Strand St. Marie-Plage

Vrijdagmiddag 8 mei 2009

Zonnig. Matige wind, +25°

28

Ik draai de poot van mijn parasol vaster in het zand. Zo. Diep genoeg. Nu blijft hij wel staan. Ik ga weer zitten, leun tegen de rug van mijn campingstoeltje en kijk naar Melissa terwijl mijn tenen met het hete zand spelen. Eigenlijk waait het net iets te hard voor een middagje strand, maar Melissa wilde zo graag, dus gaf ik toe. De zee is azuurblauw en contrasteert fantastisch met de wolkeloze hemel. De ruwe golven trekken bewegende lijnen over de horizon. Ze komen en gaan. De zee heeft een mooi ritme met eb en vloed. Heeft niet alles in het leven een ritme? De seizoenen komen en gaan. Mensen komen en gaan. Gedachten komen en gaan. Angsten komen en gaan.

Ik zucht en begin trek te krijgen. Ik blik op mijn horloge. Vier uur. Ik rommel in mijn strandtas, vind een zakje gedroogde vijgen, pak er twee en prop ze in mijn mond. Moeizaam kauwend geniet ik van de zoetkruidige smaak. Melissa stoeit enthousiast met de golven. Ze heeft overduidelijk mijn fragiele lichaamsbouw en mijn heldere ogen, maar de donkere huid en de zwarte haren van Rob. Zo anders dan Koen. Bij hem valt uiterlijk niets van mij te ontdekken. Alles is Benoît.

Melissa mag blij zijn met haar donkere huidskleur. Zij kan zich tenminste normaal op een strand bewegen en lekker zwemmen in zee. Zelfs wanneer ik me helemaal insmeer met sunblock verbrand ik nog. Melissa draait zich om en zwaait naar me, terwijl ze haar luchtbed weer vastpakt en zich op een golf stort. Ik zwaai terug.

Ze is volwassen geworden de afgelopen maanden. Misschien omdat ze bijna haar master heeft. Met een beetje geluk is ze eind dit jaar klaar. Dan kan ze als accountant aan de slag. Zou ze bij Rob gaan werken? Vast. Ik denk ook dat haar relatie met Kees een positieve invloed op haar heeft. Hij is een goede vent. Van het degelijke type. Sinds ze met hem samenwoont, benadert ze het leven gelukkig wat serieuzer.

Wanneer vertel ik haar mijn geheim en dat ik haar als mijn back-up wil? Ze vliegt morgen weer naar huis, dus veel langer kan ik het niet uitstellen. Ik kijk om me heen. Er zijn nauwelijks mensen op het strand, dus geen afluisterrisico.

Mijn mobieltje gaat af. Het geluid klinkt gedempt. Snel trek ik mijn handtasje onder het strandlaken vandaan. Het getetter is al gestopt. Ik kijk op gemiste oproepen. Dat was Joséphine. Er is beslist weer iets gaande met een klant. Ik druk het nummer in.

‘Hallo.’

Bonjour Joséphine, met Tess. Ik was net te laat met opnemen.’

‘Ha, Tess, fijn dat je terugbelt. Ik heb hier een Brits stel aan mijn bureau met interesse in dat giga herenhuis op de route naar St. Michel de Cuxa. Volgens mij willen ze er een chambres d’hôtes in maken, maar zeker weet ik dat niet. Ze spreken nauwelijks Frans en je weet hoe het met mijn Engels gesteld is. Kunnen ze jou bellen?’

‘Jazeker, geef ze mijn mobiele nummer maar.’

‘Doe ik. Waar ben je nu?’

‘Aan zee, met Melissa.’

‘Wat leuk! Veel plezier nog. Tot morgen.’

We verbreken de verbinding. Ik staar weer naar de golven en denk aan mijn zaak. Ik heb al veel onder de knie. De meeste wetgevingsaspecten snap ik, en er zijn klanten. Wat mij dwarszit, is het tempo van besluitvorming en het tekort aan bouwvakkers. Het is moeilijk om planningen te maken en dus ook lastig om in te schatten wat ik de volgende maand weer ga verdienen. Daarnaast vraag ik me af wat de wereldeconomie gaat doen. De berichten daarover zijn alarmerend. Het aantal Britten dat naar het zuiden trekt, daalt snel door de devaluatie van het pond. Hoe ga ik dit alles financieel overleven zonder vet op mijn botten?

Alphonse heeft me aangeboden om me zonder rente geld te lenen toen ik hem laatst over mijn geldzorgen vertelde. Hij wilde zelfs mijn compagnon worden, maar dat wil ik niet. Ik wil van niemand afhankelijk zijn en dat zei ik hem ook. Hij lachte alleen maar en zei dat je als mens altijd van anderen afhankelijk bent. Nu was ik afhankelijk van de inzet van de ambtenaren op de DDE en van de aandelenkoersen op Wall Street.

‘Kijk maar naar mij, comtesse, ook ik ben afhankelijk van iets. Mijn geluksmomenten hangen tegenwoordig af van onze ontmoetingen.’

Hij zei het met een kwinkslag en toch leek het of hij het meende. Ik gaf hem een por tegen zijn kuit, zei dat hij geen onzin moest uitkramen en vertelde hem dat ook ik geniet van onze gesprekken. Wat waar is. Eigenlijk is hij de eerste man bij wie ik me zo op mijn gemak voel. Wellicht omdat hij niet over mijn zwakheden oordeelt. Hij stimuleert me zelfs om grenzen te verleggen, ook fysiek, wat ik consequent weiger.

Het rare is wel dat ik meer en meer met zijn lichaam vertrouwd raak. Soms zitten we urenlang samen op de schommelstoel bij zijn atelier en staren naar de bergen. Ik leun dan gewoon tegen hem aan en hij doet niets, behalve zijn potige arm teder om me heen slaan en me soms bijna onmerkbaar kusjes op mijn krullen geven. Hij vraagt tijdens die gelegenheden ook niet wat me dwarszit. Alphonse weet precies wanneer hij me met rust moet laten en hij maakt nooit avances tijdens mijn kwetsbare momenten. Er zijn soms zelfs dagen dat ik lichamelijk naar hem verlang, dat ik me afvraag hoe het zou zijn als die boeiende man zijn eindeloze creativiteit op mij botviert.

Ik vermoed dat dit een vorm van nieuwsgierigheid is, want mijn erotische gedachten over Alphonse verdwijnen meteen wanneer ik denk aan de aanrakingen van Benoît. Een vreemde gewaarwording. Waar loopt eigenlijk de lijn tussen seks en liefde? Is er wel een lijn? Dat is een interessante vraag.

Melissa tilt het luchtbed uit het water en komt naar me toe. Ze gooit het ding in het zand, pakt haar handdoek, droogt zich af en gaat naast me op het strandmatje liggen. Ze zorgt daarbij dat ze uit de schaduw van mijn parasol blijft.

‘Je moet je even insmeren, anders verbrand je,’ zeg ik.

‘Mam, klets geen onzin. Ik verbrand niet. Ik heb de huid van papa. Bovendien heb jij me net al met factor 20 ingesmeerd.’

Ik knik. Ja, klopt, en ik moet haar loslaten. Mijn verhalen over de negatieve gevolgen van te veel zon bereiken haar toch niet. Een bruin kleurtje is nu haar hoogste prioriteit.

‘Lieverd, er is iets dat ik met je moet bespreken. Iets belangrijks,’ zeg ik op een serieuze toon.

Melissa gaat rechtop zitten en kijkt me aan. Ze positioneert haar hoofd daarbij zo, dat de zon pal in haar gezicht schijnt.

‘Wat dan?’ vraagt ze.

‘Ik heb een geheim, uit mijn verleden.’

‘Jij? Oh!’ zegt ze, terwijl ze aangekoekt zand van haar benen veegt.

‘Ik ben in een gevaarlijke situatie verzeild geraakt en ik moet één mens in vertrouwen nemen. Eén persoon die in actie kan komen, mocht me wat gebeuren.’

Melissa gaat verzitten. Haar ogen worden alert. De zon schijnt nu op haar rug.

‘Hoe bedoel je dat, mam?’

‘Ik was al eens eerder op vakantie in Mosset. In augustus 1983. Samen met oma. Er is toen iets ergs gebeurd.’

Melissa legt haar hand op mijn dij. Twijfel slaat toe. Moet ik haar dit wel vertellen? Ik pak de fles met zonnecrème en friemel met de dop.

‘Hé, mam, vertel verder. Wat is er?’

Ze pakt mijn hand vast. Een stevige greep. We kijken elkaar aan. Inderdaad. Dit is de blik van een krachtig mens. Van een mens met veerkracht. Van mijn dochter.

‘Melissa, ik heb toen tijdens een gevecht iemand met een kei neergeslagen. Het was zelfverdediging. Het meisje dat me aanviel, was gestoord.’

De woorden komen hakkelend uit mijn mond. Ik vertel verder, langzamer nu, begin opnieuw, met de camping waar mama en ik verbleven. De verhalen komen: over zwemmen in de Castellane, over de picknicks in de bergen, over mijn liefde voor een jongen uit het dorp, over zijn jaloerse ex-vriendin, over haar pogingen om ons te volgen, over haar vraag of we eens konden praten bij de Cercle Sacré, over mijn onnozelheid om daarheen te gaan terwijl er onweer op komst was, over haar aanval, over onze vechtpartij in de regen, over dat mes dat er ineens was en haar pogingen mij daarmee neer te steken, over de dikke kei die mijn vingers vonden en waarmee ik haar zo hard ik kon tegen het hoofd sloeg, over hoe ze viel, over hoe ze daar lag, bewegingsloos, bloedend, over hoe ik naar mama rende, in de storm…

‘En toen oma en ik even later bij de Cercle Sacré arriveerden, was ze weg, Melissa. Jeanne was gewoon verdwenen. We hebben het hele gebied uitgekamd, maar we vonden haar nergens. Nog diezelfde middag waren we al onderweg naar Nederland. Oma wilde geen enkel risico nemen. Kijk hier,’ zeg ik, terwijl ik naar het langgerekte litteken op mijn kuit wijs. ‘Dit is het resultaat van een uithaal van Jeanne met dat mes. Ik vocht voor mijn leven.’

Op de neus van Melissa verschijnen kleine zweetdruppeltjes. Haar mond hangt iets open.

‘Maar mama, waarom ging je dan terug naar Mosset?’ vraagt Melissa, terwijl ze mijn hand stevig vastgrijpt.

Ik draai me weg van haar gezicht en staar naar de zee. Vertel ik haar over Benoît en dat hij de vader van Koen is? Een zeilboot trekt over de horizon. Precies op de lijn tussen zee en lucht. Alweer een lijn. Overal zijn lijnen. ‘Cross the line,’ zeggen ze in het Engels. Nee, dit is een grens die ik nog niet passeer.

‘Het was een impuls, Melissa, ik was even de weg kwijt na het overlijden van oma, met grote consequenties, want iemand achtervolgt me.’

Ik vertel haar het hele verhaal, over het château, over de verdwijningen, over de dood van Pierre Roland, Emile Bestavy en Georges Pena, over mijn vermoeden dat er een vluchtweg is, ergens in dat kolossale château, over de brieven, over Théodore Perrine en zijn oog-om-oogdreigementen, over het collier van Catherine, over mijn vernielde schilderij, over mijn jacht op mijn belager, over het dossier dat ik in mijn computer heb aangemaakt en waarin ze alles kan lezen…

‘Mam, je moet hier weg!’ roept Melissa op een bepaald moment, terwijl ze tegen mijn schouder duwt. ‘Dit is veel te gevaarlijk. Het maakt me bang!’

Ze begint te huilen.

Ik neem haar in mijn armen. Haar blote huid gloeit tegen de mijne.

‘Lieverd, ik kan nu niet weg,’ zeg ik, terwijl ik haar stevig tegen mij aandruk, ‘want ik ben nergens meer veilig, waar ik ook heen ga. Ik heb geen andere keus dan uitzoeken wat er gebeurd is. Ik moet die psychopaat vinden en uitschakelen. Pas dan krijg ik rust. Maar je kunt me helpen, door mijn back-up te zijn, zoals vorige week vrijdag, toen ik je die sms stuurde voordat ik het château in ging en jij me even later terugbelde. Weet je nog?’

Ze beweegt haar hoofd kort op en neer. Haar lichaam schokt tegen het mijne. Kan ze dit wel aan? Heb ik me niet vergist? Nee, hier wordt ze sterk van. Zo krijgt ze veerkracht.

‘Melissa, kom op,’ zeg ik streng.

Ik pak haar hoofd in mijn handen en we kijken elkaar aan. Twee identieke topaasblauwe ogen. Ze slaat haar blik neer en tranen rollen over haar wangen.

‘Ja, mam, is goed,’ zegt ze na een korte stilte, terwijl ze haar kin ferm opheft. ‘Zullen we naar huis gaan en door je bestanden lopen? Ik wil álles weten.