Lena
Lena
Ik was gelukkig vanochtend. Ik lag in bed, met het laken van me af. Ik voelde het steeds warmer worden en wist dat het een prachtige dag zou worden, en ik hoorde mama zingen. Toen werd ik wakker.
De jurk die ik aan zou doen, hing aan mijn deur. Hij was van mama geweest, een Lanvin. Ik had die anders nooit van haar mogen dragen, maar deze keer zou ze het niet erg hebben gevonden. Hij was niet gewassen nadat ze hem had gedragen, dus hij rook nog naar haar. Toen ik hem aantrok, was het net alsof ik haar voelde.
Ik waste mijn haar, föhnde het droog en stak het op. Ik droeg het bijna altijd los, maar mama vond het mooi als ik het opstak. Poepie chic, zei ze dan, en dan wachtte ze totdat ik mijn ogen ten hemel sloeg. Ik wilde in haar kamer naar de armband gaan zoeken – die moest daar ergens zijn – maar dat lukte niet.
Ik heb mezelf er nog niet toe kunnen zetten naar haar kamer te gaan. De laatste keer dat ik er was, was op zondagmiddag. Ik verveelde me en voelde me rot om Katie, dus ging ik naar haar slaapkamer om te kijken of er nog hasj was. Er lag niets in het nachtkastje, dus ik doorzocht haar jaszakken in de kast, want soms verstopt ze daar dingen in. Ik had niet verwacht dat ze thuis zou komen. Toen mama me betrapte, was ze niet boos, ze leek eerder een beetje verdrietig.
‘Je mag me niet op mijn kop geven,’ zei ik. ‘Ik ben alleen maar op zoek naar wat hasj. Dus mag je niet boos worden. Dat zou namelijk wel heel erg hypocriet zijn.’
‘Nee,’ zei ze, ‘dat zou heel erg volwassen zijn.’
‘Dat is precies hetzelfde,’ zei ik, en ze moest lachen.
‘Ja, misschien wel, maar het punt is dat ík hasj mag roken en alcohol mag drinken en jij niet. Waarom zou je trouwens op zondagmiddag high willen worden? In je eentje? Dat is best wel sneu, vind je niet?’ Ze ging door: ‘Waarom ga je niet zwemmen of zo? Bel anders een vriendin.’
Ik ging helemaal over de rooie, want ze zei precies de dingen die Tanya en Ellie en al die trutten over me zeggen, dat ik sneu ben, dat ik een loser ben, dat ik geen vriendinnen meer heb nu de enige die me ooit heeft gemogen zichzelf van kant heeft gemaakt. ‘Welke vriendin?’ krijste ik. ‘Ik heb verdomme geen vriendinnen, weet je nog? Ben je soms vergeten wat er met mijn beste vriendin is gebeurd?’
Ze viel helemaal stil en stak haar handen in de lucht, zoals ze altijd doet – deed – als ze geen ruzie wil. Maar ik hield me niet in, ik wilde me niet inhouden. Ik schreeuwde dat ze nooit thuis was, dat ze me altijd alleen liet, dat ze zo afstandelijk was, dat ik de indruk kreeg dat ze me niet bij zich wilde hebben. Ze schudde haar hoofd en zei: ‘Dat is niet waar, dat is niet waar.’ Ze zei: ‘Sorry dat ik zo afwezig ben geweest, maar er is wat aan de gang waar ik het niet over kan hebben. Ik moet iets doen, en ik kan je niet vertellen hoe moeilijk dat voor me is.’
Ik keek haar minachtend aan. ‘Je hoeft helemaal niets te doen, mama. Je hebt me beloofd je mond te houden. Je hoeft dus helemaal niets te doen. Jezus, heb je niet al meer dan genoeg gedaan?’
‘Lenie,’ zei ze. ‘Toe, nou. Je weet niet álles, hè. Ik ben je moeder, je moet me geloven.’
Ik zei toen een paar rotdingen, zoals dat ze als moeder niet veel voorstelde, dat een goede moeder geen drugs in het huis liet rondslingeren en ook geen mannen ’s nachts meenam naar huis, want ik kon namelijk alles horen. Ik zei dat als het andersom was geweest, dat als ik in de problemen had gezeten, net als Katie, Louise wel had geweten wat ze had moeten doen; zij was namelijk een echte moeder en zij had er iets aan gedaan, zij zou me hebben geholpen. Natuurlijk was het gelul, want ik wilde juist dat mama haar mond hield en daar wees ze me ook op en toen zei ze dat ze toch ook had willen helpen? En toen ging ik echt door het lint, ik zei dat alles haar schuld was, dat als ze het ooit zou doorvertellen ik weg zou gaan en nooit meer tegen haar zou praten. Dat bleef ik maar zeggen. Je hebt al genoeg gedaan. Het laatste wat ik tegen haar zei was dat het haar schuld was dat Katie dood was.