Erin
Erin
Het viel me op dat er na de kerkdienst heel wat mensen waren die Sean Townsends vader aanspraken. Hij was aan mij voorgesteld, even snel, als Patrick Townsend. Er werden handen geschud en petten aangetikt en de hele tijd stond hij erbij als een generaal bij een parade, met rechte rug en een strak gezicht.
‘Wat een lulhannes, hè?’ zei ik tegen een agent die naast me stond. Die keek me aan alsof ik een stuk stront was.
‘Beleefd is anders,’ beet hij me toe en hij draaide zijn rug naar me toe.
‘Pardon?’ zei ik tegen zijn nek.
‘Hij is een meermaals onderscheiden politieman, hoor,’ zei de agent, ‘en ook nog eens een weduwnaar. Zijn vrouw is hier gestorven, in de rivier.’ Hij wendde zich weer tot mij en zei laatdunkend, zonder ook maar een spoortje respect voor mij als zijn meerdere: ‘Dus kijk uit met wat je zegt.’
Ik voelde me vreselijk dom. Maar hoe had ik nou kunnen weten dat de Sean in Nel Abbotts verhaal dezelfde Sean was als van het politiebureau? Ik wist niet wie zijn ouders waren. Verdomme nog aan toe. Niemand had me daarvan op de hoogte gebracht, en toen ik Nel Abbotts verhalen zat te lezen, had ik nou niet bepaald veel aandacht besteed aan een zelfmoord van ruim dertig jaar geleden. Gezien de omstandigheden leek me dat niet meer dan normaal.
Maar even serieus: hoe kon je in dit stadje al die lijken bijhouden? Het leek hier Midsomer Murders wel, alleen dan met ongelukken en zelfmoorden en walgelijke vrouwonvriendelijke verdrinkingen in het verre verleden in plaats van mensen die in de gierput vallen of elkaar de hersens inslaan.
Na het werk reed ik terug naar de stad. Een paar mensen gingen naar de kroeg, maar dankzij mijn opmerking over Patrick Townsend droeg ik het stempel van buitenstaander zelfs nog duidelijker. En bovendien was de zaak opgelost, toch? Het had dus geen nut om rond te blijven hangen.
Ik was opgelucht, zoals je je voelt als je eindelijk op de naam komt van een acteur, als iets je dwarszit en er opeens een lampje gaat branden. Het vreemde gedrag van de inspecteur – de waterige ogen, de bevende handen, zijn verwardheid – werden me opeens duidelijk. Gezien zijn verleden was het helemaal niet zo vreemd. Zijn vader en hij hadden bijna hetzelfde meegemaakt als Jules en Lena, dezelfde afschuwelijke gebeurtenis, dezelfde schok. Dezelfde vraag waarom ze het had gedaan.
Ik las Nel Abbotts stuk over Lauren Townsend opnieuw. Het stelde niet veel voor. Ze was ongelukkig getrouwd, verliefd op een andere man. Dat ze er met haar hoofd niet bij was, afwezig was, zou kunnen betekenen dat ze depressief was. Tja, wie zal het zeggen? Dit hoefde niet de waarheid te zijn, het was Nels visie op hoe het was gegaan. Je eigent je iemands leven toe, lijkt mij, als je over andermans verdriet schrijft alsof het jezelf is overkomen.
Nu ik het weer las, begreep ik niet dat Sean hier was blijven wonen. Ook al had hij haar niet zien vallen, hij was er wel bij geweest. Wat doet dat met je? Maar goed, hij was natuurlijk nog wel erg jong geweest, denk ik. Zes, zeven? Kinderen kunnen zoiets uit hun geest bannen. Maar hoe zit het dan met de vader? Die loopt elke dag langs de rivier, dat heb ik zelf gezien. Moet je je voorstellen, dat je elke dag langs de plek komt waar een dierbare is gestorven. Ik zou het niet kunnen. Maar mijn dierbaren leven allemaal nog. Hoe moet ik nou weten wat rouwen inhoudt?