwens verrekken? Wat hem betreft ging die bovenstebeste Dirk alle rode lampjes in het Red Light District eens stevig aandraaien. Of uitdraaien, want een oprechte christen deed zijn goede werken bij voorkeur in het donker.  

Was het maar waar, dan kon hij hem tenminste begrijpen , maar zulke mensen als Hendrik Dirkzwager gaven niet om plezier in het leven. Alles was bij hen taak, plicht, opdracht. Zij waren nooit alleen in hun kamer, of in kamers van anonieme meisjes , er zat altijd Iemand naast hen, zij leefden continu alsof zij van buitenaf gezien werden. Door Hem die alles mogelijk maakte. Permanente controle ten behoeve van de eindrapportage. De bekende infantiele angstfantasie van christenhonden. Dat gaf hun voorkomen dat houterige; iemand die telkens moet nadenken over wat hij doet, kan op den duur niets meer vanzelf. Zijn stappen worden verkrampt, zijn gebaren opzettelijk, zijn uitspraken geforceerd. Het had ook iets exhibitionistisch , bedacht hij zich . Ja, hun innerlijke rechtschapenheid was een vorm van exhibitionisme . Altijd overal verantwoording over willen afleggen, je werd er wel eens moe van.  

Portielje verwonderde zich erover dat zoveel mensen hun leven echt serieus namen. Zelf zag hij het als iets waar hij in verzeild was geraakt, als in een vreemd huis, waar niemand is en waar je met toenemende nieuwsgierigheid hier en daar iets uitprobeert, een deurknop, een kastje, een keurig opgemaakt bed.

Alles was mooi meegenomen, wat hem betreft. En wat hij niet meenam, daar stapte hij gewoon overheen. Hij hield de opties graag open. Laat maar komen. Hij was er klaar voor. Wat het ook mocht zijn . Een verzamelaar van mogelijkheden, had Nieuwenhuijs hem eens genoemd, en een lezer van onbeschreven bladzijden. Typisch Fons om zoiets te zeggen.  

Straks werd Brussel speciaal voor hem tevoorschijn gehaald en als een muziekdoosje opengeklapt. Cadeau! Feest! Hij hoefde maar zijn voeten op de maat mee te bewegen, It’s swingtime, gals! en daar ging-ie, man van de wereld, man van alle markten thuis, man die er mocht wezen en in wiens schoenen hij allemachtig graag stond.