|

Sean

Sean

Ik ben anders dan ik dacht.

Ik was niet degene die ik dacht te zijn.

Toen alles instortte, toen ik instortte doordat Nel dingen zei waar ze haar mond over had moeten houden, wist ik me staande te houden door steeds weer te denken: alles is zoals het is, zoals het altijd is geweest. Er is niets veranderd.

Ik was het kind van een moeder die zelfmoord pleegde en een goede vader. Omdat ik het kind was van een moeder die zelfmoord pleegde en een goede vader, werd ik politieagent; ik trouwde met een keurige vrouw met verantwoordelijkheidsgevoel, en leidde een keurig en verantwoord leven. Alles was eenvoudig en alles was helder.

Natuurlijk had ik zo mijn twijfels. Mijn vader vertelde me altijd dat ik na mijn moeders dood drie dagen niet had gesproken. Maar ik had een herinnering – of wat ik als herinnering beschouwde – waarin ik met de aardige, lieve Jeannie Sage sprak. Zij had me die avond mee naar haar huis genomen, toch? We hadden toen toch een tosti gegeten? Ik had haar toch verteld dat we samen met de auto naar de rivier waren gegaan. ‘Samen?’ had ze gevraagd. ‘Jullie alle drie?’ Het leek me toen beter om helemaal niets meer te zeggen, want ik wilde geen verkeerde dingen vertellen.

Ik meen me te herinneren dat we met z’n drietjes in de auto zaten, maar mijn vader zei dat dat een nachtmerrie was geweest.

In de nachtmerrie werd ik niet wakker door de storm, maar door mijn vader die aan het schreeuwen was. Mijn moeder ook, ze zeiden lelijke dingen tegen elkaar. Zij: slappeling, bruut; hij: slet, hoer, niet geschikt als moeder. Ik hoorde een hard geluid, een soort klap. En toen nog wat andere geluiden. En daarna helemaal niets meer.

Alleen nog de regen, de storm.

Toen hoorde ik een stoel die achteruit werd geschoven, de achterdeur die open werd gedaan. In de nachtmerrie sloop ik naar beneden en stond ik met ingehouden adem voor de keukendeur. Ik hoorde mijn vader zacht mompelen. En nog iets: een jankende hond. Maar we hadden geen hond. (In de nachtmerrie vroeg ik me af of mijn ouders misschien ruzie hadden omdat mijn moeder een zwerfhond mee naar huis had genomen. Dat was echt iets voor haar.)

In de nachtmerrie, toen ik me realiseerde dat ik alleen thuis was, rende ik naar buiten, en daar waren mijn ouders, ze stapten in de auto. Ze lieten me in de steek. Ik raakte vreselijk overstuur, rende gillend naar de wagen en stapte achterin in. Mijn vader sleurde me eruit, al razend en tierend. Ik hield me vast aan de deurgreep, schopte en spuugde en beet in mijn vaders hand.

In de nachtmerrie zaten we met z’n drietjes in de auto: mijn vader aan het stuur, ik achterin en mijn moeder op de passagiersstoel, niet netjes rechtop, maar weggezakt tegen het portier. Toen we een scherpe bocht maakten, bewoog ze, viel haar hoofd naar rechts, zodat ik haar kon zien, het bloed op haar hoofd en op haar gezicht. Ik kon zien dat ze iets wilde zeggen, maar ik begreep het niet, het was onverstaanbaar, alsof ze een andere taal sprak. Haar gezicht zag er ook raar uit, scheef, haar mond vertrokken, haar ogen wit toen ze naar boven draaiden in hun kassen. Haar roze tong stak uit haar mond als bij een hond; schuimig speeksel liep uit haar ene mondhoek. In de nachtmerrie stak ze haar hand naar me uit en raakte ze de mijne aan, en ik was doodsbenauwd, kromp ineen op de achterbank en hield me vast aan het portier, om maar zo ver mogelijk bij haar vandaan te komen.

Mijn vader zei: dat je moeder haar hand naar je uitstak was een nachtmerrie, Sean. Dat was niet echt. Dat is hetzelfde als wanneer je zegt dat je nog weet dat je samen met ons gerookte haring in Craster hebt gegeten, maar je was toen pas drie maanden oud. Je zegt dat je je de rokerij kunt herinneren, maar dat komt doordat je er een foto van hebt gezien.

Dat kwam me logisch voor. Het klopte naar mijn mening niet, maar het klonk wel logisch.

Op mijn twaalfde kwam er nog een herinnering bovendrijven: de storm, dat ik naar buiten rende, maar deze keer stapte mijn vader niet in de auto, maar hielp hij mijn moeder instappen. Hij hielp haar op de passagiersstoel. Ik zag dat ineens heel helder, het leek me niet bij de nachtmerrie te horen, daarvoor was de herinnering te levendig. Ik was bang, maar niet doodsbenauwd, zoals toen mijn moeder mijn hand wilde pakken. Die herinnering zat me dwars, dus vroeg ik papa ernaar.

Hij ramde me tegen de muur en mijn schouder raakte uit de kom, maar wat er daarna gebeurde bleef me nog meer bij. Hij zei dat hij me een les moest bijbrengen, dus pakte hij een fileermes en haalde dat over mijn pols. Het was een waarschuwing. ‘Zodat je het je zult herinneren,’ zei hij. ‘Zodat je het nooit zult vergeten. Want anders gebeurt er dit.’ Hij zette de punt van het mes op mijn rechterpols en trok het langzaam omhoog naar de binnenkant van mijn elleboog. ‘Zo doe ik het dan. Ik wil het er niet meer over hebben, Sean. Dat weet je. We hebben het er vaak genoeg over gehad. We praten niet over je moeder. Wat ze heeft gedaan, is schandelijk genoeg.’

Hij vertelde me over de zevende cirkel van de hel, waar de zelfmoordenaars in doornige struiken worden veranderd en voer voor de harpijen zijn. Ik vroeg hem wat een harpij was en hij zei dat mijn moeder er een was geweest. Dat vond ik verwarrend, was ze nou een doornige struik of was ze een harpij? Ik dacht aan de nachtmerrie, dat ze in de auto haar hand naar me uitstak, haar mond open, bloederig slijm dat van haar lippen droop. Ik wilde niet dat ze me opat.

Toen de wond op mijn pols was genezen, bleef het litteken erg gevoelig én zeer handig. Elke keer dat ik wegzakte, raakte ik het even aan, en over het algemeen kwam ik dan weer terug.

Er bevond zich een breuklijn in me, tussen mijn begrip van wat ik wist dat er was gebeurd, wat ík wist en wat mijn vader wist, en de vreemde, glibberige sensatie dat het verkeerd was. Net als dat er geen dinosauriërs in de Bijbel voorkomen, klopte hier ook iets niet, al wist ik dat het wel zou moeten kloppen. Dat moest wel, want mij was verteld dat deze dingen echt hadden bestaan, zowel Adam en Eva als de brontosaurus. In de loop der tijd vonden er wat verschuivingen plaats en voelde ik de aarde beven boven de breuklijn, maar pas toen ik Nel leerde kennen, volgde er een aardbeving.

Niet meteen al. Eerst draaide het om haar, om ons samen. Ze accepteerde, een tikje teleurgesteld, het verhaal dat ik haar vertelde, het verhaal waarvan ik wist dat het zo echt was gebeurd. Maar door Katies dood veranderde Nel. Ze werd anders. Ze ging steeds vaker met Nickie Sage praten en geloofde mij niet meer. Nickies verhaal paste veel beter in Nels visie op de Verdrinkingspoel, de plek die ze had verzonnen, de plek voor vervolgde vrouwen, buitenstaanders en buitenbeentjes die de patriarchale regels niet hadden nageleefd, en mijn vader was daar het levende voorbeeld van. Zij geloofde dat mijn vader mijn moeder had gedood, en daardoor werd de breuklijn breder; alles verschoof, en hoe meer het verschoof, hoe meer ik eigenaardige visioenen kreeg die aanvankelijk nachtmerries waren, maar daarna herinneringen werden.

Ze zal je een hoop ellende bezorgen, zei mijn vader toen hij achter onze affaire kwam. Ze deed wel meer dan dat. Ze zorgde ervoor dat ik mezelf niet meer was. Als ik naar haar zou luisteren, als ik haar verhaal zou geloven, zou ik niet langer de zielige zoon zijn van een moeder die zelfmoord pleegde en een goede vader, dan was ik de zoon van een monster. Nog erger, veel erger: ik was de jongen die toekeek hoe zijn moeder stierf en zijn mond erover hield. Ik was de jongen, de tiener, de man, die de moordenaar beschermde, met haar moordenaar onder één dak woonde en ook nog van hem hield.

Ik vond het moeilijk om die man te zijn.

De nacht dat Nel stierf hadden we in het huisje afgesproken, zoals wel vaker. Ik was mezelf niet meer. Ze wilde zo graag dat ik de waarheid onder ogen zou zien, ze beweerde dat het me zou losmaken van mezelf, van een leven dat ik niet wilde. Maar ze dacht ook aan zichzelf, aan de dingen die ze had ontdekt en wat dat voor haar, haar werk, haar leven, haar plek zou betekenen. Want dat zou inhouden dat haar plek geen zelfmoordplaats meer was, maar een plek waar je je ontdeed van lastige vrouwen.

We liepen samen terug naar het stadje. Dat hadden we al vaker gedaan; sinds mijn vader ons had betrapt in het huisje parkeerde ik de auto niet meer daar, maar in het stadje zelf. Ze was duizelig door de drank en de seks en haar nieuwe streven. Je moet het je herinneren, zei ze. Ga daar staan en kijk ernaar en herinner het je, Sean. Wat er is gebeurd. Die nacht.

Het regende, vertelde ik haar. Toen mijn moeder stierf, regende het. Het was geen heldere nacht, zoals nu. We moeten wachten tot het gaat regenen.

Ze wilde niet wachten.

 

We stonden boven op het klif naar beneden te kijken. Ik heb het vanaf deze plaats niet gezien, Nel, zei ik. Ik was hier niet. Ik zat beneden tussen de bomen, ik kon niets zien. Ze stond op de rand van het klif met haar rug naar me toe.

Gilde ze? vroeg ze. Toen ze viel, heb je toen iets gehoord?

Ik deed mijn ogen dicht en ik zag mijn moeder in de auto, met haar hand naar me uitgestrekt, en ik wilde haar niet bij me in de buurt hebben. Ik deinsde terug, maar ze bleef dichterbij komen en ik probeerde haar weg te duwen. Ik legde mijn hand op Nels onderrug en duwde haar weg.

In het water
cover.xhtml
Section001.xhtml
Section002.xhtml
Section003.xhtml
Section004.xhtml
Section005.xhtml
Section006.xhtml
Section007.xhtml
Section008.xhtml
Section009.xhtml
Section010.xhtml
Section011.xhtml
Section012.xhtml
Section013.xhtml
Section014.xhtml
Section015.xhtml
Section016.xhtml
Section017.xhtml
Section018.xhtml
Section019.xhtml
Section020.xhtml
Section021.xhtml
Section022.xhtml
Section023.xhtml
Section024.xhtml
Section025.xhtml
Section026.xhtml
Section027.xhtml
Section028.xhtml
Section029.xhtml
Section030.xhtml
Section031.xhtml
Section032.xhtml
Section033.xhtml
Section034.xhtml
Section035.xhtml
Section036.xhtml
Section037.xhtml
Section038.xhtml
Section039.xhtml
Section040.xhtml
Section041.xhtml
Section042.xhtml
Section043.xhtml
Section044.xhtml
Section045.xhtml
Section046.xhtml
Section047.xhtml
Section048.xhtml
Section049.xhtml
Section050.xhtml
Section051.xhtml
Section052.xhtml
Section053.xhtml
Section054.xhtml
Section055.xhtml
Section056.xhtml
Section057.xhtml
Section058.xhtml
Section059.xhtml
Section060.xhtml
Section061.xhtml
Section062.xhtml
Section063.xhtml
Section064.xhtml
Section065.xhtml
Section066.xhtml
Section067.xhtml
Section068.xhtml
Section069.xhtml
Section070.xhtml
Section071.xhtml
Section072.xhtml
Section073.xhtml
Section074.xhtml
Section075.xhtml
Section076.xhtml
Section077.xhtml
Section078.xhtml
Section079.xhtml
Section080.xhtml
Section081.xhtml
Section082.xhtml
Section083.xhtml
Section084.xhtml
Section085.xhtml
Section086.xhtml
Section087.xhtml
Section088.xhtml
Section089.xhtml
Section090.xhtml
Section091.xhtml
Section092.xhtml
Section093.xhtml
Section094.xhtml
Section095.xhtml
Section096.xhtml
Section097.xhtml
Section098.xhtml
Section099.xhtml
Section100.xhtml